standhouding meer bestaat, schijnt dit ook op de bedienden
te zijn overgegaan tot staving van de spreekwijze: zóó heer
zóó knecht. Deze getuige heeft desniettegenstaande gespro
ken van een zware ketting, welke hij heeft vervoerd. Dit is
volgens den verdediger een belangrijk punt. De beschuldigde
wist er zich bij navraag wel iels van te herinneren dat hij die
ketting had geleverd, doch wist het niet zeker; maar als het
zoo was. dan moest Dobbelaar ze vervoerd hebben. Die ketting
weegt 720') amsierd. ponden, berekend tegen f10 per 100
atnsterd. ponden, makende dus een vergeten post van f720.
Dit - zegt spreker -- is niet gezocht maar juist, edel groot
aclub. heeret)Gij hebt het gehoord, niet alleen J. Dobbelaar
maar alle andere getuigen hebben gezegd„er is een zware
ketting over de bank gesleept, en daaraan heeft men het be
houd van het schip te dunken gehad." Er is dus bewezen dat
er een kettmg geweest is; er is bewezen dat zij uit Vlissingen
was; het staat vast dat voor die ketting niet gerekend is.En nu
zal men toch niet willen, dat onder de kommissiebeloonitig
voor arbeid hei leveren van een ketting begrepen worde.
Bij die f 720 zou nog kunnen gevoegd worden een post die
niet in uilgaaf is gebragt van f 'f2.3, als door den beschuldigde
ter hand gesteld aan den kapitein J. J. Koster, maar hierop
zal de verdediger niet te veel drukken daar deze inmiddels is
vergaan. Hij betwist voorts de anot&tie van den beschul
digde: Zij is waar, maar niet geheel. Den 22 februarn
toch. is de laatste datum welke daarop is vermelder is echter
zeker gewerkt tot 23 februari) en in maart waren de hoornen
in Vlissingen als gedrapeerd met dekens welke daar de droo-
gen hingen enz.; en waar na 2S februari) een massa geld is
uitgegeven, wordt alleen als laatse datuin van uitgifte van het
laatste werkloon den 22 februarij genoemd.
Hierop wijst de verdediger er op dat, als men de verklarin
gen der verschillende onder eedegehoorde getuigen nagaat, het
blijkt dat een groot gedeelte der uitgaven niet op de rekening
staat vermeld, en brengt, daarbij eenige dezer ir» herinnering.
En al is het waar zegt hij dat de beschuldigde toen hij
in de instinkt te is gehoord, gezegd heeft den post f 1275 niet
hooger te kunnen regtvaardigen dan tot een bedrag van
f 639,80. zoo is er sedert veel veranderd, en de getuigen niet
a decharge maar de door het openbaarministerie gedagvaarde
getuigen, hebben \erklaringen afgelegd waaruit dat bedrag
blijkt met zeker f 400 verhoogd te zijn. - Het verschil wordt
echter meer dan gedekt door het bedrag van de ketting.
In de kompamie te Antwerpen van 2 maart is die rekening
erkend. Die rekening, welke sporen draagt van in overhaas
ting te zijn opgemaakt, is daar gebleven en daarom kon het
volgens den verdediger met anders of de beschuldigde
moest eene tweede maken gelijk aan de eerste.
Pleiter maakt hier nog eene opmerking: als de assuradeurs
kwitantien vorderden voor alle kosten welke moeten worden
gerestitueerd, dun zijn zij morahter oorzaak dat er materieel
bedrog moei plaats hebben.
De tijden van veemen en gilden vvenseht hij nietterug, maar
voor één ding waren zij naar zijne meening toch goed men
had zich alsdan namelijk slechts te bemoejen metéén man en
niet met zoo vele individuen. Hoe kan een reeks van uitgaven
van dien aard mei kwitantien worden geslaafd. Meermalen
gebeurt het dat men iemand slechts een dag. een uur. ja zelfs
maar een oogenblik noodig heeft, en hoe korten tijd hij ook
gewerkt heeft, in meerdere of mindere mate daarvoor gelde
lijke vergoeding schenkt. Zulke meuschen kan men toch
zegt sprekermet allen kwitantie laten teekenen. Vooreerst
gebeurt hei zeer dikwijls dat men de mensehen niei kent. dat
zij geheel vreemd zijn; ten andereu heeft men daartoe niet
altijd den tijd 't is onverantwoordelijk in één woord om
kwitantien te vorderenen ik herhaal het dat de assuradeurs
morahter oorzaak zijn dat er materieel bedrog moet plaats
hebben.
Alsr.n tot de tweede rubriek genaderd, posten van vaartui
gen, brengt de verdediger daartoe de punten nos. 3, 4. G. 7, 9
en 15 tot een gezamenlijk bedrag van f4940. Tegenover dit
bedrag staat in ontvang f 4-950. l)e laatste rubriek cijfers na
gaande acht hij het niet moeijebjk te hetoogen dat hier niet
is gepleegd een strafbaar faux, omdat hier niet is gehandeld
ten nadeele van anderen of tot eigen voordeel.
Spreker bestrijdt vervolgens het systeem van het openhaar
ministerie als het hij monde van den prokureur-gcneraal
vroegwie gaf den beschuldigde het regt om voor het gebruik
van de Vrouw Helena en de hoogaarts belooning te eischen
De beschuldigde zal toch wel mogen rekenen voor hetgeen h ij
leverde! Met eerbied gezegd, noemt de verdediger diestel
ling van liet openhaar ministerie ondoordacht en hoopt dat
zij ook als zoodanig hij nader inzien, zoo niet door den pro-
kurp.ur-genevanl dan toch door het hof zal worden beschouwd.
De kosten der ekipage van zijn schip mag hij in rekening
brengen, doch men heeft de handen in een geslagen over liet
hooge cijfer, f300 voor de Vrouw Helena en f 50 voorden
hoogaarts! In abstracto is dit duur, doch in de bestaande om
standigheden is het niet te duur. Die schepen worden steeds
in gereedheid gehouden om bij averij dienst te doen zoo als
gebleken is bij den Dollart. Soms zijn zij vee! in gebruik maar
somtijds verloopen er ook jaren. In verband met hetgeen met
die schepen gedaan wordt, stemt de verdediger volstrekt niet
toe dal het te duur is. Men heeft gelagchen zegt pleiter
om het antwoord van den getuige Muller, die toen hij ge
waagd werd hoe veel hij per reis wel zou rekenen, zeide bij
ruw weer als het een moeijelijke reis was, daarvoor f 1000 te
zullen stellen, Doch dit gezegde is niet zoo dwaas. Dergelijke
diensten worden grof. zeer grof betaald. En tot staving dezer
laatste heivering haalt de verdediger een voorbeeld ten civiele
aan. En wanneer de assuradeurs de berekening van f 300 en
f 50 te hoog vinden, dan kunnen zij langsdencivielen weg tot
verevening komen.
Spreker staat vervolgens stil bij de Vrouw Helena als kost-
schip. Hij herinnert hoe J. Dobbelaar verklaard heeft dat hij
voor acht dagen logies f 300 rekenen mogt, daar het een hoogst
gevaarlijk werk was.
De post van f350 in rekening gebragt voor ankers en ket.
tingen wordt gestaafd door eene valsehe kwitantie, maar de
verdediger bestrijdt het denkheel aan het bestaan van kwade
trouw. Ten deze brengt hij een geval in herinnering dat in
het vorige jaar met Kamermans bij tie regtbank plaats had en
waarbij hem bij vonnis der regibank f 2500 werd toegelegd
alleen voor bet naar boord brengen.
De post van f 50 ten name van J. Dobbelaar valt weg. Vol
gens den verdediger weet geheel Vlissingen dat Dobbelaar
niets anders beteekent dan Smith.
Het 1 5e punc der akte van beschuldiging noemt hij onjuist
voor wat betreft den daarbij voorkomenden post van f I 7 1-.L9.
die men zijns inziens ten onregte op de rekening heeft
zoeken te brengen. De post van f 7ó. diverse bootsreizen,
acht hij niet te hoog berekend en hij kan niet aannemen dat
voor dien post eenige valsehe bedoeling zou hebben bestaan.
Onder de derde rubriek, diverse posten, rangschikt de ver
dediger de lie. 13e en 14e post.
Pleiter vangt de/en rubriek aan met de stelling dat de be
kentenis van den beschuldigde dat hij een valsch handteeken
lieefi gezet mei voldoende is. Eerst moei het bewijs, worden
geleverd nat hij dat handteeken heeft gesteld.
Ten opzigte van de kwitantie geteekent L. Baart: heeft de
beschuldigde gezegd „ik heb ze zelf gesteld" en die bekente
nis later weder ingetrokken. Vooreerst merkt de verdediger
in het voorbijgaan op dat men te Vlissingen over het alge
meen zeer zonderlinge begrippen omtrent handteekeningen
schijnt te hebben. De zoon van L. Baart teekent steeds voor
zijn vader met zijns vaders voornaam.
Wat betreft, het terugtrekken der bekentenis: hij trekt.geen
bekentenis terug zonder wettigen grond, maar een zonder
wettigen grond gedane bekentenis. Wijzende op het getuigen
verhoor merkt hij aan dat op de wisselende persoonlijkheid
der getuigen Bitart en vooral van H. Baart moge gewezen
worden maar dat men daarop als getuigen toch moet afgaan.
Na in het kort de beide overige punten dezer rubriek te
hebben toegelicht en ook getracht het niet aanwezig zijn
van het kenmerk van misdadig opzet aan te toonen, stelt
de verdediger eene vraag aan het hof waarop hij vooraf
weet dat het niet gemakkelijk is een antwoord te geven,
evenmin als hij zelf haar beantwoorden kan. Hoe is de man.
die zoo veel handteekeningen had kunnen krijgen als hij maar
wilde, tot al die valsehe handteekeningen kunnen komen
Bij liet eerste woord hadden i rienden en hekenden gereed ge
staan om hem van dienst te zijn. Doch het was eene verre
gaande lompheid, wetende dat het stellen van die valsehe
handteekenmg uit moest komen; en die lompheid staaft
zijne bewering dat na de konfe entie te Antwerpen de
bepaling van het. overleggen van bijlagen alleen als eene
formaliteit werd beschouwd, waarmede hij het zoo naamv
met behoefde te nemen. En die opvatting was niet weinig
aangekweekt door de onvoorzigtige woorden van den heer
Genicot: „reken maargoed, en ik zal pogingen aanwenden
dat ge goed dat ge ruim zult worden betaald." Op
grond van art. 502 wetboek van koophandel bad volgens
pleuer de beschuldigde wel aanspraak op bergloon. Dat
loon heeft hij niet kunnen krijgen, waarop hij die volgens op
gemaakte rekening hcefr ingediend die voor deugdelijk werd
erkend „zullende door bijlagen worden gestaafd." En nu
heeft Inj ten aanzien zijner bestaande begrippen van eerlijk
heid gehandeld, doch zonder kwade trouw.
De verdediger heeft nu zijn derde punt bereikt, waarin hij
tracht aan te toonen dat de besproken feiten niet door den
nederlandschen regter kunnen worden gestraft, op grond van
de bepalingen der wet. die leert dat de goederen van vreem
delingen afzonderlijk niet door den nederlandschen regter
worden beschermd.
Het misdrijf van valschheid is, volgens spreker, niet denk
baar zonder „possibilité de nuire." Doch al had die mogelijk
heid beslaan en al had hij het werkelijk gedaan, dan had hij
het alleen gedaan ten aanzien van vreemdelingenliet „ge
bruik maken" is ook vervallen, want hij heeft daarvan eerst
gebruik gemaakt in het buitenland, bij het overleggen der
tekening, al ie liet stellen der valsehe handteekeningen in
Vlissingen geschied.
De verdediger wijstin het voorbijgaan opeenegroote dienst
hem den vorigen dag door het openhaar ministerie bewezen,
door de verklaring dat wie ook door de valsehe stukken bena
deeld worden, nimmer de onderteekenaars; is dit zoo, dan
blijft er niets anders meer over dan het henadeelen van vreem
delingen. Ten deze gaat de verdediger de bepalingen der wet
na onder opmerking dat het onverschillig is wie zulks zijn.
onze thans bevriende naburen, de heigen, of wel de keizer van
Japan of de onderkoning van Egypte,daar die bepalingen
voor allen gelijkluidend zijn.
Eindelijk ziet pleiter zich genoopt zoo mogelijk den aard
des misdrijfs met ééne klasse te verminderen. Daartoe wendt
hij alles aan ten einde langs juridieken weg te trachten zijne
overtuiging bij het hof te doen deelen dat de bedoelde ge
schriften niet tot geschriften van koophandel kunnen gebragt
worden. Pleiter betoogt dus weder dat de feiten den be
schuldigde te laste gelegd slechts kunnen vallen onder valsch
heid in onderhandsche geschriften en geen kommercieel
karakter hebben, tot welk betoog verscheidene arresten wor
den bijgebragt.
Ten slotten blijft de verdediger niets meer over dan de be
schuldigde bij het hof aan te bevelen, zoo hij mogt worden
gekondemneerd. Hij doet daarbij uitkomen dat de handel
wijze van de assuradeurs jegens den beschuldigde niet loijaal
is te noemen, en dat zoo men een civielen weg was ingeslagen,
alsdan volgens art. ]8G, wetboek van burgerlijke regtsvorde-
ring.een andere konditiezou gemaakt zijn,en de beschuldigde
hier niet zou gezeten zijn.
Wordt hij gestraft, dan is de vraag van den yeVdedigè'r
welke straf zal hem worden opgelegd? Wordt bij'gestraft;
dan zal hij gedurende korteren of langeren tijd zijne vrijheid
tnoeten missen. Maar er zijn twee verschillende gevangenis
straffen: eene kriminele en korrektionele. Hij hoopt dat het.
hof het hem ten goede zal willen houden dat hij zich voor een
oogenblik als het ware op hun terrein begeeft; dat zij mogen
bedenken de gevolgen niet alleen van materiële» aard. maar
ook in andere opzigten aan tie oplegging eener kriminele straf
gepaard, èn voor den beschuldigde, èn voor de zijnen die met
ouzekeren angst eene beslissing te gexoet zien, en daaronder
niet het minst die kinderen die als officieren in verre gewesten
met eere de nederlandsche vlag verdedigen. De kriminele
straf staat voor den beschuldigde geljk u.ei de doodstraf, we
gens zijn geschokt gestel, door een toeval hem bij z.jne arres
tatie overkomen;eene kriminele straf zal den beschuldigde de
mogelijkheid benemen om ooit de zijnen weder te zien. Een
korrektionele straf echter is om verschillende redenen niet
zóó bezwarend en doet andere mogelijkheden ontstaan.
Bedenkt mijne heerenzegt spreker in hoofdzaak ten
slotte bedenkt dat de beschuldigde iemand is zonder
eenige de minste opleiding die zich zei ven door ijver en werk-
zaauiheid heeft voortgeholpen en eene eervol.e plaats in de
maatschappij heeft bekleed, die verschillende levenservarin
gen heeft opgedaan en zelf drie malen in groot 1. vensgevaar
heeft verkeerdmaar tevens iemand Wiens begrippen over het
geen geoorloofd en mei geoorloofd is zeer beperkt zijn. Geen
de minste wetkeunis bezit hij vóór korten tijd had hij zelfs
geen algemeene wet in huis, en dat zijnde scheeps-makelaar.
U.erdoor komen vele zijner handelingen meer verklaar
baar en minder strafbaar voor.
Er is nog een punt: de speciale last is mij door den beschul
digde opgedragen om alle geldelijke naileelen uit zijne han
delingen ontstaan dadel.jk te vergoeden, waaraan ik zeer
spoedig hoop te hebben voldaan.
En nu. moetik eindigen ik moet zijn lot in uwe handen.
Uiten; ik vraag u in naam van hem en in dien zijner fauiielje:
schenk hem een ligte straf.
ik breng van ganscber harte hulde aan de woorden door
den voorzitter gisteren gesproken: elk die liet hart wel ge
plaatst heeft, gevoelt met den man een tl iep medelijdenen
deze woorden hebben niet nagelalen bij alle aanwezigen in
druk te maken!
En nu, inyne heeren! ik eindig ik beveel hem aan uwe
genade aan
Na re- en dupliek, waarbij van beide zijden wordt gepersis
teerd bij de uitgedrukte zienswijze, wordt de uitspraak be-
paald op aanstaanden zaturdagden 14 dezer des voormiddags
ten tien ure.
Gemengde bcriglcn.
In de vorige «eek is te Enschedé een sigaar aangestoken
aan de op ue plaats van een der afgebrande molens liggende
verbiamJe boekweit. De onderkoning van Egypte heeft
door zijnen sekretavis den prefekt der Seme 4U,UUu trunks tot
verdeel.tig onder de armen van Parijs doen ter hand stellen.
liet vervoer van reizigers en goedeien o.er den nederland
schen Rijnspoorweg heen gedurende ue maand mei opgebragt
t' 191,07 1zijnde f IÜ25 meer dan gedurende de zelfde maand
van het vong jaar, niettegenstaande de pinksterdagen het
vorig jaar m mei waren en thans ïnjumj zijn. Onder de
twaalf gewezen indische ambtenaren die dezer dagen naar
Si. George d'Eïtmna zullen worden overgebrugi bevinden
zich drie man die het ridderkruis der Mdnune Willemsorde
dragen, benevens twee vrouwen die de zelfde dekoratie bezit
ten wegens heidoen spriugeu v an eenige vijandel.jke beatings.
De eerste slulhngsdag der loudensche tentoonstelling heeft
ruim ilUU p. st. opgeleverd, dus meer dan den eersten zooda-
tngeu dag in 1851. üe opbrengst schijnt op verre na niet vol
doende om de kosten te dekken. Uoor een gezelschap van
drie honderd vijftig duitschers die over Frankrijk naar Lon
den reizen om de tentoonstelling te bezoeken, z.ju ei en zoo
vele plaatsen besproken voor de aanstaande Opvoering van
La juive in de groote opera te Parijs. Met zulk een buiten
kansje zou menige schouwburg gediend ziju en dat inden
zomer.
üe buitenlandsche tijdingen, vindt men in het tweede bijvoegsel,
HAKDELiBElUGm.
Prijxen van eHekten.
Amsterdam 7 junij.
Nederland.Certifik. Werkelijke schuld
dito Nationale dito
dito dito dito
Aand. Handelmaatschappij
Rusland. Oblig. 1798/181G
2 pet.
3
4
41
dito 1855, Gde serie.
Polen.
Spanje.
dito
dito
Aand. spoorweg
Leening I860
Sehatkistobligatien
Obligatien
dito binnenlandsch
Certifik. coupons bewijzen
Krediet instelling
Oostenrijk. Obligatien Weener metalliek
dito amsterdamsche
dito nationale
dito 1847/1852
Bank aktien
Certifikaten bij Rothschild
dito
dito
Belgie.
Portugal.
Grenada.
V.§aezuela. dito
RUuajs. dito
'Metüp. dito
Lottden G junij. ten 12 ure. Consols 92.'
-Weenea 5 junij. (slotprijzen) Metallieks pet. 71.30.
Parijs 6 junij. (slotpr.) 4£pct. compt. 97,50 3pct. 70,35t
5
4
5
6
4*
M
4
2
3
5
5
5
2è
3
n
3
3
2*
.7
3
G3tV
981*
102;
7H
91TV
1974
89;
m
43
48 H
5lgf
73;
go;
53*
45
44*
17*
21*
84