daarvan bleven de veroordeelden op vrije voeten, wijl zij hun woord hadden verpand de stad Glogau niet te verlaten. Eenige dagen geleden zijn zij echter ontvlugt, een brief nala tende waarin zij beweren door hunne handelwijze geenszins hun woord van eer te schenden „want zeggen zij wij hebben beloofd de stad niet te verlaten dan onder geleide van een officier, en die belofte hebben wij niet geschonden. Ik, Sobbe, heb mij onder eskorte van den luitenant Putzki ge steld en Putzki heeft de stad verlaten door Sobbe gecskor- teerd." De militaire overheid, hoewel dadelijk van hunne verdwijning onderrigt, schijnt eerst eenige dagen later maat- j regelen te hebben genomen om ben weder in handen te krijgen, i Het wekt nu vooral verbittering dat de organen der reak- tionaire partij het gedrag dezer officieren openlijk in verde- diging nemen, en vooral dat de Kreuz Zeitung de schuld van het gebeurde op de deraokratische dagbladen werpt. „Zij j zijn de eenige oorzaak zegt dat blad dat beide officieren, die zich steeds streng hebben betoond op het punt van eer, I tot deze ligtzinnige daad gekomen zijn." Frankrijk. De wetgevende vergadering behandelde maandag in de j eerste plaats het amendement betrekkelijk de gemeentebestu- J ren van Parijs en Lyon. De heer Picard toonde het onbillijke aan dat deze steden nog altijd de bevoegdheid missen om zelf de vertegenwoordigers hunner belangen te kiezen. Hij schetste de willekeur waarmede thans, tegen den wil der ingezetenen, degelden verkwist worden. Daarna hebben de heeren Lemercier en Billault de groote kwestie behandeld der ontbinding van de vereeniging St. Vin- centio da Paulo. De heer Lemercier heeft die ontbinding ten sterkste afgekeurd, èn uit het oogpunt der diensten door die vereeniging bewezen, èn uit het oogpunt barer onschadelijk heid. Het was den minister Billault gemakkelijk te betoogen dat de Vincentius vereeniging op een gegeven oogenblik een zeer magiig middel kon worden van oppositie tegen de rege ring en dat haar karakter van onafhankelijkheid in Frankrijk niet geduld kou worden. Zijne redevoering droeg dan ook de bijna algemeene toejuiching weg der vergadering. Terwijl de vrijheid in 't algemeen thans zoo weinig in toepassing wordt gebragt is het zeer te verwonderen dat zulk een belangrijk regt als dat van vereeniging en vergadering geen krachtige voorstanders heeft gevonden, en zelfs van de bankeu der lin kerzijde geen welsprekend redenaar is opgerezen om ditregt in Engeland zoo hoog opgevoerd met warmte en over tuiging te verdedigen. Na destemmingover de 10de paragraaf heeft de kamer zich beziggehouden met het beraadslagen over een amendement, voorgesteld door den heer Brame en eenige anderen, het leedwezen uitdrukkende over het voortdurend heerschen der protektionistische beginselen. Bovengenoemde afgevaardigde trachtte te betoogen dat het veel besproken trak taat met Engeland, aan Frankrijk zeer veel schade berokkende. De volgende zitting zal dus geheel gewijd worden aan rede voeringen van staathuishoudkundigen aard. Wij mogen onze lezers het verblindend artikel van Le •constitutionnel niet onthouden, op den 16 tnaart. Ofschoon de onhandige en kruipende vleijerij ons onder de overname dik wijls de pen deed nederleggen, zoo meenden wij dit toch als een der schitterendste bewijzen van de lage afhankelijkheid en domme loftuitingen van sommige bladen te moeten inede- declen. Wat ons in dit artikel meer verwonderen moet de onzinnigheid der genen die in deze opvijzelingen van het zesjarig kind behagen scheppen, of de stelselmatige minach ting van alle gezond verstand, des schrijvers weten wij niet; dit is zeker, dat het eenig in zijn soort kan genoemd worden. „Het is heden zes jaren geleden dat de keizerlijke prins ter wereld kwam, terwijl de vrede aan een eervollen oorlog was gevolgd. liet is een feestdag voor Frankrijk, wiens toe komst op dit doorluchtig en bemind hoofd rust. Gunstige voorteekenen voorspellen dat de hoop des volks nietbedrogen zal worden. „De keizerlijke prins treedt lieden eerst zijn zevende jaar kring in en heeft reeds ernstige lust om te leeren. Ilij kent en spreekt vier talen. Van eene sierlijke en rijzige gestalte, munt bij uit in alle iigehaamsoefeningen die aan zijnen leeftijd eigen zijn. Hij kan paardrijden en wordt doov het leger om zijne edele en losse houding he wouden!als hij den keizer bij de wapenschouwingen vergezelt. „De keizerlijke prins heeft een aangeboren moed en gevoel zijner militaire waardigheid. Eenigen tijd geleden wilde hij een paard bestijgen, toen dit achteruit sloeg. Een stalmeester sprong toe en vroeg: Was uwe hoogheid niet bevreesd „Neen, antwoordde de prins fier, ik ben korporaal!" „AU hij zijne kameraden van het keizerlijk garnizoen ont vangt, doet hij steeds wijdloopige vragen omtrent hun spelen, hunne werkzaamheden, hun gebruik van den tijd, hunne vorderingen in oefening en studie, en het is nooit zonder leedwezen dat hij hen weder verlaat. „Die ontluikende bevalligheden en vroeg ontwikkelde hoe danigheden van hart en geest, hebben den keizerlijken prins eene populariteit doen verkrijgen, die men weinig aan dien leeftijd zie; toegekend. Wij overdrijven niets. Om er zich van te overtuigen, heeft men zich slechts des avonds op den weg te hegeven dien de prins neemt als hij naar de Tuilleriën terug keert. „In de rue de Tivoli, op de Place de la coneorde bij den ingang van de Champs-Elysëes, dringt zich steeds eene tal rijke volksmenigte op een, begeeri^om den koninklijken telg te zien, die deze welwillendheid en toejuichingen met een bevalligen ernst beantwoordt. Welke zegeningen rijzen wit de menigte dan niet op voor het tegenwoordige! Welke wenschen voor de toekomst! Welk een aantal beden worden dan daar niet in 't geheim geslaakt om den hemel te smeeken over dit kind te waken en van hem te maken de vervolger van eene langdurige regering! „De hemel zal ons verhooren. Opgevoed onder het oog van Napoleon III, onder het oog van eene moeder, die alle chris telijke deugden in zich verpersoonlijkt, opgevoed in het denkbeeld om eens over eene fiere en talentvolle natie te regeren, eene natie die de eerste door hare wapenfeiten, de eerste door hare kennis kan genoemd worden, zal de kei zerlijke prins zich èn zijn naam èn zijn vaderland, èn zijne eeuw waardig toonen." De heerVitu, redakteur van Le constitutionnel, heeftop den geboortedag des prinsen eene dekoratie ontvangen. Turkye. Wij hebben er meermalen op gewezen dat de berigten welke over Frankrijk uit Turkye tot ons komen, alle kenmerken dragen van het ongunstige van den toestand, waarin dat land verkeert, zeer te overdrijven. Eene bevestiging dezer meening vinden we in hetgeen de heer Layard dezer dagen in het engelscli lagerhuis mededeelde, hoewel zijne inlichtingen wei- ligt niet van het tegenovergestelde gebrek zijn vrij te pleiten. Na te hebben aangemerkt dat de instandhouding van het turksche rijk door eene verstandige staatkunde gevorderd wordt, en dat men. indien tusschen Engeland en Frankrijk eene hartelijke overeenstemming bleef bestaan, dien aan gaande geen ernstige reden van bezorgdheid had, verklaarde hij dat onder het bestuur van den tegen woordigen sultan Abdul Asis groote verbeteringen tot stand gebragt, en de grondsla gen voor nog meer nuttige veranderingen voor den bloei van Turkye gelegd zijn. Uit het rapport van de heeren Hobart en Fors ter, die met eene zending naar Turkye zijn belast ge weest om den staat van zaken, in het bijzonder wat de geld middelen betreft, te onderzoeken, is gebleken dat er wel zeer groote verkeerdheden in het bestuur plaats hadden, maar dat het gevaar voor den financiëlen toestand niet dringend is, en als men met oordeel te werk gaat, kon het evenwigt tusschen ontvangsten eti uitgaven gemakkelijk hersteld worden. Om te bewijzen dat daartoe reeds veel verrigt was, gewaagde de heer Layard van verscheiden reeds genomene en verder beraamde maatregelen. Aan de goede bedoelingen, de eer lijkheid, den ijver en de standvastigheid des sultans zwaaide hij grooten lof toe. Indien men het turksche goevernement behoorlijk tijd liet, twijfelde hij er niet aan, of de sultan zou alle zwarigheden te boven komen, en Turkye zou een tijd perk van bloei en welvaart te gemoet gaan. Italië. In de laatste zitting van de kamer der afgevaardigden te Turijn heeft de heer Gallenga zijne aangekondigde interpel latie gedaan. Het kabinet is. zeide hij, in een dubbelzinnigen toestand. Het is noodig dat het binnen kort voltallig wordt of zijn ontslag neme. De heer d'OndesReggio verzocht een voorafgaand onderzoek omtrent deze interpellatie, daar het ministerie nog geene en kele handeling gepleegd heeft, waarover de kamer haar ge voelen kan uitspreken, en men niet kan te werk gaan op pre judiciële wijze. De heer Buoncompagni ondersteunt den wensch tot een voorafgaand onderzoek. De heer llatazzi zou gevveuscht hebben eenige inlichtingen te geven ter kenschetsing van den bestaauden toestand. Maar hij aanvaart de voorstelling der motie van orde zuiveren eenvoudig gelijk zij is, ten minste wanneer men hem de onder steuning toezegt door de kamer aan het ministeriële pro gramma verleend. Men wil de diskussiën over liet voorloopig onderzoek nu sluiten, waarover levendig het woord gevoerd wordt. De lieer Ratazzi vraagt om kortebjk op de interpellatiëa te mogen antwoorden. Er is voor het oogenblik niemand il;e het minis terie voltallig kan maken daar er verscheidene bezwaren zijn gerezen. Ilij is nog niet zeker omtrent de meerderheid. De gevoelens der kamer zijn nog niet bekend. Binnen kort zal liij de maatregelen kunnen voltooijen met betrekking tot de wapening. Hij zal voor de uitvoering zorgen der wet, met groote meerderheid door het parlementaangenoincn. Hij kent aan geene enkele vereeniging het regt toe om zich te wapenen of bijstand te verleenen aan het goevernement, met betrek king tot de algemeene wapening. Alleen aan liet goeverne ment komt het regt toe maatrpgelen met betrekking tot die wapening te nemen. Ilij is nog niet in staat om den geest van de wet te doen kennen betredende politieke vereenigingen. Nog te kort heeft hij er zich mede kunnen bezig honden, daar bij aan andere belangrijke kwestiën zijne aandacht moest wijen. Hij kan onmogelijk het antwoord zeggen door hem aan Garibaldi gedaan omtrent de terugroeping van Mazzini, om dat Garibaldi hem hierover geene enkele mededeeling ge daan heeft. Men stelt voor bij oproeping der namen over de zuivere en eenvoudige motie van orde te stemmen met verklaring aan den president van den ministerraad, dat de kamer door deze stemming hare ondersteuning a! dan niet, wil te kennen geven van het ministerieel programma- Het stellen der vraag lokt eenige interruptiën en incidenten uit, waarop de zitting ge durende eenige oogenblikken wordt opgelieven. Nadat nu de orde hersteld is, licht de voorzitter op nieuw de beteekcuis der stemming toe. Zij zal het vertrouwen of wantrouwen doen blijken van de kamer. De uitslag van de stemming is dat van de 203 uitgebragte stemmen 210 zich voor 80 zich tegen het ministerie hadden verklaard, terwijl 3 leden zich buiten stamming hadden ge houden. De heer Gallenga had in eene vroegere zitting aan de kamer verklaard dat hij op de vergadering der provvedimento te Genua geen enkel woord had gehoord dat vrees kan inboeze men voor ongeregeldheden. Met betrekking tot het program ma van Napoleon 111 betreffende Italië zeide genoemde afge vaardigde: „Waarin bestaat dat programma, wij weten het niet, welligt dat de keizer het zelf niet weet." liet dagblad Le Diritto bevat eene proclamatie van Gari baldi aan de italianen om hun aan te bevelen hulp te verlee nen aan de slagtoffers der overstroomingen in Oostenrijk. „Het is tijd, zegt hij daarin, dat de onecnigheden tusschen verschillende volken ophouden, daar het juist in die oneenig- heden is, dat de tijrauncn hun steun vinden." Volgens berigten uit Parijs zou de keizer door zijn ambas sadeur zijn hevig misnoegen te kennen hebben gegeven met betrekking tot liet voornemen der italiaansche regering om Mazzini terug te roepen. MEAGFLIXGEiV Portretten uit het italiaanscli parlement. Dei'retis en Pehsano. Niet alleen in Nederland mogthet „wacht op onze daden nu en dan wat meer in toepassing worden gebragt, en moest men zijn oordeel opschorten over ministers, die, naarmate van elks meerderen of minderen ruimen politieken blik, meer of minder hekend zijn. Niet alleen in Nederland moest men minder blindelings in toepassing brengen „kau uit Nazareth iets goeds komen." Niet alleen in Nederland moest men liever zijn talent en geest bewaren voor begrippen en personen.waar van men niet behoeft te bekennen zelfs niet het minste te we ten,om daardoor dat talenten dien geest niet voor 't vervolg krachteloos te maken en alle werking en invloed te benemen, wanneer zij niet voorbarig maar op het juiste oogenblik diep en gevoelig willen treffen. Ook in Italië, het land waarvan de groote overeenkomst met Nederland bekend is, wat de geschiedenis der nationaliteit betreft ook in Italië is liet bovenstaande bij de onlangs plaats gehad hebbende ministe riële krisis waar te nemen geweest. liet benoemen van den jeugdigen Pepoli, van den jongen sekretaris-generaal bij het ministerie van openbaar onderwijs Quintina Sella, van den heer Depretis, de eenige die de banken der minderheid voor eene plaats in het kabinet verlaten heeft, deed ook in Italië verscheidene stemmen van afkeuring opgaan over deze verzameling van staatslieden „die men het ministerie geliefde te noemen." Ook hier zou men eenige der oppositie-mannen het „wacht onze daden af" kunnen toeroepen, en de harts- togtelijke Lanza's, die het kabinet niet alle kracht tegenwer ken, omdat hunne vrienden de Favini's daarin niet zijn opge nomen, met minachting terugwijzen. Wanneer wij den ministerraad in onze verbeelding, onder bet voorzitterschap van den beroemden staatsman Ratazzi, daar in het schoone gebouw te Turijn vergaderd zien, dan trekken twee personen reeds dadelijk onze aandacht. De een dien wij zeker niet in den italiaanschen ministerraad, maar eerder naar zijn uiterlijk te oordeeleK op een oorlog schip der erigelsche marine zouden verwachten, en niet zon der atfektatie den gentleman navolgt in manier en handeling, is de minister van marine Carolo Pellio de Persano. De ander van ongeveer vijftigjarigen leeftijd, streng van uitzigt waar aan eene zware grijze baard, die het geheele gelaat bijna be dekt, nog eene norschere uitdrukking bijzet, is de heer Depre tis. minister van openbare werken. Geboortig uit Piemont, werd hij na volbragte studiën aan de universiteit te Pavia in 1835 ailvokaat, en wijdde vervolgens zijne talenten aan staatszaken, daar zijne inkomsten hem hoe wel tot den bur gerstand behoorende toelieten opeene zelfstandige wijze te leven. Terwijl Depretis in 1848 eene plaats innam in hetsub- alpijnsche parlement werd de Persano tot kommandant van een oorlogschip bevorderd. De laatste was in 1806 geboren te Vercelli en had, nu te Genua zijne opleiding te hebben ont vangen, in 1825 als luitenant de expeditie tegen Tripoli bijgewoond. In 1842 vertoonde hij voor de eerste maal de italiaansche vlag in de Stille Zuidzee en oogstte op die reize vele laauweren in. Terwijl Persano deel nam aan den vrijheids oorlog en wel zonder gevolg maar eervol uit den strijd trad, oogstte Depretis niet minder eer in gedurende zijne parlemen taire loopbaan. Terwijl in 1850 Ratazzi den laatsten tot goe- verneur van Brescia benoemde, alwaar hij zich algemeen geacht en bemind maakte, stond Persano tot i860 aan hat hoofd der koninklijke zeemagt te Genua. Onze lezers zullen zich herinneren de loopbaan van Depretis op Sicilië, waarbij het geluk hem niet altijd ter zijde stond, en het is even eens bekend hoe Persano de citadel van Ancona tot de over gave noopte en zich op uitnemend ridderlijke wijze tegenover zijn overwonnen vijand Lamorieière gedroeg, die hem zijn degen overreikte. Zoo als wij reeds opmerkten schaarde Depretis zich aan de linkerzijde, voor wier aanvoerder hij steeds werd gehouden. Door hem in het ministerie op te nemen heeft de heer Ratazzi dan ook zijn conciliatie-geest getoond, die in liet algemeen in. zijn programma doorstraalt. De admiraal Persano wiens daden aan de vesting Gaeta, wiens naam aan dien van den generaal Cialdini voor altijd ver bonden zijn. is een dapper krijgsman en een kundig zeeman. Beide leden van het italiaansche kabinet hebben oratori sche talenten, en hoewel omtrent beider politieke gevoelens nog veel onzekerheid kan bestaan, zoo hebben ze toch genoeg antecedenten om tot hunne tegenstanders te kunnen zeggen „Wacht onze daden af!" Vergissen wij ons niet. dan zullen wij daarop niet lang meer behoeven te wachten. Het is daar enboven ook hier onaannemelijk dat de president-minister mannen in het kabinet zou hebben doen optreden, omtrent wier politieke kennis hij niet de meest gegronde wenschen kon koesteren voor de toekomst. XEETIJDIXQEtf. Volgens berigten van 22januarij, had het barkschip Zee- jiaard, gez. Tjebbes, te Souvabaya 2000 pikols suiker gela den en zou het verder te Probolingo en Pararoekan met suiker en koffij beladen worden. Schip en ekipage waren in goeden staat. Den 17 maart is van North Shields naar zee gezeild het barkschip Westkapelle. gez. A. B. Crucq. Sedert 17 dezer zijn de reede van Vlissingen gepasseerd, bestemd voor Antwerpen: lucic, gez. II. Christoffers, Fal mouth; President, gez. Kruse, Port au PrinceMerc cherie, gez. Leguemé'e, Bayonne; Augusta, gez. Bradburn, New- York; Mazeppagez. A. Andersen. Ristcli (van welk schip de gez. op reis is verdronken)Tlocklighl. gez. Hadley, Callao.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 3