opmerking dat het ministeriële bpsluit onverklaarbaar is.
Toen de regering Renan tot professor in het hebreeuwsch
benoemde, kende zij hem niet alleen als geleerde maar als
wijsgeer, als iemand met een onafhankelijken geest. Zij wist
dat hij sedert l^ng het juk van het zoogenaamd onfeilbare
gezag had afgeschud en, volgens zijne eigene woorden, hetge-
loof dat verheft, veredelt en kracht geeft voor het geloof dat
verkleint en vernietigt heeft in plaats gesteld. Renan is niet
van zienswijze veranderd. Indien de stellingen in al zijne
schriften verkondigd, onvereenigbaar zijn met hetgeen onder
wezen moet worden, had men hem niet moeten benoemen.
Van tweeën één de schorsing der lessen is of eene toegeef
lijkheid jegens de klerikale partij, öf eene inkonsekwentie.
l)oor te beweren dat Renan stellingen uiteenzet die kwetsend
zijn voor het christelijk geloof, neemt de minister Rouland
een officieel christendom aan. Er zal dus zoo gaat La presse
voort in het vervolg een officiële regtzinnigheid zijn, en
we zullen even als onder Lodewijk XIV een grootmeester der
theologie \an Frankrijk hebben. Ileeft de regering dan eene
nieuwe openbaarmaking ontvangen en „de waarheid" ont
dekt te midden der zaken die tot nog toe voor onverklaarbaar
worden gehouden Zal zij dan voortaan kunnen bevelen te
kiezen tusschcn Plato en Aristoteles, tusschen Rome en Gene
ve, Cartesius en Newton, Locke en Malebranche, en op die
wijze den grens afbakenen tot waar de geleerden, wijsgeeren
en theologen op officiële» weg kunnen voortgaan? „Wij
hebben van inkonsekwentie gesproken. De staat draagt bij
tot onderhoud vau drieërlei eerediensten de katholieke, de
protestantsche en de israelitische. Van deze drie berusten,
volgens de redenering van den minister, minstens twee op
dwaling en de regering ondersteunt dus op officiële wijze
deze openlijke onwaarheden. Omkonsekwent te zijn moet de
minister nu een besluit uitlokken tot sluiting der synagogen."
L'opinion nationale, die dezer dagen eene waarschuwing
heeft ontvangen, is voorzigtig: „Bij de strenge maatregelen
waarvan we het slagtoffer zijn geweest moeten wij ons van elke
waardering onthouden, het doorzigt onzer lezers zal voorzien
in wat wij zouden willen zeggen." In Le temps zegt de heer
Nefftzer dat de passage waaraan de minister Rouland zich
geërgerd heeft, aantoont dat Renan buiten de katholieke
orthodoxie, niet dat hij buiten het christendom staat. „De
'zelfde leer wordt van den kansel gepredikt in alle christen
landen derbeide werelddeelen, F rankrijk medegerekend, door
mannen wie niemand het regt heeft christelijk geloof te ont
zeggen." Hij toont aan, met verwijzing naar de Handelingen
der apostelen, dat in de eerste jaren van het christendom dooi
den apostel Petrus is geleerd wat Renan thans als zijne over
tuiging heeft uitgesproken. We zullen den heer Nefftzer in
zijne meer wetenschappelijke beschouwing niet volgen, onze
bedoeling is slechts het oordeel van enkele organen der
publieke meening iu Frankrijk aan onze lezers te doen ken
nen. Alleen de merkwaardige woorden aan het slot van zijn
artikel geven we hier weder. „Aan ieders geweten is de staat
den zelfden eerbied verschuldigd, en deeenig mogelijke wijze
waarop zij van dien eerbied doet blijken is onthouding, vol-
komene onbeperkte onzijdigheid. Telkens wanneer de staat
daarvan afwijkt loopt hij gevaar teedere belaugcn, die hij zou
willen beschermen, te kwetsen. De wetenschap blijft onge
deerd bij zulke konflikten; hare voorgang is verzekerd en voor
haar is het eigenlijk vrij onverschillig of de leerstoel voor de
geschiedenis in het College de France al dan niet bezet is.
Maar we vragen ons te vergeefs af. wat de strengste katholieke
regtzinnigheid er door winnen kan dat hare geringe overeen
stemming met de wetenschap en moderne denkbeelden,in een
zoo helder licht wordt gesteld. Het gevoel dat die overeen
stemming ontbreekt heeft zoo vaak de kritiek eene aanval
lende en' afkeurende houding doen aannemen, en het is juist
een der verdiensten van den heer Renan dat hij zich daarvan
heeft weten te ontbonden. De wetenschap is in haren aard
geenszins in strijd met het meest godsdienstige, hetopregtste,
het verbevenxte gevoel. En welk belang kan nu de gods
dienst er bij hebben, zich zelve in strijd met de wetenschap
te achten
Het Journal des débats spreekt over den maatregel, die
zijnen medewerker getroffen heeft, geen eigen oordeel uit,
maar vergenoegt zich de beschouwingen van andere dagbla
den te resumeren.
En vindt nu de houding der regering geen enkelen ver
dediger? Zeer zeker. Le constitutionuel geeft van zijn
„dévouement." blijk door den maatregel te regtvaardigen. De
hoofdtrekken van het onderwijs door den heer Renan te ge
ven, waren met juistheid beschreven in het rapport waarbij
<le minister Rouland de benoeming aan den keizer voor
droeg. „Bij de theologische fakulteit aldus leest men in
dat rapport omvat de studie van de hebreeuwsche taal
noodwendig de verklaring van tradities er. dogmaas, die de
bron zijn van het geloof door elke christelijke gemeente aan
genomen. Maar bij het Collége de France, waar de kursus in
liet hebreeuwsch geen kerkdijken tint heeft, mag daarover
niet geredet wist worden. Daar moet de hoogleeraar, even als
alle burgers, de behoedzaamheid en eerbied in acht nemen,
welke men aan het heilige karakter van den bijbel verschul
digd is; hij moet aan den theoloog het veld vrij laten dat deze
te bearbeiden heeft en zich uitsluitend tot taal- en letterkun
dige navorschingen bepalen.'' Le constitution»el beweert op
grond van dit rapport, dat de heer Renan de perken die hem
gesteld waren, is te builen gegaandat de regering door hem
te benoemen het regt van vrijzinnig goevernement heeft uit
geoefend, en thans door de schorsing den pligt van behou
dend goevernement vervult.
Aan het gevoelen van La patrie is althans groote oorspron
kelijkheid niet te ontzeggen: dat blad ziet in de schorsing
der lessen eene schoone hulde door den minister van open
baar onderwijs aan de vrijheid van geweten gebragt!
De heer Renan heeft aan de redaktie van Le constitution
uel jpen brief gerigt, waarin hij de bewering tegenspreekt dat
men heiu bij zijne benoeming aan voorwaarden zou hebben
gebonden.
Nadat de senaat in zijne zitting van donderdag de para
graven van het adres van antwoord betrekkelijk Algerië. de
aanmoediging van kunsten en wetenschappen, het onderwij
zend personeel, na korte en zeer weinig beteekenende diskus-
siën had aangenomen, kwam de Sste paragraaf in behandeling
waarin over de geestelijkheid en de godsdienstige broeder
schappen gesproken wordt. De kommissie vau redaktie had
in haar ontwerp den wensch uitgedrukt, dat de toestand dei-
schatkist eenmaal zou toelaten aan de geestelijken opliet
platte land ruimere inkomsten te verzekeren, terwijl reeds nu
de godsdienstige broederschappen door bijzondere liefdadig
heid ruimschoots worden bedeeld. De oppositie kwam ditmaal
van de zijde van de kardinalen Donnet, Mathieu, Bonald en
Morlotde eerste achtte de kongregaties zijdelings aangeval
len, de tweede beklaagde zich dat de gemeenten op nieuw
eene aulhorisatie hadden verlangd welke de regering weigerde,
de derde was tegen eene rei hooging van de traktementen der
geestelijken in een tijd dat de werklieden van Lyon en St.
Etienne gebrek lijden, de laatste zag in de voorgestelde woor
den eene afkeuring van de liefdadigheid die zich ten opzigte
der godsdienst kongregaties aan den dag legde. De paragraaf
werd echter aangenomen, even als die betreffende de buiten-
landsche aangelegenheden. Bij de behandeling dezer laatste
werd door den heer de Goulhot de Saint Germain gesproken
over den wrok dien hetengelsche volk steeds jegens de fran-
schen koestert; hij stelde de vraag of het niet mogelijk zou
zijn een traktaat met Engeland te sluiten, waarbij de omvang
der strijdkrachten van beide natiën werd vastgesteld. Het
onuitvoerbare van zijn plan werd hem door den heer le Bre-
nier aangetoond. Slechts met deze weinige woorden kunnen
wij de beraadslagingen over beide paragraven eenigermater
karakteriseren,daar de belangrijkheid geheel in het niet zinkt
bij de debatten over het italiaansche vraagstuk waaraan de
overige tijd, alsmede de zittingen van vrijdag en zaturdag,
werden besteed.
Onder de verschillende sprekers hebben vooral de heer de
la Guéronnière en prins Napoleon hunne gevoelens met
warmte en levendigheid voorgedragen. De lieer de la Gué
ronnière gaf in eene uitvoerige reden eene beschouwing over
den toestand van Italië, die met Rome als hoofdstad zou te
duchten zijn. Victor Emmanuel gekroond op het vatikaan
zou niet het einddoel zijn der italiaansche beweging, maar
Venetië zou ernstig worden bedreigd. Een oorlog zou dus
onvermijdelijk zijn en waar dan een leger te vinden om
200,000 oostenrijkers binnen den vierhoek verschanst aan te
tasten? Italië zou ons te hulp roepen: en onze tusschen-
komst zou het sein wezen voor een europeschen oorlog.
Venetië is voorzeker niet bestemd om altijd in den tegen-
woordigen toestand te blij ven, maar terwijl het, bij den zich
meer en meer over Europa verspreidenden geest van liberali
teit, onmogelijk is dat die landstreek onder vreemde heer
schappij blijve, zou het eene onherstelbare fout zijn haar
bevrijdingsuur te vervroegen. Oostenrijk zal eenmaal inschik
kingen en overeenkomsten daaromtrent treden maar tot nog
toe moet de italiaansche beweging zich niet uitstrekken
tot over de Mincio. Italië zonder het pausdom zou een geheel
nieuw Italië zijn dat de- eerste bladzijde schreef harer
geschiedenis. De monarchie zou dadelijk bij haren intogt in
het vatikaan reeds van de revolutie zijn vergezeld. Een ver
bannen en verdreven paus zou voor Italië een voortdurend
schrikbeeld wezen. Het welzijn en belang van Italië zelf,
noopt ons steeds paal en perk te stellen aan de hartstogten
die naar het bezit van Rome trachten. De politiek van Frank
rijk moet zijn passief, behalve op een punt, namelijk de bezet
ting van Rome dat steeds onafhankelijk en aan den paus
moet blijven.
Deze redevoering werd hier en daar door teekenen van
goedkeuring afgebroken. Prins Napoleon heeft in de
volgende zitting gezegd, dat de lieer de la Guéronnière in
zijne uitstekende redevoering veel besproken maar geene
oplossing van den tegenwoordige» toestand had voorgesteld.
Er moet nu toch eens een einde komen aan het romeinsclie
vraagstuk, dat de publieke opinie zoo afmattend bezighoudt,
terwijl bij eene bepaalde afdoening de gisting met betrekking
tot de godsdienst meer schijnbaar dan werkelijk die zich
over Frankrijk heeft verspreid, ook spoedig zal geweken zijn.
Bij eene keuze tusschen de twee gevoelens over de italiaan
sche kwestie verklaart prins Napoleon zich voor het terug
trekken der troepen uit Rome. Anders toch zullen de tijden
verloopen zonder dat er een stap vooruit is gedaan. De rege
ring van Rome verwacht niet dat wij haar grondgebied door
geweld van wapenen terug geven, evenmin als dat zij het ooit
zelf weder zal kunnen bem>igen, maar zij hoopt in 't ver
volg dat een vreemd leger, na Italiëmisschien Frankrijk
verslagen te hebben, dit zal len uitvoer brengen.
De spreker betoogt vervolgens'door officiële stukken van
1669 tot onze dagen, dat de regering van den paus altijd wei
nig uitstekend en halslarrig geweest is, en eindigt met te zeg
gen dat er geene italiaansche eenheid mogelijk is zonder
Rome tot hoofdstad. Rome moet dus door onze troepen ver
laten worden onder waarborg voor den paus van eene onaf
hankelijkheid, zoo wel wat zijue geestelijke inagt als de
geldelijke aangelegenheden betreft.
Op eene vraag van den markies de Boissy of de regering niet
dadelijk eenige woorden zou antwoorden op de redevoering
zoo even uitgesproken, die voorzeker door alle dagbladen zal
worden opgenomen,antwoordt de heerBillault dat de regering,
terwijl zij op een anderen tijd op de meest afdoende wijze liet
vraagstuk wenscht te behandelen, thans slechts wil te kennen
geven, dat hare politiek niets gemeen heeft met die gevoelens
welke zoo even zijn uitgesproken, wat het doel betreft daarin
bepaaldelijk aangeduid.
Donderdag zal de wetgevende vergadering de diskus-
siën aanvangen over de dotatie welke de keizer aan den gene
raal de Montauban verlangt te schenken. De beslissing der
vergadering kan groote gevolgen hebben. Bij eene verwerping
van het voorstel is eene ontbinding der kamer zoo goed als
zeker: Napoleon III duldt de vertegenwoordiging alleen voor
zoo ver zij hesluiten neemt die hem welgevallig zijn. Toch
bestaat voor de verwerping eenige kans, want de kommissie
met het onderzoek belast, welke kan geacht worden zeer zui
ver het gevoelen der vergadering uit te drukken, heeft daartoe
met algeineene stemmen gekonkludeerd.
Het rapport vangt aan met de betuiging dat de expeditie
naar China een nieuw en zeer gunstig bewijs oplevert van de
kracht van Frankrijks wapenen en de grootheid zijner staat
kunde. Even al» altijd heeft Z. M.de keizer dus ook weder liet
legeren de vloot op waardige wijze weten tebeloonen; daartoe
is eeneherinnerings-inedaljeingesteld, terwijl de hoofden der
expeditie tot leden van den senaat zijn verheven. Het wetge
vend ligehaam heeft zich gaarne vereenigd met die betuigin
gen van dankbaarheid. Vervolgens tot het speciale vraagstuk
overgaande, meent de kommissie dat zij alle meer edelmoedige
konsideratiön behoort uit het oog te verliezen, om zich ge
heel te gedragen naar het wettelijk voorschrift hetwelk uit
drukkelijk het scheppen van majoraten verbiedt. Dat punt
wordt nader toegelicht, terwijl het rapport besluit met de
volgende woorden:
„Op het oogenblik dat wij u een besluit voordragen waar
toe wij ous gebragt zien door zeer waardige beweegredenen,
kunnen wij echter niet ontkennen tevens eene diep treurige
gewaarwording te ondervinden.
„Het wetgevend ligehaam zal dat gevoelen deelen als het
zich van de bedoelingen des keizers moet afscheiden, en dat
zoo kort nadat het edelmoedig vertrouwen van onzen soeve
rein ons verschillende der belangrijkste prerogatieven heeft
teruggeschonken. Maar bij een onderwerp dat de fondamen-
teele beginselen raakt, zonder in het minst de keizerlijke
staatkunde te schaden, liebben wij gemeend dat de onafhan
kelijkheid van onze taal het beste bewijs moest opleveren van
de opregtheid onzer toewijding.
„De vervulling van onzen pligt ten deze valt ons des te ge
makkelijker, omdat onze kommissie, met 1S2 tegen 31 stem
men uit de stembus te voorschijn gekomen, geen oogenblik er
voor heeft behoeven te vreezen dat zij niet de getrouwe tolk
was van de g: roelens der vergadering.
„De kommissie konkludeert. met algemeene stemmen tot
verwerping van dit wetsontwerp."
Het Journal des débats is van oordeel dat het gewigtig be
sluit der kommissie volkomen geregtvaardigd wordt door de
redenen welke de lieer de Jouvenel, in het rapport, heeft ont
wikkeld. De steller heeft dit met zoo groote volledigheid en
zoo krachtig gedaan, dat men zich buiten staat moet verkla
ren iets aan de overweging toe te voegen.
De schorsing der lessen van Renan heeft onderschei
dene demonstratiën ten gevolge gehad. Aanvankelijk be
paalden zij zich tot die voor de woning van den heer Renan
in het Quartier latin en voor het gebouw van het Collége de
Francelater volgden zamenscholingen en volksbewegingen
op den boulevard Sebastopol eu het plein St. Sulpice, in den
omtrek van het Odéon en het Palais du Luxembourg. Onder
scheidene arrestatiën hadden plaats.
Le eonstitutionnel noemt deze demonstratiën „wandelin
gen van studenten," en spreekt het berigt tegen, in L'inde-
pendance beige voorkomende, dat een student bij eene
ontmoeting met de gewapende magt gedood is.
Italië.
Uit Turijn wordt sedert eenigen tijd reeds de weinige
overeenstemming gemeld, welke er bestond tusschen den ko
ning en den ministerraad, onder wiens leden slechts de heer
Cordova de gunst van Victor Emmanuel mogt genieten* De
aanvallen der algemeen bekende minjsteriëele bladen oj.» den
koning hadden in den laatsten tijd die ontevredenheid van
Z. M. nog doen vermeerderen. De hofpartij rigtte toen een
dagblad op Le tribuno, strekkende om het ontslag van het
ministerie te bewerken en algemeene verkiezingen te doen
plaats hebben. Door den invloed van den heer Ratazzi, die
wederom getoond heeft hoe groot zijne vaderlandsliefde en
zijn afkeer voor alle willekeurige handelingen is, liebben de
hoofden van de verschillende gedeelten der meerderheid inge
zien dat men zonder het vaderland aan eene betreurenswaar
dige krisis bloot te stellen, het ministerie niet meer kon on
dersteunen. De heeren Lafarina, Minghetti en Toeelli hebben
hierin vooral het initiatief genomen. Slechts de toskanen,
eenige leden uit Lombardije en onder de piemontezen eu
napolitanen, Buoncompagni. Caracciolo di Bella en Massari
blijven tot de voorstanders van het ministerie behooren.
Latere tijdingen uit Turijn melden dat het ministerie zijn
ontslag aan den koning heeft aangeboden. Hoogst waar
schijnlijk, naar wij tneetieu, zal dit bij de tegeuwoordige ver
houding tusschen Z. M. en het kabinet wel worden aan
genomen. Als minister van buitenlandsche zaken wordt
genoemd de lieer Farini, die verscheidene zauieukomsteu
heeft gehad met den heer Ratazzi.
In de kamer van afgevaardigden is een ontwerp voorge
dragen om een wettigen koers te geven aan bet goud in de
zuidelijke provinciën, waar alleen het zilver in omloop is.
De noordelijke provinciën hebben even als Frankrijk een
dubbelen standaard.
Door de heeren Minghetti en Buzacca is het gevoelen ver
dedigd der wenschelijkheid van ééuen standaard. De minister
van koophandel beeft zijn ontwerp in eene kernachtige rede,
die verscheidene uren geduurd heeft, uiteengezeten verdedigd.
Het ontwerp is in de volgende zitting met groote meerder
heid aangenomen.
Te Rome hebben den 24 februarij op nieuw volksdemon-
stratiën ten gunste van de italiaansche eenheid plaats gehad.
Het romeinsclie komité had het volk uitgenoodigd, hij gele
genheid van de eerste karnaval-feesten, de plaats te verlaten
waar het gewoonlijk bijeen komt, en zich naar het Forum, het
gedenkteeken van de grootheid van het antieke vaderland,
te begeven. Daaraan werd gehoor gegeven eene zeer groote
volksmenigte verzamelde zich. Hoewel er geene kreten aan
geheven werden is toch het plein door de fransche en paus-