MÏDDELBURGSCHE
Dingsdag
29 April.
i\°- 51
Editie van maandag avond 8 ure.
middelburg 28 April.
Daar wij reeds in ons vorig nomnier in 't kort van de her
vatting der werkzaamheden van de tweede katner hebben
melding gemaakt, achten wij hetonnoodig van de zitting van
donderdag een nader verslag tuêer té geven te raeër daar we
hier laten volgen de mededeeling van den minister van bin-
nenlandsche zaken, waarin ook de opsomming der thans aan
hangige wetsontwerpen voorkomt.
De heer Thorbecke zeide, volgens het bijblad „De kamer
gunne ons een kort, eenvoudig woord. Niet om een program
ma van grondstellingen te verkondigen, dat niemand van ons
wacht, noch om eene verklaring te geven van gebeurde feiten,
die ieder kent.
„Niet van het verledene wensch ik te spreken, maar van
onze tegenwoordige taak. Hetgeen ik wensch voor te dragen
is eene beknopte inleiding in onze gemeenschappelijke werk
zaamheden. die van kamer en ministerie.
„Vooraf en vóór alles, mijne heeren, wil ik ons levendig
genoegen betuigen, dat wij de kamer mogen begroeten wij
verlangden met haar in aanraking te komenhet parlemen
tair gebied is het terrein van publiek overleg en van publieke
rekenschap van regering; wij verlangen ons op dat terrein
te bewegen de gemeenschap met het parlement is wij zijn
van dit besef doordrongen bestemd de kracht der regering
te verdubbelen.
„Alvorens men, bij de aanvaarding van een ministerie, zich
georiënteerd en het vaartuig in den gang gebragt hebbe, dien
het nieuwe bewind daaraan geven wil, verloopt er tijd. Ik
weet niet of wij zullen geoordeeld worden in de kleine drie
maanden na onze optreding te hebben gedaan wat wij kon
den maar wat mij betreft, nooit heb ik meer beklaagd dat de
dag slechts een bepaald getal van uren heeft. Zoo wij grieven
hadden tegen onze voorgangers, het zon niet die zijn dat zij
ons weinig hebben overig gelaten.
„Ik gewaag niet van hetgeen wij voorbereiden; ik spreek
enkel van hetgeen voorbereid is en hetgeen wij in deze zitting
aan de kamer gaan onderwerpen.
„Vooraf beu ik verpligt de rutening van het goevernement
te doen kennen omtrent die ontwerpen van wet, die reeds
vroeger bij de kamer aanhangig waren. Eenige dier ontwer
pen zijn reeds vóór onze aanvaarding in staat van wijzen ge
bragt, en daartoe behooren sommige gewigtige ontwerpen
van onteigening wij zullen daarover de diskussie en de be
slissing van de kamer te gemoet zien. Andere ontwerpenin
de sektiën behandeld, zijn nu door ons in staat van wijzen
gebragt of daarin te brengen. Daartoe behoort het ontwerp
betreffende den akcijns op het gedistilleerd en dattotbekrach-
tiging van sommige artikelen van het traktaat mét België.
Nog andere ontwerpen eindelijk, van een vorig ministerie
afkomstig, die tot opheffing der slavernij in West-Indie en
omtrent de kroondomeinen, zijn nog niet in de afdeelingen
onderzocht. Wij wensclieu dat de kamer tot het onderzoek
besluite.
„Van onzentwegc zijn aan de kamer ingediend, vooreerst
de ontwerpen van wet tot vaststelling der definitieve begroo
tingen van buiten-en van binnenlandsche zaken voorts de
begrooting van de spoorweguitgaven, bestemd om liet plan
der werkzaamheden voor dit jaar bloot te leggen. Ik zal er
nu niet meer van zeggen, daar de behandeling van het ont
werp zelf in de kamer gelegenheid tot me'ér zal geven. In ver
band met die groote openbare werken moet ik twee andere
noemen: de zeewegen van Amsterdam en van Rotterdam.
Het is aan de kamer bekend, dat ik een voorstander van die
beide werken ben. De wijze evenwel, waarop het eerste, de
zeeweg van Amsterdam, zou worden uitgevoerd, heeft vóór
de aanvaarding van dit ministerie eene groote verandering
ondergaan. Er is eene koncessie verleend. Het is mij voorge
komen dat ten einde die koncessie zou kunnen worden beoor
deeld, en met overtuiging verdedigd, vooraf zou moeten gaan
hetgeen bij de koncessie zelve als eene later te vervullen voor
waarde is gesteld. Volgens de koncessie toch moet het plan
van liet werk, waarop alles aankomt, eerst worden opgemaakt
cn ingeleverd nadat de koneessic, voor zoo veel noodig, dooi
de wet zal zijn bekrachtigd. Van mijne zijde heb ik dadelijk
in den beginne geëischt, dat het plan mij te voren zou worden
onderworpen. Dat i6 nu geschied. Het plan, met eene me
morie van toelichting, is mij verleden zaturdag aangeboden.
Ik ga het nu onderzoeken ik laat het gelijktijdig onderzoe
ken door deskundigen en betrokken besturenzoo spoedig
mogelijk, ten spoedigste, hoop ik ten gevolge daarvan aan de
kamer de noodige mededeelingen te kunnen doen. Ten aan
zien van den rotterdamsehen zeeweg heeft zich eene derge
lijke moeijelijkheid, of dergelijke reden van uitstel, als ik
omtrent den zeeweg van Amsterdam ontmoette, niet voor
gedaan.
„Voorts is het tarief aan u ingediend, en zullen aan u inge
diend worden gedurende deze zitting, binnen eenige weken,
eenige weken meer of eenige weken minder, vooreerst het
ontwerp van wet tot regeling van het beheer en de verant
woording der koloniale geldmiddelen, een ander betreffende
de kuituur-ondernemingen in Nederlnndsch-Indië, het voor
stel van regterlijke indeeling. dat tot regeling van de kerke
lijke pensioenen, een voorstel tot bevordering van aflossing
der tienden en betgeen ik in de laatste plaats noem, maar het
geen ik hoop door de kamer niet op de laatste plaats gesteld
te zien, het ontwerp van wet regelende het middelbaar onder-
wijs. Dat ontwerp is. ?oo ver mij afhangt, gereed, gereed
om heden de reis te aanvaarden, die het. mijn departement
verlatende, moet afleggen alvorens het de kamer bereikeik
hoop en ik vertrouw, de togt zal niet lang zijn. Gelijktijdig
met de aankomst van dien arbeid, zal ik denkelijk aan de ka
mer het ontwerp tot regeling van de medische policie kunnen
voorleggen.
„Ten slotte, mijne heeren, een woord van persoonlijke
erkentelijkheid, uit eigen naam, en namens mijne drie arabt-
genooten, die met mij nog onlangs leden der kamer waren.
Met leedwezen hebben wij de plaatsen verlaten, waarop wij
in uw midden zóó veel welwillendheid ondervonden. De
kamer gelieve daarvoor onzen hartelijken dank aan te nemen.
Zij gelieve ons die welwillendheid te behouden. Wij verzoe
ken dat om onzentwilwelwillendheid behoort tot de schat
ten van het leven; maar ook de volbrenging van de publieke
taak, overleg en regering, zullen daarbij niet verliezen."
Heden heeft de tweede kamer eene korte zitting gehouden.
Daarin is aan den heer van Goltstein verlof gegeven om aan de
regering inlichting te vragen, omtrent de wijze waarop de
zamenstelling van het kabinet heeft plaats gehad. Deze in
terpellatie zal, even als die betrekkelijk de delftsche akademie,
waartoe de heer Wintgens vrijdag verlof heeft bekomen, aan
staanden donderdag plaats hebben.
In deze zitting is ook ingekomen een wetsontwerp voor de
onteigening van perceelen ten dienste der staatsspoorwegen,
lijn UtrechtKuilenburg.
Toen Z. M. de koning in October van het vorige jaar een
bezoek bragt aan het hof van Frankrijk behoorde onder de
geruchten betrekkelijk de aanleidende oorzaak van dat be
zoek ook de onderstelling, d.>*„ er over eene mogelijke huwe
lijksverbintenis van den prins van Oranje met eene prinses
Murat zou worden onderhandeld. De reis naar Frankrijk
dezer dagen door II. M. de koningin ondernomen heeft liet
zelfde gerucht weder ter sprake gebragt. en hoewel men er
voor het tegenwoordige nog bezwaarlijk geloof aan kan hech
ten, zoo mogen wij onzen lezers niet onkundig laten met het
geen we dien aangaande in een der laatste nummers van
L'indépendance beige aantreffen.
„Gisteren avond schrijft dat blad onder dagteekening
van vrijdag 25 dezer aan het hoofd van zijn staatkundigover-
zigt is de koningin van Holland te Parijs aangekomen.
Morgen zal op het paleis der Tuileriën ter eere der doorluch
tige reizigster een groot diner plaats hebben. II. M. zal onge
veer eene maand in Frankrijk vertoeven, terwijl haar gemaal
en haar zoon zich mede derwaarts zullen begeven. Dit althans
wordt bevestigd door het algemeen gerucht, 't welk aan al
deze reizen een huwelijksplan verbindt tusschen den erfge
naam van de kroon der Nederlanden en eene dochter van
prins Murat."
Of de herhaalde bezoeken, zoo van onzen koning als van
onze koningin, de eenige aanleiding tot dit gerucht zijn, of
dat daarvoor meerderen grond bestaat, is ons geheel onbe
kend. Bij de mogelijkheid echter dat het waarheid bevat,
kan het niet te vroeg ter algemeene kennis komen.
Donderdagavond ten 8 uur is de koningin van Nederland te
Parijs aangekomen en door den keizer aan het station ont
vangen. De keizer geleidde II. M. naar een der hofrijtuigen,
waarop dit onmiddellijk, begeleid door eene eskorte der cent
gardes. den weg naar de Tuileriën insloeg. De keizerin ont
ving de koningin aan den trap van het paleis. De keizer heeft
den kamerheer vicomte de Lafotrière en de gravin de Monte-
bello aangewezen tot de dienst bij de koningin. Zaturdag is er
diner ten hove geweest.
Omtrent 's konings verblijf te Zwolle deelden wij in ons
vorig nommer mede datZ. M.jl. donderdag, na audiëntie te
hebben verleend aan autoriteiten en des middags gebruik te
hebben gemaakt van het hem door den kommissaris des
konings aangeboden diner, des avonds de uitvoering van het
oratorium De schepping bijwoonde.Vrijdag morgen ten
10 ure heeft Z. M. audiëntie verleend aan ruim zestig parti-
kulieren; eenige der ingeschrevenen die, toen het hunne beurt
was om voor Z. M. te verschijnen niet tegenwoordig waren,
zagen hunne namen later geschrapt en zijn mitsdien niet toe
gelaten. Na afloop der audiëntie, welke tot omstreeks I ure
duurde, reed de koning, van zijn gevolg en de eerewacht
vergezeld, uit. Bij dit rij toertje bragt Z. M. een bezoek aan de
nieuwe burgerschool, het paviljoen van hoogstdeszelfs kom
missaris en het Nieuwewerk. Ten 5 ure maakte Z. M. gebruik
van een diner hetwelk hem in de zaal van hetOdeon door den
gemeenteraad werd aangeboden. De zaal en de tafel wed
ijverden met elkander in bijzonder smaakvolle en sierlijke
inrigting.
Aan het diner werden drie toasten uitgebragt. De eerste
door den burgemeester, die zijner majesteit de hulde der inge
zetenen bragt in den feestdronk„Leve Neerlands koning!"
Nadat de aanwezigen dien kreet drie maal hadden aangehe
ven, beantwoordde Z. M. dadelijk de toast. „M/jne heeren,"
zeide hij, volgens een verslag in de Nieuwe rotterd. courant
voorkötnende. ,~ik dank u allen voor de hartelijke wijze waarop
gij toont mede te'stemmen in de gevoelens, die mij door den
I burgemeester zijn kenbaar gemaakt. Die gevoelens zoo wel
als de wijze waarop zij werden uitgedrukt, stel ik op hoogen,
ik stel ze op on waardeerbaren prijs. Nietalleen zijn zij mij zoo
veel waard op dit oogenblik. maar ook in het geheele tegen
woordige tijdperk. Zij zijn mij de uitdrukking, de herhaling
der gevoelens van het verledene. onder welks indruk wij alzoo
hier bijeen zijn. Wat mij betreft, al heb ik tot nog toe minder
voor de natie kunnen doen dan ik wel wenschte, ik zal toonen
dat ik ze in mijn hart weet te bewaren. Ik zal dat toonen
even als mijne voorouders. Door dit te toonen hebben zij zich
de liefde van het nederlnndsche volk verworven en ik ben der
Voorzienigheid erkentelijk, dat ik die liefue der natie ook op
mij mag zien overgaan. Doch juist daarom herhaal ik wat ik
zoo even zeide, dat ik tot nog toe minder dan ik wenschte en
dus nog steeds in mijn oog te weinig voor de natie heb kun
nen tot stand brengen, daar ik doordrongen hen van de over
tuiging dat de telgen uit het huis van Oranje, terugziende op
het verledene, eigenlijk nooit genoeg voor het volk van
Nederland kunnen doen. Maar ik zal naar mijne verpligting
het mijne doen, en doordrongen van die gezindheid zal ik
steeds de belangen behartigen, zoowel in het algemeen van
dit gewest, als in het bijzonder van de stad, die mij met open
armen heeft ontvangen."
Vervolgen bragt ook de kommissaris des konings een toast
uit, en na nogeenigen tijd aan tafel te hebbeu vertoefd, ver
liet Z. M. de zaal.
Des avonds ten 9 ure had er van wege de gemeente een
luisterrijk bal plaats, waaraan 3 a 400 personen deelnamen.
Ten 11 ure bragt Z. M. er ook een bezoek, zonder echter deel
aan den dans te nemen. Zaturdag zou Z. M. zich naar
Kampen begeven.
Bij het in de vorige week alhier gehouden voorjaars-examen
hebben zich aangemeld 5 adspii anten voor de akte van hoofd
onderwijzer. 22 voor die van hulponderwijzer, 3 voor die van
onderwijzer in de beginselen der fransche taal, 2 voor de be
ginselen der wiskunde en voor de natuurkunde; voorts 2
voor die van onderwijzeres in de beginselen der fransche taal,
2 voor de beginselen der hoogduitselie taal en 2 voor de vrou
welijke handwerken. Daarvan zijn toegelaten 18 als hulp
onderwijzer, 2 als onderwijzer in de beginselen der fransche
taal, 2 in de beginselen der wiskunde, i in de natuurkunde
(volgens art. 72 der wet), 2 als onderwijzeres in de beginselen
der hoogduitsche taal en 2 in de vrouwelijke handwerken.
Heden morgen werd het lijk van den sergeant bij de stede
lijke schutterij alhier. J. Franck, met militaire honneurs be
graven. Zijue bijna 40jarige diensttijd gaf hem aanspraak op
deze eer aan zijne nagedachtenis bewezen.
Men schrijft ons heden uit Vlissiugen
„Zr. Ms. stoomschip Cycloop, kommaudant de luitenant
ter zee le klasse G. Lambert, is zaturdag van Nieuwediep
alhier in liet dok binnengekomen, met beslemming om een
twintigtal huisgezinnen, waarvan de hoofden aan 's rijks werf
alhier werkzaam zijn, over te brengen naar Hellevoetsluis.
„Gisteren morgen is alhier in hechtenis genomen zekeren
van der Pol, tijdelijk poortier aan de marinewerf alhier, be
schuldigd van ontvreemding van goederen aan het rijk toe-
behoorende."
De minister van buitenlandsche zaken heeft bekend ge
maakt dat, ten gevolge van schikkingen met de regeringen
van Denemarken en van de vrije stad Bremen, de nederlan-
ders, te rekenen van 1 mei aanstaande, in die staten zijn vrij
gesteld van de verpligting om een paspoort te verloonen.
Gelijke vrijstelling zal binnen kort ook in de hertogdommen
Sleeswijken Holstein verleend worden.
Met de regering var, het groothertogdom Hessen is eene
dergelijke schikking aangegaan, waarbij evenwel uitdrukke
lijk is bepaald, dat de aederlanders, die niet van een paspoort
voorzien zijn, zich in het bezit moeten bevinden van andere
papieren ter legitimatie van hun persoon en van het doel hun
ner reis.
Uitliet dagblad Le temps vernemen wij dat het japaneesche
gezantschap 't welk zich thans te Parijs bevindt ook ons land
bezoeken zal en daar de laatste helft der volgende maand
doorbrengen. Het gezantschap zal woensdag met een fransch
schip van Calais naar Dover worden overgebragt, na ver
loop van omstreeks veertien dagen naar Nederland komen en
vervolgens naar Berlijn en Petersburg reizen. Wanneer de
reis door Europa is afgeloopen zullen de gezanten door een
fransch oorlogschip naar de landengte van Suez worden ge
bragt en aan gene zijde weder door een fransch schip worden
opgewacht.