MIDDELBURGSCHE
Dingsdag
25 Maart.
s°- 36.
Zij die zich voor het volgend kwartaal op de
Middelburgsche courant verlangen te abon
neren worden verzocht hunne opgaven vóór
31 Maart aan de uitgevers in te zenden, daar
slechts weinige exemplaren worden overge
drukt.
Personen buiten deze gemeente die niet met
de uitgevers in rekening staan, moeten bij
hunne aanvragen het bedrag van het abonne
ment in geld of postwissel overmaken.
De prijs is per 3 maanden binnen deze
gemeentef3,
Voor alle overige plaatsen franko per
post3,40.
De rondbrenging te Middelburg moet uiter
lijk des avonds ten negen ure zijn afgeloopen.
Zij die lmn exemplaar vóór dien tijd niet ont
vangen worden verzocht daarvan aan het
bureau kennis te geven.
Editie van maandag avond 8 ure.
ïlÈddelburg 2JL Maart.
Van het bezoek dat jaarlijks door den koning aan de hoofd
stad gebnigt wordt, trekt de Amsterdamsche courant ditmaal
partij om de ingezetenen aan te sporen Z. M. hunne bezorgd
heid voor de toekomst van Nederland kenbaar te maken. „De
koning moet te Amsterdam de waarheid vernemen"Wat er
van de verwachtingen, welke dat blad poogt op te wekken,
komen zal, is niet twijfelachtig: ook in Amsterdam is de geest
der bevolking sedert 1853 aanmerkelijk gewijzigd. Het
is echter zaak dat men het geheele land door verneme
welke toon door een der dagbladen van de hoofdstad
wordt aangeslagen, want dat blad staat niet geheel alleen.
Hoe geringde partij ook zijn moge die met de verwachtingen
der Amsterdamsche courant instemt, zij blijft altijd eene
partij voor welker invloed men te waken hebbe en met welker
middelen men zoo veel mogelijk moet trachten bekend te
worden. Niets kan naar onze meening die partij raeerbena-
deelen dan dat zij zich uitspreekt als in het artikel dat wij nu
geheel laten volgen.
„Amsterdam, ofschoon meer dan een vijftiende gedeelte
van de bevolking des geheelen koningrijksbinnen hare muren
vereenigende, en alleen bijna zoo veel inwoners tellende als
al de hoofdplaatsen der provinciën te zamen, is niet anders
dan eene hoofdstad in naamniet alleen is de zetel der liooge
regering, maar zelfs die van het gewestelijk bestuur elders ge
vestigd. Door eene gemeentewet, op de leest van die voor
een naburig rijk geschoeid, en centralisatie van alle magt en
gezag in het kabinet van den minister van binnenlandsche
zaken ten doel hebbende, is schier alle autonomie aan deze
stad van 270.000 zielen benomen en zij met de kleinste ge
meente des rijks gelijk gesteld.
„Door zware lasten gedrukt en steeds teleur gesteld in de
op stellige beloften gegronde verwachting, dat het rijk de be
hulpzame hand zou bieden om de belemmeringen uit den weg
te ruimen in liet vinden der middelen tot bestrijding dier las
ten. heeft Amsterdam meer en meer ondervonden hoe gering
de sympathie is, door het meerendeel der elkander opgevolgd
hebbende ministeriën voor Amsterdam aan den dag gelegd.
Dit is in liet oog loopend de oorzaken van zoo veel tegenzin
zijn het echter minder. Ilij kan toch niet daarin gelegen zijn,
dat Amsterdam nog steeds kan aangemerkt worden als het
middenpunt waar liet nationaal karakter zich zuiver open
baart, de nationale kracht zich doet gelden, hetnationaal ver
mogen zetelt; derhalve niet met alle politieke winden waaijende
of slaafs meegaande van natuur, en men liet juist daarom een
minder goed genegen harte toedraagt?
„Maar het is eene verblijdende en bemoedigende opmer
king, welke wij met dankbaarheid tegenover die antipathie
stellen van céne zijde heeft Amsterdam altijd warme belang
stelling ondervonden; eene belangstelling welke zicli nooit
heeft verzaakt liet is van de zijde der kroon. Koning Wil
lem I, koning Willem II en koning Willem III hebben steeds
Amsterdam lief gehad en gewaardeerd. Zij gaven daarvan
met woord en daad blijk, voor zoo veel dit laatste slechts in
hun verinogen was. Jaarlijks plegen de vorsten, omstreeks
het paasclifeest, Amsterdam te bezoeken en daar eene week
te verblijven. Daardoor werd die innige en weilerkeerige ge
hechtheid levendig gehouden en aangekweekt. Ook nu weder
zal Amsterdam het gel uk h ebben zij nen geëerbied igden kon ing
binnen hare muren te zien.Wij zullen dan weder gelegenheid
hebben niet alleen van onze liefdeen trouw aan het hoofd van
het edel stamhuis van Oranje te doen blijken, maar ook onze
inzigten en wenschen aan den koningkenbaar te maken. Even
als hij zelf openhartig en eerlijk is, verlangt hij datmen open
hartig en eerlijk met zijne bezwaren en verlangens tot hem
koiue. Daarom is het de taak, ja de pügt van allen, die daar
toe in de gelegenheid zullen zijn, den koning met opregtheid
te zeggen hoe de toekomst ons P)e;Tl>ezorgdheid vervult.
„Door een zamenloop van omstandigheden, welke ons nog
grootendeels onverklaarbaar zijn, zien wij thans weder den
man aan het hoofd des bestuurs geplaatst, die ons nationaal
en monarchaal gevoel zoo vaak aanstoot gaf, omringd en
ondersteund door mannen, zijne rigting met wannte toege
daan, of die, als geheel onbekend en onervaren op het gebied
van staatkunde en van bestuur, bij velen in den lande alle
aanspraak op vertrouwen missen. Vooral is onze bezorgdheid
er door opgewekt, dat het beleid der alles overheerschende
koloniale belangen is toevertrouwd aan een man, die als inge
nieur bekwaamheid mag bezitten, maar die nimmer eenig blijk
van staatsmanswijsheid gaf, en van wien het bekend is dat hij
het stelsel van kuituur en konsignatie niet genegen is, een
stelsel, waardoor en waaronder Nederland in het algemeen en
Amsterdam in het bijzonder zoo veel welvaart genoot. En
met niet minder wantrouwen zien wij het beleid van onze
buitenlandsche staatkunde opgedragen aan een tot dus verre
geheel onbekend jongman, vreemd aan deze gewesten, vreemd
aan de diplomatie en vreemd aan onze handelsbelangen.
„Met huivering denken wij eraan, dat ée'n misgreep, ëe'ne
onvoorzigtigheid van den jeugdigen minister van buitenland
sche zaken Nederland in groote moeijelijkheden, ja in oorlog
kan wikkelen, zoo als de rigting van den minister van kolo
niën onzen handel en onze welvaart kan vernietigen en Ne
derland tot staatsbankroet brengen.
„Men ontveinze zijne bezorgdheid den koning niet. Ilij
mag en zal met regt verwachten te Amsterdam de waarheid
te vernemen."
Wanneer wij de dagbladen nagaan, die in den laatsten tijd
de meest afkeurende beschouwingen leverden over de benoe
ming van den heer van der Afaes» de SombiefF, dan vinden
wij den hoogleeraar Vreeile aan wie de Utrechtsche cou
rant nu en dan het woord afstaat als den beftigsten bestrij
der van het tegenwoordig ministerie. Zonder nu te willen
wijzen op de weinige gegevens die er nog kunnen bestaan voor
eene gegronde opinie, zonder te willen beoordeelen den min
der gematigden maar hartstogtelijken toon, welke in die
artikelen doorstraalt, betreuren wij het slechts, dat een man
wiens onmiskenbare verdiensten, schitterende talenten en veel
omvattende kennis ons steeds bewondering inboezemen, zijne
pen op deze onedelmoedige wijze gebruikt.
Wij betreuren het, dat de bevreemding, die wij erkennen
het volkomen bij het vernemen dezer benoeming bij velen
zich moest openbaren, sommiger gemoederen zoodanig in
gisting heeft gebragt, dat die bevreemding tot hartstogtelijke
afkeuring heeft geleid.
Van een anderen kant zien wij zelfs het vreemde verschijn
sel, dat voorstanders van den heer Thorbecke, wien men vroe
ger zelfs geen blinde ingenomenheid met geene vergoding
van den grooten staatsman konde ontzeggen, thans hem dat
vertrouwen zoo zeer ontnomen hebben, om te onderstellen
dat de minister in deze moeijelijke politieke omstandigheden,
zonder rijp beraad de belangrijke portefeulje van buitenland
sche zaken zou hebben aangeboden aan iemand die hem onbe
kend was.
Ons komt het voor dat het raadzamer is te wachten tot de
omstandigheden gelegenheid zullen geven eene opinie uit te
spreken. Wij geven dus hier slechts wederom eenige levens
bijzonderheden van den minister. Ilij werd in 1S28 geboren,
studeerde te Leiden in de regten, tijdens de heer Thorbecke
professor was, en bekleedde gedurende twee jaren de betrek
king van lid der provinciale staten in Limburg, waarop hij
zitting bekwam in het kollege van gedeputeerde staten dier
provincie. In de betrekkingen, die hij thans voor belangrijker
werkkring verlaten heeft, deed hij zich kennen als talentvol
regtsgeleerde en goed staathuishoudkundige. Gehecht aan de
konstitutionnele instellingen en voorstander van liberale be
ginselen, munt hij uit door eene grondige historiekennis.
Hij behoort tot het roomsch katholieke kerkgenootschap,
en hoewel dit van den kant dergenen, welke steeds gewoon
zijn deanders denkenden in het hoogste ressort te beoordeelen
en te veroordeelen, eene groote grieve kan genoemd worden,
zoo meenen wij dat dit bij de aanstaande opheffing der
ministeriën van eeredienst geene onverschillige zaak zijn kan.
Behalve deze omstandigheid echter, kan dit wapen door som
migen uit het arsenaal van volksvooroordeelen te voorschijn
gebragt, bij ons slechts te meer als een bewijs gelden, boe
weinig nog liet beginsel der vrijheid van godsdienst eene prak
tische waarheid is geworden. Het weinige dat wij thans nog
van den nieuwen minister weten, geeft ons toch. meenen wij,
bij liet feit zijner optreding in een ministerie Thorbecke reeds
ecuig vertrouwen, om ten minste niet radeloos en redeloos de
toekomst tegen te zien en de donquichotterie met minachting
te aanschouwen van sommigen, die op iemand razen, dien zij,''
nog slechts aan den horizont van den politieken hemel kun
nen zien, en dit wel. na de naïve bekentenis te hebben afge
legd dat zij niet het minste van hem weten.
En wat nu de schim betreft waartegen sommigen strijden
den naam des nieuwen ministers, waarvoor zij een oud-hol-
landschen, historischen naam in de plaats wilden zien; wij
vragen hen, die zich op liberaliteit beroemen, of le droit de
naissance thans, nog meer mag gelden dan talenten en be
kwaamheden en ook vooral of men zich zoo geheel in de
politieke geheimen meent ingewijd om met volkomen zeker
heid te weten of die oud-hollandsche namen wel geplaatst
hebben willen zijn op eene lijst van ministers wier taak moei-
jelijk, voor sommigen welligt volgens eigen erkentenis
onmogelijk te vervullen zou wezen.
liet provinciaal geregtshof in Zeeland alhier heeft heden
uitspraak gedaan in het appèl door den officier van justitie
aangeteekend tegen het vounis der arromlissements regtbank
van 28 november jl., gewezen in de zaak van dr. D. J. Geer-
sens te Oostburg. waarbij de exceptie van nietigverklaring
der dagvaarding door de regtbank was aangenomen.
In het noinmer dezer courant van jl. donderdag deelden
wij dekonklusiën van den prokureur-generaal en den verdedi
gervan den geïntimeerde mede. Het hof, zich vereenigende
met het vonnis van den eersten regter en met het oog op de
artt. 247 ie lid, 227, 242 en 224 van het wetboek van straf
vordering, beeft thans het appèl tenietgedaan en het vonnis
der regtbank van 2S november 1861, waarbij de dagvaar
ding is nietig verklaard, bevestigd.
Wederom hebben zich gisteren in deze gemeente twee ge
vallen van zelfmoord voorgedaan. Eene vrouw, met name
Anna V. oud 67 jaren, benam zich gisteren middag ten 3 ure
door ophanging het leven.
Des avonds heeft zekere L., in de 's Gravenstraat woonach
tig. zich zoo ernstige wonden aan den hals toegebragt dat hij
onmiddellijk is bezweken. Ilij had van de afwezigheid zijner
moeder, toen deze zich naar de kerk had begeven, gebruik
gemaakt om zijn voornemen uit te voeren. Toen zij terug
keerde was haar zoon een lijk.
De redenen tot deze zelfmoorden zijn onbekend.
De gemeenteraad alhier zal aanstaanden woensdag, 's na
middags ten half twee ure. eene openbare zitting houden, in
welke de volgende zaken zullen behandeld worden missive
van gedeputeerde staten, goedkeuring raadsbesluiten idem
bedenkingen betrekkelijk de inrigting van het kohier hoofde-
1 ijken omslag 1862; uitloting vanaandeelen der geldleening
Bellingbrug.
De Nieuwe rotterdamsche courant heeft uit 's Gravenhage
van eene doorgaans goed onderrigte zijde vernomen, (later bij
liet departement van financiën eene nieuwe zegelwet in be
werking is, waarbij als beginsel is aangenomen de afschaffing
van het zegel op de dagbladen.
Van het thans in druk verschenen wetsontwerp tot herzie
ning van het tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer
geven wij in dit nommer den verkorten inhoud weder. Daar
bij is voor de uitvoerregten op linnen en katoenen lomp en
een overgangsregt aangenomen.
Het dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage neemt de
vrijheid, de woorden die wij dezer dagen schreven, naar
aanleiding van de bescherming aan de inlandsche papier
fabrieken verleend, tot de hare te maken. Dat onze gedachten
gedeeld worden door een blad 't welk weinige dagen geleden
beweerde „dat de staathuishoudkunde eene jonge onbesuisde
wetenschap is," bevreemdt ons meer dan het ons vereert. Het
dagblad had welligt beter gedaan dat artikeltje ter onzer
verantwoording te laten.
De Staatscourant van heden bevat een regeringstelegram,
gedagteekend Buitenzorg 13 februari) 1862, luidende„ITi-
dayat bevindt zich te Martapoera. Verschillende residentien
zijn overstroomd geweest."
De Staatscourant van zaturdag deelt de opgave mede van
de bevolking der provincie Overijssel, volgens de uitkomsten
der laatste volkstelling. Het totaal cijfer bedraagt 235,155.
Daarvan telt Zwolle 19,176, Deventer 16,346 en Kampen
13,902 inwoners.
De minister van oorlog heeft bekend- gcjmaak,t, dat de be
staande afstaudswijzer den 1 julij a. s. verYangèft Wordt door
een nieuwen welke op het fotografisch bureau vervaardigd is.
Op <Lc_yoor<lragt voor rector van 't gymnasium te Meppel,
bostaauUe uitsjne personen, komt voor dr. A. Romeijn, alhier.
Cbesluit van 12 maart, "waarbij uithoofde
ftanial .o,verkomplete oost-indische ambtenaren op
j|ïay^ngêUl;-i^8t^tieve bepalingen worden gemaakt betrek-
,"A/