djoekongs werden de omstreken van Aboelong afgepatroel- jeerd; ieder, die in die streken werd opgevat, werd aan een streng onderzoek ondevworpen de uitvoer van rijst uxt Bandjerniasing werd stipt bewaakt en daardoor al spoedig in Alartapoera en in de hovenlanden een groot gebrek veroor zaakt, en onophoudelijk spionnen in alle rigtingen uitgezon den. „Dit alles,vereenigd met menigvuldige marschen enkontra- marschen van detroepen. had eindelijk de gelukkige uitkomst, dat het gevolg van Hidaijat in den veelhoek, gevormd dooi de rivier van Bandjenriaffng. de Antassan en de lijn, die van Antassan Soetan naar Hamhoel loopt, opgehouden werd. Aan llidaijat gelukte het echter door de Martapoera-rivier te breken en met twee van zijne vrouwen de Ria-.n Kan an te bereiken. „Daar alle toevoer van levensmiddelen naar die streken af gesneden was. steeg de nood bij de vlugtelingen allengs zoo hoog. dat op den 22fébrunrij pangeran Wira Koesoema (halve broeder van Hidaijat) zich tot den resident, die toen juist te Martapoera was. wendde, met verzoek om hem uit de wilder nis, oostwaarts van Antassan Soetan gelegen, af te halen. „Men voldeed dadelijk aan zijn verzoek door hem eenige vertrouwde, inlandsehe hoofden met hunne \olgelingcn toe te zenden, die hem '.bidden in een moeras aantvoffen en in <len avond van den 22 met zijne vrouwen en kinderen, armoedig, ziekelijk en bevreesd voor zware straf, in de versterking Mar tapoera bragten. „Den volgenden dag vernam men van een gedrosfen pande ling van Ratoe Siti (moeder van Hidaijat). dat zij op Wira Koesoema zeer vergramd was. omdat hij zich had overgege ven en. uit vrees van nu ook ontdekt te zullen worden, eene andere schuilplaats in de moerassen had opgezocht. Terstond werd het d.striktshoofd met et-nig volk. henevens pangeran Sjerif Ilasini met zijne lingganezen naar de vermoedelijke schuilplaats van Ratoe Siti gezonden, aan wie het gelukte. 11a tot ovr- do heupen in hei water loopende. in een aller moeije- lijksi i. mi eenigen tijd te hebben gezocht, de schuilplaats van Ratoe Siti en van de kinderen enz. van Hidaijat te ont dekken en hen te Martapoera te brengen. „Drie dagen later, den 20 februarij, werd den resident een brief van Hidaijat overhandigd, waaruit bleek dat hij berouw gevoelde over zijne handelingen en van d'6 plaats, waar hij zich bevond, wenschte afgehaald te worden. Alle voorzorgen werden nu genomen o:n deze laatste zending naar den op standeling niet. even als zoo vele vroegere, te doen misluk ken. Eene militaire beweging hield Demaiig Lehman van Hidaijat verwijderd en een brief van den resident, waaraan ook pangeran Wira Koesoema eenige regelen toevoegde, moest Hidaijat verzekeren, dat hem geen leed zou geschieden en dat zijne famielje zich gelukkig achtte uit hare ellende ver lost te zijn. Deze laatste verklaarde bovendien in tegenwoor digheid van den overbrenger van den brief, dat zij geen be rouw had zich overgegeven te hebben en zich gelukkig achtte in handen van den resident te zijn. „Pangeran Hidaijat werd hierop in den nacht van 2S febru arij op den 1 maart in de versterking te Martapoera binnen geleid. Ook hij en de zijnen zagen er ellendig uit. terwijl hij bekende in drie dagen geen ander voedsel dan wortels van hoornen gebruikt te hebben. Ootmoedig vroeg hij vergiffenis voor de verkeerdheden, die hij bedreven had zonder eigenlijk te weten wat hij deed. Nopens zijn vlugt op den 3 februarij verklaarde hij daartoe vroeger geen plan te hebben gehad, maar op de hoogte van de bovenbedoelde mesigit gekomen, door zekeren pambekel Mail te zijn aangeroepen en naar den wal gevoerd, waar men hem, onder voorgeven dat de soldaten hem op de hielen zaten eu (louden wilden, met zijne vrouwen bij de armen tusschen het volk heeft getrokken. Loopende heeft hij daarop Pnsiangan bereikt, zoo «lat zijne vlugt geschied is zonder dat hij het bewustzijn had van hetgeenigebeurde. „Hidaijat is na zijne overgave gelast eenige zijner bloedver wanten. die nog voortvlugtig waren, op te roepen, welke oproeping ten gevolge had, dat reeds in den morgen van den 1 maart pangeran Koesoema Indro, radlieu Toejong, Goesti Isa alias pangeran Alj Basa en Goesti Oenoes. allen naauw aan Hidaijat verwant, met hunne vrouwen en kinderen naar Mar tapoera afkwamen. Met uitzondering van Tirta Koesoema met zijne zonen en van AminOelahen Antasarie met famielje, zijn alzoo geene voorname prinsen meer bij den opstand. „Nadat om alle sloornis te voorkomen, gelast was dat nie mand binnen Martapoera zich buiten zijne woning mogt ver- toonen, etnbarkeerden in den avond van den 1 maart aan boord van den stoomsleper Kapitein van Os: 1. Hidaijat, met4 vrouwen en 3 kleine kinderen; 2. Ratoe Siti, moeder van Hidaijat; 3. Pangeran Sasra Roesoema. zoon van Hidaijat. met zijne vrouw; 4. Pangeran Wira Roesoema, hal.e broe der van Hidaijat, met 2 vrouwen en 3 kinderen5. Pangeran Aboe Bakar, met 1 kind en zijne ratoe (dochter van Wira Koesoema); G. Njai Toesa (weduwe van den vroegeren Mangkoe Boemi Nata); 7. Ratoe Sjerif Koesoema (dochter van pangeran Sjerif Comar)S. Pangeran Indra Koesoema met zijne vrouw (dochter van Hidaijat); 9, Pangeran Ali Basa. met zijne vrouw (dochter van Hidaijat)10. Radhen Toejong, met zijne vrouw (zuster van Hidaijat)J l. Goesti Oenoes (zoon van den vroeger opgehangen pangeran Koe soema Nmgrat). benevens 12. vijf gewezen hoofden of man- tri's van Hidaijat, die vroeger nu en dan aan den opstand hebben deelgenomen. „Vóórdat Hidaijat Martapoera verliet, heeft hij getracht de hoofden van den opstand, Amin Oela en goesti Mat Saidt bij peeiale tjaps (met zijn zegel bekrachtigd) tot onderwerping over te halen en bij een geschrift alle hoofden van den opstand en hunne \olgelingen, die nog in verzet mogten zijn en blij ven, met den vloek van God en van zijne voorvaderen be dreigd. Demang Lehman heeft sedert 3 februarij met twee zijner voornaamste volgelingen, Noto en Gamar, die wegens hunne wreedheid vermaard zijn, alles gedaan om pangeran, Hidaijat en de zijnen uit onze handen te houden, en aan het bestuur allerlei moei] el ijk heden in den weg gelegd om met Hidaijat in aanraking te komen. Maar weinig personelen moed bezittende, hebben zij niets doortastends durven onder nemen. Volgens herigten moeten zij gevlugt zijn naar de bosschen en bergen boven Mengapan." Gemengde herigten. Te Caithness in Schotland is dezer dagen zekere Kenneth Murray in den ouderdom van 1 10 jaren overleden. Hij had tot het laatste oogenhlik het vollegenot van al zijnezintuigen. IIij kon den kleinsten druk zonder bril lezen en had geen enkel grijs haar. De opname der schade, door de werklie den in de fabriek van Gebroeders Horrix te 's Graxenhage door den brandgeleden, heeft doen zien dat ruim 100 werk lieden al hun gereedschap hebben verloren, terwijl de overigen grooter of kleiner verlies hebben ondergaan. De waarde van liet verlorene bedraagt ruim f 5500. Reeds is er bij de kom missie aan giften ingekomen eene som. van f 4022,05. Dooi den bakker G. J. van Brummen, te Zwolle, is aan Z. M. ten geschenke aangeboden een monster-krentenbrood, lang 1,0 el, breed 0,3 en dik 0.13 el, voorzien van een toepasselijk elf- regclig vers. Dit geschenk is door Z. M. ter beschikking ge steld van de stads-armeninrigting, onder bijvoeging van eene aanzienlijke gift in geld. ten einde die kinderen op chokolade te onthalen. Als eene merk waardigheid wordt medege deeld, dat zich onder de vrijwlfiigevs, die aan de revue te Brighton op den tweeden paaschdag deel namen, ecu man bevond. James Anderton genaamd, die reeds zijn Siste jaar is ingetreden. Hij had reeds onder de vrijwilligers van 1803 gediend en was thans nog in staat de manoeuvres even goed eu vlug als de jeugdiger vrijwilligers mede te maken. Onder de merkwaardigheden op de tentoonstelling te Londen zal de schedel van Confucius te zien wezen, dien de engelschen te Peking buit gemaakt hebben. De gouden doos, waarin de chinezen dien schedel bewaarden, moet kunstig bewerkt en ruim 1UU0 p. st. waard zijn. 'Iet vervaardigen van den leeuw, waarmede de gedenkzuil voor Nelson in Travalgar Square ie Londen versierd moet worden, was reeds in het jaar 1848 aan den engelschen beeldhouwer sir Edwin Landseer opgedragen, maar deze kunstenaar is nog steeds met de voor bereidende werkzaamheden van dit kunstwerk hezig. Eene daarop betrekking hebbende interpellatie van den admiraal Walcott in het parlement, gaf aan bet medelid Cow per gele genheid tot de ironische aanmerking, dat het genie zich immers niet laat bevelen. Vei'koopin^en ei» aanhcsteilingcn. Jl. zaturdag ziju te "Yzendijke in openbare veiling in 7 kavels verkocht de voormalige kazernen en daarbij behoo- rende stallen en paviljoen, aldaar gelegen, als: no. 1, 2, 3, 6 en 7, verkocht voor f 1650. en no. 4 en 5, verkocht voor f S50. Kus-gerlijke stand. (Van 19 tot 26 april.) Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging den 27 dezer K. Belderok, wedtiwn. 32j. met M. Hubregtse, jd. 24 j. P. Silrel. jm. 23 j. met C. L. Verlaat, jd. 29 j. A. Jacobse, jm. 28j. met J. J. van Tuijl, jd. 24j. W. II. Janszen, jm,23j. mei M. Hollestelle. jd. 25 j. A. Hollebrand. jm. 26 j, met W. II. Hegberg. jd. 80 j. G. M. Tarffson, jm. 2 Ij. met A. AI.dc Koster, jd. 29 j. J. Bounircz, vveduwn. 56j. met II. P. Ver meide, jd. 58 j. A. J. van Riet, jm. 26 j. met M. M. Jansen, jd.2Sj. C. D. T. Kruijihoff, jin. 29 j. met S. A. C. Boogaert, jd. 21 j. J. van Gilst, jm. 40 j. niet A. D. de Ridder, jd. 29 j. C. A. de Bruijne. jm. '22j. met C. L. A rends, jd. 31 j. Goes. Gehuwd: I). Rouw, jm. 29 j.. met E. de Dreu.jd. 22 j. S. Souier, jm. 29 j.. met L. A. Sloover, jd. 27 j. J. Geluk, wedn. 50j. met J. Klaassen, wed. 53 j. Overleden: C. v. d. Ende, d. 15 d. J. Blanker, d. 16j. M. Karelse. d. 4 in. L. Molhoek, d. 16 ra, J. S. Looheek, man van J. F. Geldhoff. 72 j. F. de Jonge. z. 10 m. M. Schraver. d. 13 m. J. Mange, vrouw, van J. Snoep, 30 j. M. Knogt, z. 2 j. C. v. tl. Velde. wed. L. Flikken, 63 j. Zierikzee. Bevallen: J. van den Hamer, geb. van den Boom, z. Al. Keuters, geb. Bil, z. J. van den Bj.mt.geb. van Oosten, z. Overleden J. C. Bakker, d. S w. (te Bruinissc). Tlicniiomcteratand. 28 april 's av. 11 u. 50 gr. 29 's morg. 7 u. 55 'smidd. 1 u. 66 's av. 11 u. 54 gr. 30 's morg. 7 u. 54 's midd. I u. 70 gr. Staten generaal. tweede kamer. Inlichtingen van den minister van justitie op een adres van inr, P. J. Sclullemans te Amsterdam, betrekkelijk de uitleiding van den zich noemenden graaf d'Hombres. De ad vokaat Schillemans adresseerde zich iu het laatst des vorjgen jaars aan de tweede kamer, ter zake van de zijns in ziens onwettig geschiede uitzetting van zekeren franschen graaf d'Hombres. De kamer verzond dit adres bij afschrift en met verzoek om inlichtingen aan den toenmaligen minister van justitie, den heer Godefroi. Diens aftreding schijnt de zaak vertraagd te hebben; althans worden de inlichtingen thans eerst gegeven door zijn opvolger, den heer Olivier. d'Hombres zou zich, volgens een telegram van den Oher- Prokurator te Keulen, aan eene belangrijke opligterij te Wiesbaden hebben schuldig gemaakt, weshalve zijne aanhou ding te Amsterdam verzocht werd. waar men geloofde dat hij zich heen had begeven. Werkelijk bleek, dat hij in het hotel des Pays-Bas was afgestapt, doch. vernemende (lat de justitie onderzoek naar hem had gedaan, zich spoedig weder uit de voelen had gemaakt. Dat onderzoek had plaats naar aanlei ding van een verzoek van zekeren Xavier Siekievski, uit Troyes in Frankrijk, tijdelijk verblijf houdende te Wiesba den. die te kennen gaf afgezonden te zijn door zekere gravin de Stolypine aldaar, aan welke door d'Hombres eene waarde van 250,000 franks in aktien op de bank te Wiesbaden zou ontvreemd zijn. Siekievski verklaarde dat de bewuste per soon geen graaf was en niet d'Hombres heette, maar genaamd was Charles Guy en in Frank rijk meermalen was veroordeeld. Eenige punten verdienen hierbij opmerking: i. dat Sie kievski wel van eene volmagt van de gravin voorzien was, doch niet blijkt een bewijs te hebben overgelegd dat werke lijk aan liaar de bedoelde som ontstolen was. eu no" veel min der dat d' Hombres de dief zou zijn2. dat men. bij het bestaan van strijdige beweringen, Siekievski maar op zijn woord' »e- loofd schijnt te hebben en daarentegen aan d'Hombres alle geloof schijnt te hebben geweigerd. In de Inlichtingen komt althans (leze zonderlinge zinsnede voor „De aangehoudene (d'Hombres) was niet in liet bezit van een regelmatig buiten- landsch paspoort, daar het zijne een valsclien naam opgaf, namelijk: Ie com te d'Hombres, in plaats van Charles Guy." Maar waarom werd aan het wettige paspoort geloof gewei gerd? Naar liet schijnt om geene andere reden, dan omdat Siekievski gezegd had, dat d'Hombres eigenlijk Guy heette, waarvan ook weder het bewijs niet schijnt geleverd te zijn. Den 2 november jl. werd d'Hombres door de policie'opge spoord en aangehouden in eene kleine matrozen herberg in de Raamskooi ie Amsterdam. Alen gaf daarvan kennis aan den Ober-P rok urator te Keulen, die echter niets meer van zich liooren liet; ook de autoriteiten te Wiesbaden namen geen nota van de zaak, en daar wij in ieder geval met Nassau, waarin Wiesbaden gelegen is, geen traktaat van uitlevering hebben, begreep men dat d'Hombres niet uitgeleverd, maar over de grenzen gezet moest worden, hetgeen dan ook aan de helgiselve grens geschiedde. De belgische poUeie zette hem weder over de l'ransche grens, en zoo geraakte hij in handen van de fransche policie. Vóór dat echter het geheim omtrent zijne persoonlijkheid was opgelost, maakte hij dour zelfmoord een einde aan zijn leven. Gemeemeraad van Vlissingeii. Zitting van 28 april. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de lieer Smith. Na goedkeuring der voorgelezen notulen is aan de orde eene beslissing omtrent liet adres van den heer G. Simons, dat in de vorige zitting reeds is behandeld en bezwaren inhoudt tegen de uitgifte van grond in erfpacht aan den heer F. Wibaut, waarom hij verzoekt dat de raad zijn genomen besluit intvekke of wijzige. (Men zie de verslagen inhetnommer dezer cou rant van 10 en het bijvoegsel van 12 april jl.) Overeenkomstig het in de vorige avondzittinggenomen be sluit, is het bedoelde terrein afgepaald geworden cn hebben de leden van den raad zich in loco begeven tot bet instellen van een onderzoek. De voorzitter meent dat. de leden, voor zoo ver zij daarbij zijn tegenwoordig geweest, nu overtuigd zullen zijn dat het dagelijksch bestuur in overeenstemming met de werkelijkheid heeft gerapporteerd. Hij stelt daarom voor liet verzoek van den heer Simons te wijzen van de hand. De heeren Mestdngh. Winkelman,Schmidt en de voorzitter merken achtereenvolgens op. dat er bij den hoer Simons öf een misverstand moet hebben plaats gehad, öf dat door hem gehoor is verleend aan verkeerde voorstellingen van anderen, daarbij riu verklaard heeft tegen de tegenwoordige regeling der ertpacht van den heer Wibaut geen bezwaar te hebben, eene regeling waarvan de raad echter tot dus ver in het geheel met was afgeweken. Daarop wordt bet voorstel des voorzittersom het verzoek af te wijzen met algemeene siemmen aangenomen. Op grond van liet in de vorige zitting genomen besluit heeft de raad een onderzoek ingesteld of het perceel wijk E no. 13, hetwelk door J. P. Walther in koop of erfpacht wordt ver langd, voor de gemeente eenig belang heeft. De voorzitter berigt dat uit het onderzoek gebleken is dat het gevraagde perceel geen belangvoor de gemeente heeft. Het schijnt een oude brandgang naar de kaai te zijn geweest, doch langs de timmerwerf bestaat er overvloedige gelegenheid om bij brandde slangen naar de kaai te leggen, zoo dat hij voorstelt het verzoek in te willigen. De lieer Hector oppert eenige bezwaren, welke door den afstand van het perceel iu erfpacht welligt voor de aangren zende timmerwerf zouden kunnen ontstaan. Deze bezwaren worden echter door de vergadering niet erkend. Met algemeene stemmen wordt nu besloten, het gevraagde perceel, ter grootte van 58 vierk. el, in erfpachfaf te staan. Het voorstel des voorzitters, om de som der erfpacht te be palen op f 15, wordt door den heer van der Os bestreden. Deze beschouwt haar als te hoog genomen, daar de erfpachter ook het onderhoud der beschoeijingen voor zijne rekening heeft. Ook de heeren Ruijseh en Winkelman verklaren zich tegen liet voorstel. Het is echter aangenomen met 9 tegen 3 stemmen (van genoemde heeren). Met algemeene stemmen wordt besloten den duurder uit- g ifte te bepalen op dertig jaren. Vervolg in liet bijvoegsel.) BUITENLAK». Algemeen overzigt. De geestdrift waarmede de koning van Pruissen, kort na zijne kvooning, te Berlijn en elders weril begroet, was een duidelijk bewijs van de achting en liefde die de bevolking hem toedraagt. Pruissen is niet alleen gehecht aan het tegen woordig stamhuis, maar was sedert lang voor den persoon des kotiings gunstig gezind. De zoo ongelukkig gekozen woorden die Wilhelm I te Koningsbergen uitsprak, toen hij de konings kroon zich op het hoofd plaatste, werden hem zelfs niet zeer kwalijk genomen. Veel kon men in den vorst verschoonen, maar de miskenning van den aard der konstitutionc-le instel lingen heeft eene verbittering doen ontstaan die zelfs bij de gunstigste omstandigheden niet ligt verdwijnen zal. Dat de koning bij de ondervondene blijken van sympathie, op de goede gezindheid der bevolking meende te kunnen rekenen was natuurlijk, maar zoo deze hem in den waan heb ben gebragt dat de natie, zij het dan ook een zijdelingsche inbreuk op hare konstitutionele regten en vrijheden zich zou laten welgevallen, ziet hij zich thans deerlijk bedrogen. De pruissen vergeven het hunnen vorst niet,dat hij de uiting van den wensch der natie langs grond wettigen weg. als dp stem van kwalijk gezinden aanmerkt. De houding die de koning tegenover de natie heeft aangenomen geeft aan de verkie zingen welke thans zijn aangevangen have gvoote beteekenis.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 2