MIDDELBÜRGSCHE C O R A X T. r 44. Zaturdaa 1862. 12 April. Bij dezecourantbehoorteenbij voegsel. Editie van vrijdag avond 8 ure. Middelburg; 11 April. Het blijkt meer en meer dat het ministerie den tijd vóór de bijeenkomst der tweede kamer zich teu nutte heeft gemaakt om wetsontwerpen in gereedheid te brengen en het nemen van belangrijke maarregelen voor te bereiden. De werkzaamheden bij de departementen van eeredienst, die tot strekking hebben om eerlang tot de opheffing dezer beide departementen te kunnen overgaan, zijn thans zoo verre gevorderd dat men spoedig de verwezenlijking van dat plan kan te gemoet zien. Zijn wij wel ingelicht, dan zullen reeds met 1 julij die departementen ophouden te bestaan en debe- moeijingen van den staat in de kerkelijke aangelegenheden, voor zoo ver die nog noodig zullen zijn voor betaling van traktementen enz., aan het departement van financiën worden opgedragen. Behalve de aan te bieden en vermoedelijk aan te bieden wetsontwerpen, waarvan wij dingsdag eene opgave deden, vernemen wij thans met eenige zekerheid dat men ook het ontwerp eener nieuwe wet op de registratie en het zegel kan te gemoet zien. De dagbladen zouden daarbij geheel van het zegel worden vrijgesteld en de gemeenten voor een groot deel in hunne administratie van die belasting worden ontheven. Daarentegen zouden de obligatiën aan belasting onder worpen worden. Bij de voorgenoraene herziening der personele belasting is, naar ons gemeld wordt, het beginsel aangenomen om de opbrengst voor een gedeelte aan de gemeenten af te staan. De patentbelasting zou worden vervangen door eene belas ting op bet uitoefenen van beroepen waaronder ook dat van landbouwer zal worden begrepen. Belangrijke werkzaamheden staan der tweede kamer dus eerlang te wachten, en vele reeds langgewenschte hervormin gen zullen kunnen worden tot stand gebragt, indien ook de kamer met de zelfde zucht tot werkzaamheid is bezield. Wij hopen dat de tijd welke van het tegenwoordig zittingjaar nog overblijft, zal worden besteed aan de behandeling van hoofd zaken, dat elke partij, elke nuance zelfs, zich duidelijk zal uit spreken, maar dat men zich niet zal laten verleiden tot zulke diskussiën als op het laatst des vorigen jaars zijn gevoerd tusschen den minister van koloniën en enkele leden, die de herhaalde en duidelijke verklaringen van den minister niet schenen te kunnen of te willen begrijpen. liet is een vrij algemeen gebruik dat men personen, die zich verstouten tegen een ingeworteld valsch begrip op te komen, of een gevoelen der groote menigte te weerspreken, niet wederlegt maar eenvoudig voor zedelijk dood verklaart. Nog dezer dagen vonden wij daarvan een voorbeeld in eene courant der hoofdstad, die wel niet eene geheele maar toch eene gedeeltelijke afspiegeling bevatte van de gevoelens der amsterdammers omtrent de lezing door den heer A. Huet, civiel ingenieur, op 3 april in Felix Meritis te Amsterdam gehouden. Het onderwerp der lezing was „de verbinding van Amster dam met de Noordzee door middel van een nieuwen water weg." De Amsterdainsche courant acht het de moeite niet waard er veel over te sprekenmen zal zich „door het indivi- duëel gevoelen van ée'n partikulier" niet de ingenomenheid met het ontworpen kanaal laten ontnemen, evenmin als men in Amsterdam door de voordragt van den heer van Hoëvell „zich van zijn stuk liet of zal laten brengen." Wij behoeven thans niet meer te vermelden in welken geest de heer Huet sprak, maar willen toch, niettegenstaande de Amsterdamsche courant dit bespottelijk zal vinden, met die voordragt onze lezers eenigzins nader bekend maken. In de eerste plaats merken wij aan dat de Amsterdamsche courant, die wanhopig uitroept: „Als het individueel ge voelen van ée'n partikulier eene zoo van alle zijden onder zochte en door de voornaamste deskundigen met hunne volle goedkeuring bekrachtigde onderneming den bodem kan inslaan, waar zou dat heen?" reeds de geschiedenis van de uitvinding der gepantserde schepen schijnt vergeten te zijn. De minachting toch die dit plan ondervonden heeft in Enge land bij de talentvolste hoofdofficieren der marine, en de bespotting waaraan het van hunne zijde werd blootgesteld, moest iedereen afschrikken het ten uitvoer te brengen. Eric- son deed het echter en thans bewondert men. Dit zon ook wel eens met het veelbesproken kanaal kunnen plaatshebben, en de Amsterdamsche courant moet ook niet vergeten dut er verscheidene deskundigen zijn die op dat kanaal plan vrij wat hebben aan te merken. Niet gewoon iemand bij verschil van opinie dadelijk dood te verklaren, achten wij zulk eene handelwijze wel zeer ge makkelijk, maar tevens zeer inhumaan. De heer Huet dan, noemde de bpzwaren op en lichtte die toe tegen het voorstel om aan te leggen„Een kanaal loo- pende van Amsterdam in de rigting van het IJ, door de land engte van Holland op zijn smalst, aan de beiden einden met sluizen gesloten en aan de Noordzee voorzien van eene bui tenhaven, gevormd door hooge dammen, en al of niet aan den ingang voorzien van een zoogenaaimlen zeebreker." Wij zullen bier enkele zijner bijgebragte bezwaren laten volgen. „Een kanaal om eene groote koopstad te verbinden met de zee is om onderscheidene redenen niet aan te bevelen de schepen kunnen zich niet vrij in zulk een naauw vaarwater bewegen, en moeten gesleept worden, terwijl de sluizen aan elk schip den toegang tei die opelad ontzeggen, datgroo- tere afmetingen heeft dan bij den aanleg berekend is. Gedu rende stormachtig weder zijn noodwendig de sluisdeuren gesloten en is de toegang tot de stad afgesneden, terwijl de schepen in de buitenhaven liggende geene genoegzame be scherming kunnen vinden, als daaraan bij den ingang dier haven niet door een zeebreker wordt te gemoet gekomen. Dit middel heeft echter dan o. a. het bezwaar van de haven aan eene bijna onvermijdelijke verzanding bloot te stellen." Daarop gaat de spreker over om aan te bevelen een geheel open zeegat, als eene veel minder gewaagde onderneming dan eene kanaalgraving. Het doet ons leed de kernachtige lezing van den heer Huet niet meer in bijzonderheden te kunnen nagaan, maar willen alleen nog opmerken dat onder de be zwaren tegen het kanaal waarmede de Amsterdamsche courant zoo doldriftig is ingenomen verscheidene voor komen die wij reeds door bekwame deskundigen hoorden uiten. Dit laatste als bewijs dat de heer Huet niet zoo als beweerd wordt door het meergemelde dagblad, dat hem min achtende „den jeugdigen spreker" noemt in zijne bewering geheel alleen staat. De vereeniging Tot bevordering der toonkunst alhier geeft jaarlijks één koncert, maar dat koncert isdan ook gewoonlijk van voortreffelijk gehalte. Woensdag avond hadden wij daarvan een nieuw voorbeeld. Nadat eene ouverture, door onzen stadgenoot de heer W. lt. Ceulen gekouiponeerd, met ambitie was afgespeeld, deed mevrouw Offerroans—van Hove zich hooren. De begaafde zangeres, wier talenten we in het vorig jaar konden leeren waarderen, bragt ook nu haar gehoor in verrukking. Zij zong eene aria uit de opera Enea nel L?,zio en Variatiën van Rode, welke stukken werden afgewisseld door eene Sonate voor piano von Mendelssohn Bartholdy, meesterlijk voorgedra gen door eene dilettante die reeds vroeger zich aanspraak heeft verworven op de dankbaarheid van Middelburgs mu ziekminnaren. Na de pauze werd het le deel van het oratorium Paulus uitgevoerd, op eene wijze die algemeen genoegen verschafte. De sopraansolo's werden gezongen door mevrouw Offerraans, de andere door dilettanten van hier en uit Rotterdam. Deze zoowel als de koren voldeden uitmuntend. Het instrumentaal gedeelte was over het algemeen goed te noemen, maar hoewel ditmaal door medewerking van elders versterkt, was het toch duidelijk te bespeuren dat het orchest gunstiger tijden gekend heeft. Als eene bijzonderheid vernemen wij dat reeds in dit vroege jaargetijde verscheidene koolzaad planten in den bloei staan en de meekrap zich ook reeds boven den grond vertoont. Alle veldvruchten staan veel belovend. Men meldt ons uit Oostburg, 9 dezer „LI. maandag is uit het kantonnale huis van bewaring alhier ontvlugt eene vrouw uit de gemeente Eede, die van hier naar Middelburg moest worden overgebragt om eene gevangenisstraf van twee jaren te ondergaan, waartoe zij door de arrondissements regtbank, ter zake van diefstal en verzet tegen de geregteüjke beambten, was veroordeeld. Alle po gingen om haar te achterhalen zijn tot nog toe vruchteloos gebleven. Zij schijnt naar België de wijk te hebben genomen." Uit Utrecht meldt men ons 8 dezer: „De zesde letterkundige voorlezing, die de heer ten Kate beloofd had aan het vijftal vroeger hier gehoudene te zullen toevoegen, had gisteren avond plaats. Hadden wij den spreker de vorige malen telkens gehoord óf als uitnemend vertolker der meesterstukken van buitenlandsche dichters, öf als den man die ons zijne op- en aanmerkingen mededeelde over per sonen en werken, op het gebied der poëzie roemvol bekend thans trad hij als oorspronkelijk dichter voor ons op. Zes zijner eigene gedichten hoorden wij ten Kate voordragen. Het eerste draagt tot opschrift: „Vader en dochter." een dramatisch fragment, dat ons getuige doet zijn van het vrees- selijke tooneel tusschen den grijzen Boudewijn van Vlaan deren (den held van den vierden kruistogt, eens keizer van Konstaritinopel, maar riu de gevangene zijner dochter, wier bevel hem straks zal doen vermoorden), en zijne ontaarde dochter zelve, de ondankbare Johanna van Vlaanderen. Eene historische toelichting deed de dichter aan deze voordragt vooraf gaan. Hierna deed hij ons een fragment hooren uit „Ahasverus op den Grimsel:" de wanhopige alleenspraak van lien Wandelenden jood, die zoo lang vruchteloos gezocht heeft, zijn ellendig leven te doen eindigen. Hetderdcgedicht was „Vijf erwten uit één peul," eene dichterlijke bewerking van een sprookje uit de winteravond-vertellingen van An dersen. een stukje vol geest en gevoel. T wee Marker liedekens volgden: „Het lied van den vuurstoker op Marken," en het „Wiegelied der Markerin," beiden lieve, gevoelvolle verzen. De spreker besloot met de voordragt van een uitgebreider dichtstuk: „De dag des Heeren," eene zeer fantastische en daardoor boeijende beschrijving van de komst van Christus om het laatste oordeel te houden. In eene beoordeeling dezer gedichten treden wij hier natuurlijk niet; wij moeten ons vergenoegen met de verklaring, dat het zeer goede voort brengselen zijn van een talentvol dichter, die er geen aan spraak op maakt een dichter van den eersten rang te zijn. Over het gehoorde voldaan, en erkentelijk voorhetgenot.dat de heer ten Kate hen ook ditmaal had doen smaken, ver lieten de talrijke aanwezigen de zaal, nadat de spreker hun had dank gezegd voor de bewezene belangstelling, en toege- wenscht dat ook het schoone hen steeds zou opleiden tot de hoogste waarheid, tot God Uit Dordrecht meldt men ons 9 dezer „Men herinnert zich dat de gemeenteraad dezer stad on langs eene som van f 2500 heeft toegestaan aan de hoofdkoin-- missie ter oprigting van het standbeeld van Ary Scheffer, op voorwaarde dat de stad met geen andere uitgaven of onkosten des betreffende zou bezwaard worden. In deze zitting van heden is op aandrang van dehoofdkoramissie, welke zich hier toe onbevoegd en bepaald ongenegen verklaarde, bovenstaand besluit eenigzins gewijzigd, met dien verstande dat namens de stad enkele hooge autoriteiten tot bij woning der onthulling uitgenoodigd en bij hunne eventuële komst ontvangen zullen worden, als Z. M. de koning, Z. K. II. de prins van Oranje, zijne exc. de minister van binnenlandsche zaken en de kom- missaris des konings in Zuid-Holland. „Men is benieuwd naar den indruk dien dit nieuwe besluit zal maken op de burgerij, welke alles behalve ingenomen schijnt met het plan om de belangrijke som van f2500 uit stads kas te verstrekken tot het »even van feesten, terwijl de stedelijke belastingen op velen zoo zwaar drukken.Men vertelt dat de burgemeester en wethouders een protest in dien zin hebben ontvangen, waarbij het ongeoorloofde en onwettige van dergelijken maatregel betoogd is. Dit protest was echter anonym en is ter zijde gelegd. „Er is nog geen antwoord ontvangen van Ernest Renan, noch van den heer Majolin, den schoonzoon van Ary Scheffer, die namens de feestkoramissie uitgenoodigd zijn geworden de famielje des beroemden kunstenaars bij de onthulling van diens beeld te vertegenwoordigen." Naar men ons uit Groningen meldt, kwamen aldaar in het laatste jaar vele gevallen van zelfmoord voor. Men bere kent een getal van twee a 21. In een enkele week ontnamen drie personen zich het leven. Zulk een toenemend kwaad verdient ernstig de aandacht van allen die in den mensch belang stellen. Een onderzoek naar de oorzaken zou welligt tot niet geheel onbelangrijke resultaten leiden. De leden van de tweede kamer der staten generaal zijn ter vergadering opgeroepen tegen donderdag 24 dezer, des na middags ten één ure. De Staatscourant van woensdag bevat het nieuw reglement op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor de krijgsdienst te land en te water, vastgesteld bij koninklijk besluit van 25 maart jl. De kommissie van de tweede kamer der staten generaal, belast met het houden eener enquête naar den toestand der marine, heeft maandag gehoord de heeren G. R. S. Broekhof, gewezen bouwmeester op Java, te Amsterdam, Patijn en Bec ker; dingsdag de kapitein-luitenants ter zee J. Andreae en A. R. Blommendal, chef der hydrografie van de nederland- sche zeegaten; woensdag de heeren L. K. Turk, hoofd-inge- nieur, direkteur van scheepsbouw, behoorende tot de alge- raeene dienst van het departement van marine, en J. A. H. Schrender, kapitein-luitenant ter zee; en donderdag de kapitein-luitenants ter zee R. L. de Ha es en J. Vos. Een belgisch dagblad deelt mede dat koning Leopold, overeenkomstig Je beloften ten vorigen jare te Luik gedaan, zoo zijne gezondheid het toelaat, in den loop van den zotner ons land zal bezoeken. Het is echter nog niet zeker, of het bezoek op het Loo dan wel in den Haag zal plaats vinden. In België is men met dit reisplan zeer ingenomen. Naar men verneemt heeft dr. Hoffmann, te Leiden, gevolg gegeven aan de vereerende uitnoodiging der fransche regering om naar Parijs te komen, ten einde zijne diensten als tolk ge durende, het verblijf van het japannesche gezantschap aldaar te verleenen. De gemeenteraad van Amsterdam heeft in zijne zitting van woensdag aan jhr. uir. J. de Bosch Kemper op zijn verzoek op de meest eervolle wijze ontslag verleend als hoogleeraar bij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1