MIDDELBÜRGSCHE r 47. Zaturdag 19 April. 1862. NT. Editie van vrijdag avond 8 ure. Herijk der maten en gewigtem De gedeputeerde staten van Zeeland doen te weten, dat door hen. in hunne vergadering van heden, is vastgesteld hetgeen volgt: Art. 1. De herijk, over liet jaar 1862, van de nederlandsche maten en gewigten, waarvan het gebruik verpligtend is, en mitsdien van alle gewigten, lengte-maten, inhouds-maten voor drooge waren, vocht-maten voor den handel in het klein en in het groot, mitsgaders van de wisse, zal in deze provincie, met uitzondering van liet ijk-arrondissement Oostburg, wor den nnngevangen met den 1 inei aanstaande, en gesloten op den 31 juÜj daaraanvolgende. Het tijdstip voor den aanvang van den herijk in gemeld arrondissement zal nader worden bepaald. Art. 2. De Ietter (gothische vorm) zal voor ijkletter ge durende dit jaar gebezigd worden, en op al de geijkt of herijkt wordende maten en gewigten, benevens het bijzondere tnerk van den arrondissements-ijker,worden afgedrukt of ingebrand. Art. 3. De arrondissements-ijkers zullen, overeenkomstig art. 5 van het reglement op den herijk, van den 15 februarij 1822, behalve in de plaats hunner woning, nog tot den herijk vaceren in die gemeenten van derzelver arrondissement, als door ons bij resolutien van den 10 april 1840, no. 46, van den 26 maart en 2 april 1841, no. 24, (Provinciaal blad no. 34), van den 30 j an ij 1843, no. 1), van den 17 april 1846, no. 27 (Provinciaal blad no. 48). van den 21 junij 1S50, no. 33, van den 19 maart 1858, no. 64 (Provinciaal blad no. 33),en van den 4 april 1860, no. 100 (Provinciaal blad no. 37) zijn aan gewezen, terwijl voor dit jaar en vervolgens ook in de ge meente Graauw voor den herijk zal worden gevaceerd. Zij zullenop de dagen, gedurende welke zij niet in de gemeenten buiten hunne woonplaats vaceren, ten minste gedurende vier uren daags, hunne kantoren geopend houden, om aan de ingezetenen gelegenheid te geven tot de verificatie hunner maten en gewigten. Art. 4. Zij zullen van de ur.en, waarop hunne kantoren zul len geojjend zijn, mitsgaders van de dagen op welke zij, uit hoofde der vereischte vacatiën in andere gemeenten, niet tot den herijk der maten en gewigten ten hunnen kantore zullen vaceren, aan burgemeester en wethouders hunner woonplaats kennis geven, wel^e daarvan, door publicatie en door insertie in de stedelijke, of in de binnen hunne stad meest gelezen wordende courant, aan de belanghebbenden zullen doen ken nis dragen. Art. 5. De arrondissements-ijkers zullen burgemeester en wethouders der gemeente, in welke zij, in overeenstemming met het bepaalde in art. 3, tot den herijk zullen vaceren, van hunne op handen zijnde komst ten minste acht dagen te voren informeren, en zullen deze gehouden zijn, den burgemeesters en wethouders der andere gemeenten, voor welke gelijktijdig wordt gevaceerd, daarvan kennis te geven, ten einde de amb tenaren, publieke administratien, kooplieden, winkeliers en andere belanghebbenden door hen worden verwittigd van de plaats en van den tijd, waarop tot den herijk zal worden ge vaceerd, en van hunne verpligting oin de bij hen in gebruik zijnde maten en gewigten, mitsgaders de strijkels der halve en kwart mudden te doen herijken zullende de plaatselijke besturen, behalve de ten deze vereischte openbare bekendma king tevens, zoo veel mogelijk, den belanghebbenden ingeze- nen hunner gemeente, welke zij weten dat van maten en gewigten gebruik maken, ten hunnen huize eene waarschu wing of kennisgeving laten doen. Art. 6. De burgemeesters der gemeenten worden uitgenoo- digd. om aan den arrondissements-ijker, vóór den aanvang van den herijk, of bij deszelfs komst in de gemeente, eene naamlijst te doen geworden van de inwoners hunner ge meente, welke, uithoofde van hunne betrekking of hun bedrijf verpligt zijn, gebruik te maken van maten of gewigten. Tot het opmaken dezer lijsten zal het register der patent- pligtigen worden geraadpleegd, en voorts op dezelve ook ge bragt worden de ambtenaren en publieke administratien, welke, in hunne ambtsbetrekkingen, van maten of gewigten, tot het constateren van leverancien of werken gebruik moeten maken; wordende met betrekking tot de zamenstelling der bedoelde opgaven, eene bijzondere naauwkeurigheid aanbe volen, opdat daariu uitsluitend alle erkende ijkpligtigen, en geene andere dan de zoodanigen, worden opgenomen. Art. 7. De arrondissements-ijkers zullen, betrekkelijk de door hen in iedere gemeente, in welke zij hebben gevaceerd, gedane verificatie en herijk, een relaas opmaken, en daarbij opgeven de ambtenaren, publieke administratien en particu lieren welke, in de vorengenoemde lijsten begrepen zijnde, hun niet zijn gebleken aan derzelver verpligting, betrekkelijk den herijk, te hebben voldaan. Afschriften dezer relazen zullen door de arrondissements ijkers, na den afloop van den termijn, gedurende welken de herijk is opengesteld, aan ons worden gezonden. (Vervolg in een volgend nommer.) BINNEVLAAD. Middelhuis IS April. De koning zal in de volgende maand aan onze provincie een bezoek brengen. Deze tijding hebben wij woensdag met vreugde vernomen, me'. ingenomenheid verspreid.* Mogt bij velen het denkbeeld bestaan dat Zeeland in menig opzigt met geringschatting wordt bejegend, door het vorste lijk bezoek zal de overtuiging worden levendig gehouden dat althans 's konings belangstelling en genegenheid aan onze provincie niet worden ontzegd. De bevolking van Zeeland is trouwens van die gezindheid volkomen verzekerd, even als de koning er van bewust moet zijn dat de zeeuwen hem een liefdevol hart toedragen. Van de gehechtheid van Zeeland aan het vorstelijk stamhuis heeft de geschiedenis menig tref fend bewijs opgeleverd, en 's konings aanspraken op de erken telijkheid der geheele natie zijn in de laatste tijden niet ver minderd. Om den band die vorst en volk aan elkaar verbindt naamver toe te halen zou's konings bezoek dus onnoodig zijn. Maar de vreugde die ons het voorgenomen bezoek verschaft vindt voornamelijk daarin haren oorsprong dat zijne majesteit met eigen oogen van den waren toestand van Zeeland zich zal kunnen overtuigen. We achten het nuttig dat de vorst met de behoeften van elk deel van zijn rijk in het bijzonder liekend zij. En waardoor kan die bekendheid beter verkregen worden dan door eigen aanschouwing, door het hooren van de stem der bevolking op de plaats zelve? De toestand van Zeeland is op dit oogenblik weinig bevre digend. Vestigen wij allereerst onze aandacht op de hoofdplaats, dan zien we alom kenteekenen van kwijning en verval die bij herinnering aan vroegere grootheid en welvaart des te treffender worden. Al zien we het goede dat onze stad ople vert niet voorbij, wij mogen de oogen niet sluiten voor menig bedroevend verschijnsel dat zich dagelijks aan ons voordoet. Terwijl in bijna alle overige steden van ons vaderland bedrij vigheid en welvaart toenemen, bijna overal handel en nijver heid vooruitgaan, bijna overal nieuwe aanbouw en verfraai- jing van ontwikkeling getuigen, zien wij hier langzamerhand de hulpbronnen opdroogen, ledige erven de plaats van vroeger bebouwde wijken innemen en de onfeilbare kentee kenen van verval vermeerderen. De oorzaak van Middelburgs achteruitgang we hebben er meermalen op gewezen achten wij voor een groot deel gelegen in den toestand van isolement. Zijn schier overal elders de middelen van gemeenschap verbeterd, die van Zee land bevinden zich nagenoeg nogin den zelfden staat als vóór ettelijke jaren. Naarmate andere plaatsen digter bij elkander zijn gebragt, geraakt Zeelands hoofdplaats meer van het algemeen verkeer afgezonderd. Dat dit niet alleen op handel en nijverheid maar op geheel onzen maatschappelijken toe stand belangrijken invloed moet uitoefenen, behoeft niet te worden betoogd. En wauneer we hier en daar nog pogingen zien aanwenden om de bestaande hinderpalen te overwinnen, dan moet dit daaraan worden toegeschreven dat alle moed nog niet is uitgebluscht. Nu en dan vertoonen zich vonken van leven die ons de overtuiging schenken dat, zoodra de tegenwoordige beletselen zijn opgeheven, sluimerende krach ten zullen ontwaken, in staat oin aan de mededinging van anderen het hoofd te bieden. Sedert jaren vraagt men zich af of de tijd nog eenmaal zal aanbreken waarop die krachten tot ontwikkeling kannen komen. Sedert lang dobbert men tusschen hoop en vrees. Reeds 16 jaren geleden werd het eerste plan gevormd om, door het aanleggen van een spoorweg door een belangrijk deel van Zeeland, van de gunstige ligging van Walcheren partij te trekken. Telkens als de verwezenlijking nabij scheen, werd de blijde verwachting door teleurstelling opgevolgd. Geen wonder dus, dat de aanneming van het wetsontwerp op den aanleg van spoorwegen, waarbij ook deZeeuwsche lijn in het algemeene net werd opgenomen, hier met vreugde begroet werd. Thans, nu aan de uitvoering de eerste hand is geslagen, is de verwachting sterker dan ooit gespannen. Voor de bevol king van Zeeland moet het eene groote voldoening zijn dat de koning zich eerlang kan overtuigen, dat de wenschen die men zoo vaak uitsprak niet vermetel waren, dat Zeeland hulpbron nen aanbiedt die, wanneer slechts de mogelijkheid om ze te doen ontspringen daar is, belangrijke voordeelen aan geheel Nederland kunnen opleveren. Zeeland verlangt niet van haren vorst, niet van de regering, dat het tot een staat van welvaart gebragt worde. Het verlangt noch van den vorst, noch van de regering wat deze niet schenken kunnen. De bevolking zal zich zelve weten op te heffen zoodra de gelegenheid daartoe aanwe zig is, en deze zal bestaan zoodra de plannen, reeds zoo lang ontworpen, zullen verwezenlijkt ziju. 's Konings bezoek lean zijne sympathie voor Zeelands ver wachtingen slechts vermeerderen, en deze zal voor hare ver wezenlijking een vaste steun zijn. I Bij de tweede kamer der staten generaal is gisteren ingediend J de begrooting voor den aanleg van spoorwegen dienst 1862. Daarop is uitgetrokken voor het kanaal door Zuid-Beveland j f934,000, en voor den aanleg van het gedeelte spoorweg van Rozendaal naar Goes f 946,138. In dit nommer geven we van I die begrooting onder „staten géneraal" een beknopt overzigt. Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ont vangen enlist voor belanghebbenden ter inzage een staat van den in- en uitvoer te Stettin, gedurende 1861. Men schrijft ons heden uit Vlissingen „Heden nacht had alhier een hoogst treurig ongeval plaats, hetgeen echter niet belette dat het gezigt daarvan trotsch en indrukwekkend moest genoemd worden. „Het groote en schoone amerikaansche driemastschip Wal ter Scott, gezagv. Graffen, in ballast van Antwerpen komende, bestemd naar de Oostzee en alhier ter reede liggende, is een prooi der vlammen geworden. „Gisteren avond ongeveer tusschen 10 en 11 ure werd er aan boord brand ontdekt, welke zich zoo snel uitbreidde dat de aangewende middelen tot blusschen ontoereikend waren. Het duurde niet lang eer de vlammen het dek bereikten en het tuig aanstaken, zoo dat weldra het geheele schip in lichter laaie vlam stond. „Daar het nu onmogelijk was iets meer tot redding te ver- rigten, begaf zich de ekipage met hare goederen aan boord van de nederlandsche loodsboot,gevoerd door schipper Brand, welk vaartuig daar in de nabijheid ten anker lag en waarvan zoo veel mogelijk hulpen bijstand werd verleend later ging de ekipage over aan boord van de belgische loodsschoo- ner, welke mede daar aanwezig en door meerdere beschikbare ruimte beter geschikt was. Nadat het vuurnueenige uren gewoed had, viel achtereenvolgens het tuig over boord, zoo dat met het aanbreken van den dag alleen nog de brandende romp zigtbaar was. Heden middag ten twaalf ure brandde het schip, dat reeds voor een groot deel tot aan de koperen huid verwoest is, nog voort. Twee of drie sleepbooten zijn thans bij het schip met het voornemen pogingen te doen om het v.in zijne ankers los te krijgen en op hefcss'.iand te slepen, terwijl men inmiddels ook trachten zou om de vlammen te blusschen." Het Nieuws- en advertentieblad van Zeeuwsch-Vlaanderen deelt mede dat met mei a. s. eene belangrijke verbetering voor het korresponderend publiek zal worden ingevoerd in het brievenvervoer tusschen het voormalig 5e distrikten Walche ren. Onlangs hebben wij het gebrekkige van het brievenver voer in deze provincie in het breede besproken. Thans druk ken wij de hoop uit dat de hier vermelde maatregel het begin zal zijn van eene reeks verbeteringen welke zoo dringend worden gevorderd. Uit Tholen schrijft men ons Nadat het kohier van den hoofdelijken omslag der plaat selijke belasting door den raad dezer gemeente was vastge steld,werden door een der belastingschuldigen bezwaren inge- bragt tegen de zamenstelling. Zij waren daarop gegrond dat de wetgever wil dat ieder in evenredigheid van zijne inkom sten in de lasten zal dragen, en het beweren dat in de gemeente Tholen de lasten in evenredigheidvan de inkomsten worden gedragen, niet alleen is eene onwaarheid, maar zoo lang het stelsel, door den raad aangenomen, blijft bestaan ook eene onmogelijkheid is. Er was door den adressant aangetoond dat eene evenredige verdeeling der lasten onder de bestaande verordening op de invordering van den hoofdelijken omslag eene onmogelijkheid is, de verordening uit dien hoofde is in strijd met de wet, en beweerd dat daarom de raad verpligt is om ze in te trekken en te wijzigen. „Uit eene beslissing van gedeputeerde staten dezer pro vincie blijkt dat de gegrondheid van het aangevoerde niet kan worden ontkend, en het gemeentebestuur is aangezocht om de verordening te wijzingen. Men mag nu verwachten dat in het vervolg de lasten meer gelijkmatig zullen worden verdeeld en na de intrekking der bestaande verordening, ieder ingezeten naar evenredigheid van zijne inkomsten in de lasten zal dragen." Heden nacht is de groote meubelfabriek-van de heeren gebroeders Ilorrix te 's Hage afgebrand. Door dat ongeval zijn meer dan 100 werklieden tijdelijk van arbeid verstoken. De geheele fabriek was tegen brandschade verzekerd. H. M. de koningin zal, bij gelegenheid van hare reis naar Parijs, op den 23 dezer, waarschijnlijk vergezeld worden door: mevr. de douairière A. van der Oudermeulen, groot meesteres van II. M.mevr. de baronnes E. W. A. van Pabst van Bingerden, eerste hofdame, graaf van Randwijck. grootmeester, baron van Hanlenbroek van 's Heeraartsberg, kamerheer, staatsraad W. vonWeckherlin, secretaris van H.M. Naar wij vernemen, zal Z. M. de koning op den 23 dezer, tegen 6 uur 's avonds, aan het Katerveer te Zwolle arriveren en de stad binnenkomen over de Sassenpoortbrng, door de Koestraat, de Luttekestraat, over de Groote markten door de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1