hardnekkigen vijand aangebragt. De te overwinnen moeije- lijkheden zijn echter ook voor de zuidelijke troepen zeer belangrijk. Alles bewijst echter dat er belangrijke gebeurtenissen wor den voorbereid, dat de strijd in Virginie aller hevigst zal zijn, en dat ontwijfelbaar een belangrijke veldtogt weldra in de westelijke staten zal ondernomen worden. The times hecht geen geloof aari de opgaven der cijfers betrekkelijk de leger- magt der gekonfedereerden, zoo als zij door de zuidelijke dagbladen worden opgegeven, maar is niettemin overtuigd dat die legermagtzeer sterk is, evenals hij gelooft dat de twee strijdende natiën gezind zijn om zich aan alle mogelijke ram pen van een bloedigen oorlog te onderwerpen. Het engelsche blad doet opmerken dat er een groot ver schil van opvatting tusschen hen bestaat. De gefedereerden meenen dat de strijd hevig inaar kort zal zijn en het aantal hunner soldaten, hun rijkdom, hunne betrekkingen met de geheele wereld en de groote volkomenheid hunner wapenen en krijgsbehoeften spoedig het Zuiden aan hunne voeten zal brengen. De zuidelijken echter, die zich even zeker van de overwinning wanen, gelooven dat de oorlog waarschijnlijk jaren lang zal duren. The times meent, uit de berigten van Amerika ontvangen, het gevolg te kunnen afleiden, dat in het laatste gedeelte dezer maand of in het begin der volgende, de vijandelijke legennagten in groot aantal zich in elkanders tegenwoordig heid zullen bevinden en men dan op een of twee punten een strijd kan te gemoet zien die de aandacht zal trekken der beschaafde wereld. Frankrijk. De markies de la Rochejaqnelein heeft dezer dagen eene brochure uitgegeven waarin de vraag wordt behandelt: „of de eenheid van Italië gevaarlijk is voor Frankrijk." Dein- houd van het werkje strekt om daarop een bevestigend ant woord te geven. De schrijver is van gevoelen dat de onafhan kelijkheid van Italië voordeden, maar zijne eenheid degrootste nadeel en aan Frankrijk zou berokkenen. Italië zou weldra een tweede Engeland worden, en Frankrijk zou voortaan, tusschen Rome en Carthago, in de noodzakelijkheid geraken om het werk te vernietigen, waartoe het een onvoorzigtigen bijstand zou hebben geboden. Wij willen over dit werkje het oordeel vermelden van Le temps; te meer nog, omdat wij daarin denkbeelden terug vinden die we eenige dagen geleden uitspraken en die we zoo veel mogelijk willen levendig houden. „Met welk regt, vraagt Le temps, zou Frankrijk zich tegen de italiaansche eenheid verzetten? Is Italië niet vrij zich den regeringsvorm en de instellingen te geven waarin het behagen schept? Zou Frankrijk, dat den raad van niemand inwint, als het eene revolutie te voorschijn roept, of eene dynastie verjaagt, thans raadgevingen willen opdringen aan anderen, die het als eene beleediging zou beschouwen, wanneer het deze van anderen ontvangen mogt? Zou het Frankrijk der revolutie aan de andere zijde der Alpen het regt van den sterkste en de politiek van het eigenbelang gaan prediken? Neen, de italianen bebben het regt om zich te organiseren, gelijk het hun behaagt. „Wij kunnen daarbij voegen dat hunne eenheid geen ideaal is, zoo als men beweert, het is een denkbeeld, of liever nog. het is een feit. De gelijkheid der rassen, de eenheid van taal, de vorm van het land, de eenheid der geschiedenis, de sedert lang uitgesprokene begeerten, de naain zelfs van Italic alles is in e'e'n nationaal gevoel zamen te vatten, en dat ge voel is werkelijkheid, een dier morele gebeurtenissen die de jiolitiek veinst te minachten, maar die niettemin hetgeheele weefsel der geschiedenis vormen. „De staatkunde die aan Italië het regt van bestaan ontkent, of. hetgeen op het zelfde nederkoml, het regt van te bestaan in den vorm die aan dat land behaagt, is geheel gelijk in hare beginselen als het staathuishoudkundigsystema van bescher ming. Men onderstelt steeds dat de toestand van oorlog de natuurlijke toestand der volken is. Iedere natie, zegt men, moet eene zelfgenoegzaamheid bezitten en ieder inoet zich tegen elke verandering der enropesc'ne orde verzetten, die eenmaal alser weder vijandelijkheden mogten plaats grijpen, een gevaar of eene moeijelijkheid zouden kunnen doen ont staan. Wij voor ons gelooven dat Europa zich thans moet verheffen boven die barbaarsche beginselen. Zonder ons bijzonder aangetrokken te gevoelen tot fllan- tropiesche droomerijën. of ons te vleijen met de hoop van een eeuwigen vrede, meenen wij toch dat de publieke opinie reeds eenigen voortgang op dat terrein heeft gemaakt. De euro- pesche staatkunde heeft en men moet dit niet vergeten nieuwe elementen in zich opgenomen. Vroeger waren er slechts regeringen tegenover elkander, thans zijn er volken. „Men volgde vroegerslechtsheteigenhelang, thansmoetmen ook het regt in aanmerking nemen. Ileteuropeescli evenwigt is een beginsel dat waarde heeft; het is natuurli jk dat een groot rijk dit in 't oog houdt, even zoo als men doet met betrekking tot zijne magt en veiligheid; maar dat begiusel heeft eene groote wijziging ondervonden toen het demokratisch beginsel zich heeft in de plaats gesteld van het autokratisch. De oor log is tot nu toe meer het gevolg geweest van persoonlijke eer zucht der vorsten dan van tegenstrijdige belangen der natiën. Naar mate dat de absolute magt uit Europa verdwijnen zal om plaats te maken voor de zelfregering der volken, zullen de oorzaken van aanval, inval en verovering ook verminderen. Een volk dat zijne regten terug vordert is een volk dat geneigd is de regten van anderen te erkennen. De demokratie moge woelig zijn, zij zal niet oorlogzuchtig wezen. Wij gelooven dat de tijd nadert, waarin de natiën van Europa zullen leeren om den vrede te beschouwen als den gewonen toestand,waartoe zij zich zullen inrigten met het oog op den vrede gelijk zij vroe ger waren ingerigt niet het oog op den oorlog. De vooruit gang der maatschappij is langzaan maar zij bestaat toch, en het is in die aangegeven rigting dat zij zich beweegt." De heer de Montalembert heeft volgens gewoonte aan den keizer de benoeming aangekondigd van den opvolger van Scribe in Octave Feuillet. Napoleon zeide daarop dat hem die keuze bijzonder gelukkig voorkwam, daarbij den heer Feuillet als schrijver van den eersten rang beschouwde. Daarop tot iets anders overgaande, betuigde de keizer aan den heer Montalembert zijne deelneming in liet verlies van zijnen broe der, een talentvol officier, waarvan de krijgskundige bekwaam heden en de liefde tot het keizerrijk steeds door Napoleon werden gewaardeerd. Montalembert die de toespeling begreep antwoordde 't is waar sire, mijn broeder en ik waren het dan ook op politiek terrein dikwijls oneens. De keizer glimlachte en sprak over iets anders. De Moniteur berigt dat de keizer van Frankrijk tot nog toe geen voornemen heeft Engeland of Pruissen te bezoeken, zoo als door sommige bladen gemeld werd. De lusteloosheid op industrieel gebied verontrust nog steeds het fransche goevernemen t. dat daartegen maatregelen trachtte nemen. De schilders hebben thans van de meeste werkbazen 5 franken daggeld ontvangen in plaats der vroe gere 4 fr. 50 centimes. De timmerlieden zijn niet zoo geluk- kig geweest, en te Menilmontant schijnen arrestatien ie heb ben plaats gehad. Ten gevolge dezer gebeurtenissen is door den heer de Persigny aan de prefekten eene cirkulaire gezon den om hen te verbieden in den eersten tijd passen af te geven aan werklieden, die naar Parijs zonden willen vertrekken. Overigens is de toestand in vele fabrieksteden evenmin gerust stellend. Te Bordeaux hebben bijna alle suiker-raffinaderijen opgehouden met werken, wegens de onzekerheid met betrek king tot het ontwerp daaromtrent aanhangig. Le Monde illustré had voor het laatste nommer het portret van Victor Hugo doen vervaardigen. Zoodra echter het deponeren van dat nommer, volgens de wet vereischt, had plaats gehad, is van wege het ministerie bevel gegeven om dit portret daaruit weg te laten. Zes duizend exemplaren welke reeds waren afgedrukt moesten vernietigd worden. De heer Edmond About zal binnen kort een nieuw werk uitgeven onder den titel van „Ombre a Voltaire." „Les volontaires de 1814" het stuk, met welks opvoe ring geheel Parijs zich thans bezig houdt, zal nu bepaaldelijk worden opgevoerd. Een detachement soldaten zal echter voor alle eventualiteiten in de kazerne bij het gebouw van den schouwburg gekonsigneerd blijven. Italië. Garibaldi heeft in antwoord op het adres der geestelijkheid van Cremona gezegd dat de woorden door hem te Panna ge sproken onnaauwkeurig door de dagbladen waren vermeld. „Ik heb, zeide hij, onze geschiedenis in drie groote tijdvak ken verdeeld dat van Daute, van Machiavelli en het onze, dat ik het tijdvak van Victor-Emmanuel heb genoemd. Dit laatste hebben de dagbladen niet doen uitkomen. Wij zijn met den koning en willen Italic herstellen met den koning." Te Creinona heeft Garibaldi een bézoek afgelegd bij den bisschop van die plaats, welke door podagra verhinderd was hem daarin voor te komen. Dit bezoek van Garribaldi was plegtig en belangrijk. De bisschop bevond zich in de groote zaal van zijn paleis, omringd van zijne geestelijkheid, ten getale van honderd ongeveer. Het gevolg van Garibaldi be stond uit twintig personen. Garibaldi rigtte dadelijk de vol gende woorden tot den bisschop: „Monseigneur, ik had steeds den wensch u te zien en te leeren kennen, daar gij een geestelijke zijt volgens het evan gelie, een waarachtig bisschop, een vader voor het volk en uwe geestelijken,die mij begroet hebben met eene redevoering, verstandig, vol vaderlandsliefde en evar.gelischen zin." Generaal, antwoordde de bisschop, mijne geestelijken zijnedel en gaarne leg ik getuigenis af van hunne deugden. Mijne geestelijkheid volgt het programma dat ik haar heb voorgehouden op den eersten dag mijner optreding in deze waardigheid: dat programma is waarheid en liefde. Gij ziet rondom mij mijn vikaris-generaal, de geestelijken van mijn kapittel, de pastoors dezer stad en omstreken, de professoren van mijn seminarium, en van de openbare instellingen; zij weten dat ik hen altijd heb aanbevolen om het volk in zijne pligten te onderwijzen, en zich van alle overdrijving te ont houden, die altijd voor waarheid en liefde nadeelig is. Mijne geestelijkheid begrijpt mij, volgt mij, en ik ben over haar tevreden." „Monseigneur, antwoordde daarop Garibaldi, als alle geestelijken deden zoo als gij hen voorgaat, en zoo als gij hen opleidt, dan zou het werk der geheele herstelling van ons vaderland veel gemakkelijker worden gemaakt." Na deze woorden te hebben geuit stelde Garibaldi zijne officieren aan mgr. Novasconi voor, en priester en krijgsman namen meteen handdruk van elkander afscheid. In L'Italie leest men het volgende: „Uit de opgave der op brengstvan een werk ten voordecle van den St. Pieterspenning uitgegeven, volgens de Courier de Lyon, blijkt dat gedurende twee jaren alleen door het kerspel van Lyon in de pausselijke schatkist is gestort, de som van 900,000 franken. De lyonsche inteekenlijst ten voordeele der arbeiders zonder werk, waar aan geheel Frankrijk deel heeft genomen, heeft slechts tot heden de som opgebragt van 300.000 franken. Wij willen deze twee cijfers slechts tegenover elkander stellen, en laten aan den lezer de gevolgtrekking over." De zamenstelling der twee gedeelten van de italiaansche krijgsmagt ondervindt geene hinderpalen. Weldra zal deze maatregel geheel ten uitvoer zijn gelegd en, naar men hoopt, het laatste spoor hebben uitgewischt vau den revolutionairen toestand op dat gebied. De luitenant-generaals Sirtori, Medici, Bixio, Tuit, Avez- zano en de generaal-majoors Sacchi, Orsini, d'Ayalo, Isenz- ruud van Miblitz, Caroni en Stocco, allen behoorende tot de korpsen vrijwilligers, zijn in rang overgeplaatst bij de gere gelde armee van Italic. De reaktie maakt zich gereed wederom een niouwen aanVal op het koningrijk Napels te wagen. Dé regering liéeft hét berigt ontvangen dat de Spanjaarden, te Malta ve'rcenigd, zich hadden ingescheept, en waarschijnlijk op^eempimt dér napel;-1 sche kust zouden landen. De wervingen worden te Triest voortgezet onder leiding van den prins Petrulla, die openlijk daarvoor uitkomt. Er bestaat ook een bourbonsch werfdepot te Marseille, maar dit wordt door de fransche regering tegen gewerkt, terwijl men het in Malta toelaat en in Triest be schermt. Men meent echter dat ook deze pogingen der reaktie j nutteloos zullen zijn. Er is versterking gezonden naar den generaal La Marmora. Het hoofdorgaan der mazzinistische partij L'unita italiana beweert dat verscheidene liberale vereenigingen bij de aan staande verkiezingen hare stemmen zullen uitbrengen op Mazzini. Te Foggia is door een gedeelte der inwoners met het hoofd des bestuurs besloten een dankadres aan lord Palmerston te zenden voor de woorden door hem met betrekking tot Italië gesproken, en hem te verzoeken om voortdurend omtrent dat land de zelfde gevoelens van vriendschap en belangstelling te blijven koesteren. In het officiëel dagblad van Turijn wordt gemeld dat bij Barletta in eene sloot de ligchamen zijn gevonden van vijf en twintig roovers, gesneuveld in een gevecht op 5 april bij de hofstede San-Leonardo. Onder de lijken heeft men dat van Crocco Carmine Donatello herkend, zoo dat men van dezen beruchten rooverhoofdman niets meer zal te duchten hebben. De prins van Capua, broeder van Ferdinand II, en wegens zijne liberale gevoelens gebannen, bevindt zich te Turijn in hopeloozen toestand, zoo dat inen weldra zijn overlijden kan te gemoet zien. Wanneer de stelling waar is, dat slechts door den dood van den paus het roineinsche vraagstuk kan worden opgelost, dan schijnt dit in den eersten tijd nog niet te zullen geschie den. De paus is volgens de laatste berigten weder geheel her steld van zijne ziekte, en schijnt zelfs de laatste dagen in zeer opgeruimden toestand te hebben doorgebragt. MEjVftEklJSftEN. lïct koffijluiis van liet regentschap. Het is een der schaduwzijden van de vele verfraaijingen, die Napoleon III de fransche hoofdstad doet ondergaan, dat zij ten koste van vele merkwaardige plaatsen geschieden. Vele historische herinneringen gaan met de gebouwen en plaatsen, waaraan zij verbonden waren, verloren. Zoo breekt dit revolutionair keizerrijk met het verleden in schijn, om Parijs tot de schoonste stad der wereld te maken, in waarheid om het werkvolk bezig te houden en het volk den lust tot revo- lutiën en opstanden te ontnemen. Doch ter zake. Eendier merkwaardige gebouwen, die thans onder den hamer der ver nietiging zijn gevallen, is het zeker aan vele onze lezers be kende en vroeger door hen bezochte „Cafe'de la régencc." Het geboorteuur van dat café kent mentrouwens reeds de naam wijst het aan. Het ontstond in liet begin der vorige eeuw. In zijn lang leven heeft het bijkans alle celebriteiten van Frankrijk binnen zijne wanden gezien. Het oude café had Diderot gekend, Jean Jacques en al de mannen der ver lichting der 18e eeuw, keizer Jozef II, Robespierre en de zijnen, den luitenant Bonaparte en zijne vrienden het had de liefhebberijen van den regent en van Lodewijk XV bespied het was getuige geweest van de geestdrift, waarmede de over winnaar van Italië en Egypte werd ontvangen, en ook van de omwentelingen van 183üenlS48. Dit en zoo veel meer had het oude café gezien en beleefd, en nu zal het niets meer van dien aard zien en beleven. Het heeft opgehouden te bestaan. Het is jammer: jammer vooral om al de historische tradi- tiën, die het bewaarde. Dat ze karakteristiek waren is zeker. Het Café de la régence dankte zijne groote vermaardheid aan het schaakspel. Parijs, zeide Diderot, is van de wereld de plaats, en van Parijs is het 't Café de la régence, waar men het beste schaak speelt. Daar vond men altijd de groote mees ters vcrcenigd, omringd door tal van liefhebbers, die zwijgend toezagen en alleen ais ze gevraagd werden hunne meening uitspraken. In de laatste dagen van het „ancien régime" zag men tel kens een uiterst net gekleed heer, van gevorderden leeftijd, zich onder de toekijkers plaatsen en met het grootste geduld zwijgen. Zelf speelde hij niet, maar door de groote aandacht die hij aan het spel wijdde, had hij den roem verkregen een uitstekend speler te zijn. Doch hoe groot was niet aller ver bazing, toen hij, eens door een der spelers geraadpleegd, ant woordde: „ik weet er niets van, ik ken zelfsden loopderstuk- ken niet, maar ik kom hier alleen om mijn vervelende vrouw te ontloopen." Dit is fransch In dien zelfden tijd bezocht Jozef II Parijs en natuurlijk ook het beroemde café, doch incognito. Tijdens de revolutie was Robespierre een gewoon bezoeker, doch het viel hem moeijelijk een tegenspeler te vinden, want men wist dat hij niet gaarne verloor. Eens het koffijhuis bin nengetreden vond hij de zaal genoegzaam ledig, en de gewone habitués haastten zich niet om met hem te schaken. Op eens zet zich een jong menscli, zondereen woord te spreken, tegen over hem. „Waar zullen we om spelen, burger vroeg Robespierre. „Om een menschenleven „Wat wil dat zeggen?" „Dit, ik zet mijn leven tegen dat van een ter dood veroor deelde. Neemt gij het aan?" Robespierre bedacht zich een oogenblik, keek den jongen man eens aan en zeide eindelijk „Welnu, 't is goed." De partij werd gespeeld. Zij duurde lang en was hardnek kig. De gewone gasten hadden zich om de spelers geschaard. Robespierre scheen gejaagd, bij elk verlies, en toonde zijn onrust door hel fronsen van zijn wenkbrauw. De jonge man, die om zijn leven speelde, was kalm alsof er n iets-gaan de was. Op een oogenblik scheen hij zeker verslagen., maar een stoute berekening schonk hem de overwinning.,. Robespierre betaalde, d. i. hij teekendébet bevel om den gevangene in vrijheid te stellen, maar de toeschouwers verkla ren hem nooit zoo ontevreden te hebben gezien.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 3