MIDDELBURGSCHE r 65. Zaturdag 1862. 31 Mei. s|S«M Editie vstii vrijdag avond 8 ure. middelburg 30 Mei. In de zitting der tweede kamer van woensdag zijn aange nomen al de onteigêmngs'vvtyjfci tot aanleg van de spoorweg- sektiën Utieclit.4^jenhemZntphenNieuwediep- Nie(lorperverl;ia5jBjfldÉ|jjP«t.'ht-Roermond. Bij het eerste antwoordde fêJÊtoxjÊtr,fi&ar aanleiding der aanmerkingen in het eimh'g.wg, dïït de brug lo Kuiienbnrg oostwaarts moet worden genomen om geen te slecht terrein te ontmoeten. Men moest echter altijd naar Bommel, Gevaar voor overstroo- mingen was niet te vermijden, en daaraan zal de weg altijd bloot staan. Aan het verlangen ora onteigening voor geheele lijnen te gelijk te doen plaats hebben, kan ?ondei' vertraging YOor andere lijnen geen gevolg worden gegeven. De heer van Lidt de Jende meende dat de strekking der wet verder ging dan de inhoud. Hij voorspelde groote be zwaren uit de rigting op Kuilenburg, betgeen deheer Mackay bestreed. Dit ontwerp w(?rd met 54 tegen 1 stem aangenomen, zijnde die van den heer van Nispen van Sevenaer. 1-Iet wetsontwerp betrekkelijk de sektie.Nieuwediep-Nie- dorperverlaat, deed den p.udep strijd, over de rigting van den Noord-Hollandschen spoorweg herleven. De heeren van Heukelom, Storm, Cool en van Bosse, betoogden dat de wes telijke rigting de voorkeur verdiende in hetbelang der scheep vaart op het Noord-Hollandsche kanaal, de kosten, en het defentiewezen. Dit gevoelen voiul tegenspraak bij de heeren Tutein Nolthenius en Mensonides. De minister zeide dat hij de aangenomen rigting. niet zon gekozen hpbben, maar dat hij de zaak nu als een faitaceompli beschouwde en dat men in de verdere uitvoering verbeteren zou wat te verbeteren was. De Zaanstreek was ook door de gekozen rigting niet uitgesloten. Ten slotte werd hot wetsontwerp met 37 tegen 20.stemmen aangenomen. De twee andere onteigeningswetten werden met algemeene stemmen goedgekeurd. De onteigeningswet voor den aanleg van de lijn Uirechttot den IJssel gaf aanleiding tot eene diskussie tusschen de heeren Duinbar, van Goltstein en den minister van binnenlandsche zaken. De eerste beweerde dat ttic de onteigening namens den staat procedures zouden kunnen voortvloeijen en dat de onteigening moest geschieden namens de nederlandsche cen traal spoorweg-maatschappij. Hij stelde een daartoe.strek kend amendement voor. De minister bestreed die meening maar was van oordeel dat in het vervolg bij koncessien op dit punt kon worden gelet, want dat onteigening pok ten behoeve eener maatschappij kon plaatshebben. Het amendement werd verworpen met 43 tegen 11 stemmen en bet wetsontwerp met algemeene stemmen aangenomen. Bij de diskussie over het wetsontwerp tot goedkeuring van eenige bepalingen van het handels- en seheepvaartverdrag met Turkije, ontwikkelde de heer van Zuylen van Nyevelt eenige bezwaren, vooral tegen de bepaling dat nederlandsche schepen een firman noodig hadden om de Dardanellen bin nen te zeilen. De minister toonde daarentegen de v.oordeelen bij het trak taat bedongen aan, dat met algemeene steramen werd aan genomen. De minister van financiën, het eindverslag over het wets ontwerp tot amortisatie van schuld beantwoordende, ver klaarde met genoegen te hebben gezien dat vele leden op meerdere amortisatie aandrongen. Daar bij de bank 26 a 27 millioen aanwezig waren en van liet batig slot van 1861 nog niets in de schatkist was gevloeid, zou hij na het reces over wegen of hij een nader voorstel kon doen. Dit wetsontwerp en dat tot verlenging van den termijn vastgesteld bij art. 3 der wet wegens het indisch muntwezen werdendaarna zonder diskussie met algemeene stemmen aangenomen. Insgelijks had de aanneming zonder beraadslaging plaats van het wets ontwerp tot wijziging en verhooging van hoofdstuk VIII der begrooting voor 1861, wa^vtegen zich echter vijf leden ver klaarden. Over de konklusiën der aan de orde gestelde verslagen had geene beraadslaging plaats. Daarna heeft de kamer in komité generaal behandeld de huishoudelijke begrooting voor 1863, en is daarop tot nadere bijeenroeping uiteengegaan. In deze zitting zijn ingekomen de staatsrekeningen over 1859 en 1860, die gesteld zijn in handen der heeren Meyliuk, Blom, Begram, van Lidt de Jeude eo Kingma. De heeren van Bosse en van Zuylen tan Nyevelt hebben uitgebragt verslagen namens de kommissiën, in wier handen waren gesteld de inlichtingen op het werk van Money„IIow to manage a colony", en over de wijziging in het postverdrag met Pruissen. Omtrent de verdere reis des konings door deze provincie meldt men ons nog het volgende: Sas van Gent. 28 mei. „Ter Neuzen verlatende reed Z. M., onder begunstiging van het schoonste weder, vergezeld door de eerewacht dier gemeente, langs het kanaal tot Sluiskil; waar Z. M. door de uiterst keurig en toch eenvoudig versierde eerewacht van 32 ruiters van Sas van Gent werd afgewacht en door den koramandanf, den lieer P. L Nolson, slnismeester, werd verwelkomd en het geleide werd aangeboden, hetgeen i door Z. M. welwillend werd aangeboord en aangenomen. „Onder het spelen van de muziek, het luiden der klokken en den welkomsgroet „leve de koningvan al de inwoners, thans vermeerderd met duizemle vreemdelingen, vooral Vla mingen, kwam Z, M. juist ten 1 uur in de gemeente aan. waar j fiij door den burgemeester, de leden van den raad en deleden van de hanilboogcchuttei-ij vab ST. Sebastiaan met hare banier en onderscheidingsteekenen werd afgewacht. Na door den burgemeester te zijn verwelkomd en diens toespraak welwil lend te hebben beantwoord, reed Z. M, langzaam en steeds groetende opder eene door de gemeente opgerigte vierkante eerepoort, die met de woorden „aan den koning, den vader des vaderlands, leve Willem III, voor Nederland en Oranje" prijkte, naar het schoon inet bloemen, draperiën en tapijten versierde, stadhuis, waar een prachtig dejeuner Z. M. en gevolg wachtte. „In de gemeentekamer, thans in eene doorbloemen koepel vormige zaal herschapen, gekomen, betuigde Z. M. daarover zijne bijzondere tewedenheid. zoodanig dat Z. M. die rang schikking zelf beschouwde en aan. den heer II. van de Wat- tijne, 'aan wien hij verzocht de fransche taai te bezigen, de namen van eenige bloemen vroeg. Aan tafel gezeten vroeg Z. M. den. lieer burgemeester wel aan zijne zijde te willen plaats nemen, terwijl hij de leden van den raad en daarna zij n gevolg tot plaatsneming uitnoodigde. Na over de belangen der gemeente het een en ander gesproken te hebben zeide de koning aan den kommissaris des konings in dit gewest dat Z. M. zeer wenschte dat aan het verzoek dezer gemeente werd voldaan om haar eene provinciale en rijks subsidie te geven voor een grindweg van hier over den dijk van St. Albert- polder naar Philippine, die later na verlenging de eenige weg over hollandseli grondgebied zijn zal om van het 4e in het 5e distrikt te geraken. Na ook over de handboogschut- terij, waarvan Z. M. de bijzondere beschermheer is, te hebben gesproken, herinnerde de kommissaris des konings aan bgt reeds \erstreken uur. Z, M. drukte zeer zijn spijt uit. ver- pligt te zijn reeds naar Axel te moeten vertrekken hij be dankte den burgemeester minzaam voor de goede ontvangst, en na deze woorden gezegd te hebben: „alhoewel Sas van Gent aan de uiterste grens van mijn rijk is gelegen, en ver verwijderd is van mijne residentie, zoo verzeker ik u toch. dat het mij zeer na aan 't hart ligt," verscheen Z. M. op het bordes onder een daverend gejuich van „leve de koning!" en „vive le roi!" der opeen gepakte menigte. Alvorens Z. M. naar het rijtuig ging. sprak hij zeer minzaam tot eenige aan het rijtuig geschaarde leden van de handboogschutterij, terwijl de secre taris daarvan, de heer F. Calami, onder het aanbieden van de lijst der leden Z. M.. den beschermheer, kompümqnteerde. „Zeer langzaam en steeds met de hand groetende reed Z. M. langs de geheele Westkade door de Gentsche- en Zuidstraat, rond de markt en door de Jodenstraat, allen met eerepoorten, groen en vlaggen versierd, over tie brug van liet kanaal waar Z. M., die reeds, even als de kommissaris des konings, zijne be- j wondering over de schoonp ligging dezer gemeente had te j kennen gegeven, een schoon gezigt had op het van versierde schepen, stoombooten. barges en bootjes wemelende kanaal, aan wiens boorden eene lange rij schaduwrijke boomen een j steeds aangenaam gezigt oplevert. „Over de brug gekomen voor de fraai geschilderde en met boogstdeszelfs portreten wapens versierde eerepoort, door de h an dboogsch ut te r ij opgerigt, hield Z. M. op en bezigtigde haar met oplettendheid, terwijl hij aap voornoemden sekreta- ris eenige bijzonderheden over hunne vqreeniging vroeg. Een voor een nam Z. M. de medaljes van de direktie en van eenige leden in de hand en onderhield zich minzaam met hen. hun tevens van zijn bijzondere bescherming nogmaals de verzeke ring gevende. Daarop vertrok Z.M. onder een daverend,hoera van „leve de koning!" eenige minuten over.half drie, onder het geleide dezer eerewacht, door de gemeente Westdorpe naar Axel." Zieuikzee 29 mei. „lieden namiddag ten 2 ure arriveerde Z. M. mei Hl), gevolg alhier. Door de ter reedeliggende schepen werden 132 salutschoten gelost, toen het koninklijke jagt De leeuw de hayen binnen stoomde. De burgemeester met de leden van den raad.desekretarisenverdereautoriteiten.de dienstdoende schutterij, de eerewacht te paard en het korps muziekanten waren bij de aanlegplaats aan de Nieuwe haven, die op de smaakvolste wijze was versierd, gelijk de geheele Nieuwe haven met zijne standaards, guirlanders, bloemen, ornamenten en kolossale zuil een,hoogst verrassend schouw spel aanbood. De burgemeester bragt Z. M. eenen bartel ij ken welkomsgroet, welke op de minzaamste wijze door Z. M. werd beantwoord. Ontelbaar was de digt opeen gedrongen volks massa, die was toegesneld oin den geliefden vorst te zien. Uit bundig was liet gejubel, onuitsprekelijk groot de geestdrift. Z. M. steeg in het rijtuig, waarin mede plaatsnamen 'skonings kommissaris. de generaal van Lijnden en de burgemeester. Naast het rijtuig reed. de kommandant der eerewacht mr. W. C. de Crane; het werd voorafgegaan door een peloton der schutterij, het korps muziekanten, eene afdeeling der eere wacht. onder kommanflfo van den onder-kommandant jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije, en gevolgd door de 2e afdeeling der eerewacht, ouder kommando van jhr. mr. J. H. P. van Doorn, vier rijtuigen waarin gezeten waren het gevolg des konings en de leden van den raad. terwijl de trein gesloten werd door een peloton der schutterij. De trein nam den weg langs de Nieuwe haven., de zuidzijde der Oude haven, den Dam, de noordzijde van de Oude haven en^vervolgens door de Noordhavenpoort. „Wasde Nieuvrehaveii allerprachtigst versierd,ook de heide zijden van de Oude haven, het Vischslop, de Poststraat, de Melkmarkt muntten uit door fraaije versieringen. Overal stonden masthoornen geplant met kransen en bloemen om hangen. Kolossale eerepoorten met toepasselijke inskriptiën waren er van gemeentewege opgerigt. De arbeiders van het voormalig St. Jansgilde hadden eene fraaije eerepoort vóór den zoogenaamden Zakkedragerskelder opgerigt. Ook inde Molenstraat, had men een bewijs van liefde tot den koning ge geven, en eene sierlijke poort opgerigt. Vooral mogen wij niet vergeten, en wij hadden dit. wel het eerste mogen noemen, was de versiering, die de bewoners van den Dam aan hunne straat hadden aangebragt, prachtig. De guirlanders, die in de smaak volste kronkelingen van de eene naar de andere zijde waren aangebragt en de poorten die aan het begin en liet einde der straat stonden, gaven het aanzien als of er eene lange rij van poorten stond opgerigt. Voeg hierbij dat keurig bewerkte kunstbloemen in overvloedige mate aan die guirlanders en eerepoorten prijkten, en men zal ligt vermoeden dat d.t een heerlijk schoon gezigt opleverde. Toen Z. M. de eerepoort doorreed, die geplaatst was op het plein der voormalige stand plaats van de kraan, stonden daar geschaard deleerÜngen der zangschool van de onderwijzers L. Karreman en J. Rensen, die Z. M. meteen lied begroetten, waarvan een uiterst, fraai geschreven exemplaar den koning werd overhandigd. „Buiten de Noordhavenpoort verliet de schutterij en het korps muziekanten den trein en zette Z. M.. begeleid door de eerewacht en gevolgd door hoogstdeszelfs gevolg, den rid naar Noordgouwe voort. Aldaar stonden de burgemeester, de leden van den raad, de sekretaris, het kerkbestuur en de eere wacht, van Noordgouwe, Dreischor, Zonneinaire en Bomme- nede, onder kommando van den lieer K. Hocke Hoogen- boom en (Fe-onderkoirimandanten J. Hocke en P. Goemans. Z. M. op te wachten. Na eene gepaste toespraak des burge meesters, die de eerewacht aan Z. M. presenteerde en nadat ook de kommandant der eerewacht zijn kompliment aan Z. M. had gemaakt, reed Z. M.naar Dreischor. Te Schud de- beurs stond een fraaije eerepoort. Ook voor de buitenplaats van den heer mr. van der Lek de Clereq. lid der eerste kamer, was eene eerepoort opgerigt, die van veel smaak getuigde. Van het bezoek in de overigegemeenten zal in een volgend nummer verslag worden gegeven. Thans moet ik echter reeds melden dat op den rid tiaar Dreischor een der rijtuigen, het welk werd bestuurd door den postiljon des konings en waar in gezeten waren, de baron Rengers, de baron van Lijnden, zoon van den kommissaris des konings en de beide vvethou- ders, bij bet afrijden van den dijk omsloeg. Eerstgenoemde had zich aan het been bezeerd, de drie overigen kwamen met den schrik vrij. De koning toonde zijn belangstelling terstond en vroeg aan den veldwachter naar den naam der vrouw, die het eerst een glas water had gegeven, voor welke eenig geld werd ter hand gesteld. „Ten ure keerde Z. M. langs den GracMtweg door de Noordhavenpoort in de stad terug, zich naar zijn jagt bege vende, van waar Z. M. zich ten 6f ure naar het stadhuis begaf om gebruik te maken van liet dinér, Z. M. doocde gemeente aangeboden. Intusschen bragt Z. M. een kort oezoek aan de Nieuwekerk. De raadzaal was tot liet diner luisterrijk gedra peerd en wel aan het hoofdeinde met een trofee uit natio nale kleuren, omgord door oranje draperiën. waarvan de banier met het rijkswapen een uitmuntend effekt deed. Tegenoier de trofë was het wapen der stad geplaatst, omgeven door hare kleuren; verder was de zaal met zachte rosé en hemels- blaauwe stof gedrapeerd, terwijl er op verschillende plaatsen nog bloera-ornementen aangebragt waren. Voegt men bij dit alles nog de fraai geschilderde overgordijnen en de uitmun tende verzameling bloemen, het tapijt, alsmede de schoone liehtkroonen die onder de fraaiste mogen gerekend worden, dan zal men zich kunnen voorstellen welk een indruk de zaai bij het binnentreden op ieder maakte. Ook het lokaal voor de ontvangst van Z. M. ingerigt leverde een treffenden aanblik op. Eene fijne gravure van Z. M., in generaals-uniiorm, was omringd door de wapens van al de provinciën des rijks, welke met de draperiën en verdere dekoratien een schoon geheel opleverde. De heer J. v. d. Berg uit Leiden, aati wien men het de'koratief der zaal had toevertrouwd heeft zich daarvan voor treffelijk gekweten en verdient daarom allen lof. alsmede de gebroeders Beens wegens de uitmuntend fijne kollektie bloe men. Niet minder was dit het geval met het diner zelve, dat aan de zorg van den heer J. J. Stroomberg van Rotterdam was opgedragen, hetwelk prachtig was gedekoreerd. zoo wel door gevogelte als de fijnste vruchten, waarbij bijzonder uitmuntte eene zilveren fruitëtagère, zoo dat het inderdaad vorstelijk mogtheetenen de heer Stroouiberg daarvoor allen lof en aan-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1