BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBÜRGSCHE COUBANT.
Zatui'dag IS Februarij 1862.
Gemeenteraad Tan Middelburg.
Zitting van 32 februarij.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Bij de opening der zitting zijn afwezig deheeren Lantsheer
en van de Graft, die beide later komen.
Nadat de notulen der vorige zitting zijn goedgekeurd en
door den voorzitter geteekend, wordt mededeeling gedaan
van de volgende ingekomen stukken
u. Eene missive van gedeputeerde staten dezer provincie
van den 24 januarij jl., houdende goedkeuring van het raads
besluit van 15 te voren tot nadere regeling van hefcgefcal en de
bezoldiging der hulponderwijzers op verschillende scholen in
deze gemeente, met verzoek dat hiervan mededeeling aan den
raad zal worden gedaan en afschrift zal gezonden worden aan
den inspekteur van het lager onderwijs in deze provincie en
aan den schoolopziener in het le schooldistrikt. Deze mede
deeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
b. Eene missive van het bestuur der godshuizen, in ant
woord op de gevraagde zienswijze ten opzigte van te brengen
wijzigingen in de verordening voor de godshuizen. Bij deze
missive wordt te kennen gegeven dat er in hoofdzaak geene
bedenkingen tegen die wijzigingen bestaan, altijd echter in
de onderstelling dat het niet de bedoeling van het gemeente
bestuur kan zijn om, door eene beperking der plaatsing van
„oude lieden" in het oudeinannen- en vrouwenhuis, die instel
ling aan een langzamen maar zekeren ondergang prijs te
gevenen voorts onder eenige opmerkingen over sommige
artikelen welke naar hun oordeel mede behooren gewijzigd
te worden.
Wordt besloten de deliberatiën hierover aan te houden,
deze missive inmiddels ter visie voor de leden te leggen en in
dien tusschentijd het antwoord van gedeputeerde staten, om
trent de zaak van het armwezen, af te wachten.
c. Een brief van mejufvrouw wed. G. H. Grauss, houdende
kennisgeving van het overlijden van haren echtgenoot, den
heer Gerardus Hendrik Grauss, in leven gemeente-bouw
meester alhier.
De voorzitter zegt te vertrouwen dat de raadsleden even
als hij met diep leedwezen het verlies betreuren van dezen
kundigen en, naar zijne meening, trouwen en eerlijken amb
tenaar.
Hij doet daarna mededeeling van een brief van rouwbeklag
welke door burgemeester en wethouders aan de weduwe is
toegezonden, en alsnu wordt voorgelezen. Daarin wordt aan
de weduwe en verdere betrekkingen van den overledene de
verzekering aangeboden der deelneming van het gemeen
tebestuur in het droevig verlies dat haar getroffen heeft en
verder, dat de pogingen van den overledene otn steeds nuttig
en in het belang der gemeente werkzaam te zijn, ten allen
tijde door het bestuur zijn gewaardeerd, gelijk het daarvan
ook zoo veel mogelijk de blijken heeft gegeven.
Nadat bovenstaande voor kennisgeving is aangenomen,
berigt de voorzitter dat nog is ingekomen
d. Een brief van de plaatselijke schoolkommissie, met aan
beveling van een dubbeltal voor de vacerende betrekking
van lid dier kommissie, bestaande uit de heeren rar. J. P. van
der Bilt en B. van der Mandere.
Op verlangen der vergadering tot eene dadelijke benoe
ming overgaande, worden de heeren Lambrechtsen van Rit-
them en van Visvliet uitgenoodigd om met den voorzitter en
sekretaris het bureau van stemopneming te willen uitmaken.
Bij de opening der biljetten blijkt de heer mr. J. P. van dei-
Bilt te zijn gekozen met 14 stemmen. Een biljet is uitgebragt
op den heer-B. van der Mandere en een in blanko.
Het stembureau wordt daarop weder ontbonden, terwijl
burgemeester en wethouders van deze benoeming aan den
belanghebbende alsmede aan de plaatselijke schoolkommissie
zullen kennis geven.
Aan de orde zijn de beraadslagingen bij resumtie over de
verordening op het begraven van gestorven of afgemaakt vee.
De voorzitter zegt dat ten opzigte der in de vorige zitting
voorgestelde wijziging in de bepaling der diepte van den kuil
het advies van den voorzitter der gezondheids-kommissie en
van den rijks veearts is ingekomen. Deze adviezen van beide
deskundigen voorgelezen zijnde, blijken daarin met elkander
overeen te stemmen, dat liet bovendeel van het te begraven
dier onder eene grondlaag van minstens 1 ned. el onder den
beganen grond moet liggen.
De voorzitter stelt daarom voor het daartoe betrekkelijk
artikel 1 d vast te stellen als volgt: „De kuil zal zoodanige
diepte moeten hebben dat de dikte der aardlaag boven het
bovendeel van het lijk minstens zal moeten zijn 1 ned. el on
der den vlakken of beganen grond."
De heer van Diggelen herinnert dat hij slechts 75 duim in
plaats van 1 el heeft voorgesteld, doch verklaart zich overi
gens met het advies te kunnen vereenigen.
De heer Verbrugge zegt dat in eene naburige gemeente de
voorgestelde maatstaf ook is aangenomen.
Door den heer Lantsheer wordt de vraag geopperd of art.
36 van het policie-regleraent, na liet vaststellen der onderha
vige verordening, blijft bestaan of vervallen is? Hij verklaart
overigens niet tegen de bepalingen der verordening gezind te
zijn, ofschoon hij van het noodzakelijke er van niet overtuigd
isdaar de aan de gemeentebesturen gerigte cirkulaire
slechts „opgave" vraagt van bestaande bepalingen, en alleen
daar op het „vaststellen" van bepalingen aandringt waar die
tot dusverre niet bestonden. Volgens zijne meening zou eene
opgave van de hier werkelijk bestaande bepalingen voldoende
zijn geweest.
Daar het blijkt dat de leden het in 'tbeantwoorden der
vraag van den heer Lantsheer niet eens kunnen worden, stelt
(le heer van Diggelen voor de verordening nogmaals aan de
kommissie tot onderzoek terug te zenden.
Nadat de heer Caland het wenschelijke heeft aangevoerd
dat ook bepaald worde dat de genoemde aardlaag ter dikte
van 1 ned. el zal moeten bestaan uitgoedeklei-ofsteenaarde,
wordt overeenkomstig het voorstel van den heer van Digge
len met meerderheid van stemmen besloten de verordening
nogmaals naar de kommissie terug te zenden.
De openbare zitting wordt voor eenigen tijd gesloten.
Na de heropening legt de voorzitter over het kohier van
den hoofdelijken omslag in deze gemeente voor 1862, dat
gedurende 14 dagen ter visie heeft gelegen. Hij deelt daarbij
mede het advies der kommissie ad hoe ten opzigte van de
daartegen gerezen bezwaren, waarvan de konklusie strektom
a. te roijeren de aanslagen van J. Buijs, B. Henning, jhr.
Schorer, J. Kerssen, P. R. Tak en G. H. Grauss; en b. over
te brengen mr. J. Spoor, in de 8e, mr. J. van de Graft, in de
6e. en J. J. van Minden, in de 3e klasse.
In omvraag gebragt wordt het advies der kommissie met
algemeene stemmen aangenomen. De heer van de Graft heeft
zich omtrent den aanslag van rar. J. van de Graft buiten
stemming gehouden.
De voorzitter berigt dat nog zijn ingekomen twee reklames
van de wed. Roelse en haren zoon II. H. Roelse, welke echter
uit hoofde van te late inzending buiten aanmerking moeten
blijven.
Voorts herinnert hij aan het verlangen van gedeputeerde
staten dat het kohier in verschillende klassen zou worden
ingerigt, uitgedrukt bij een schrijven dd. 5 april 1861, terwijl
het kohier in den zelfden geest als vroeger is opgemaakt.
De heer Lantsheer stelt voor om de lijst van de klasse der
aangeslagenen bij het kohier te voegen.
Hiertegen verklaart zich de heer Snouck Hurgronje. Vol
gens hem zijn gedeputeerde staten nietgeregtigd hunne goed
keuring aan het kohier te weigeren, zoo het is opgemaakt op
de gewone wijze; die wijze wil hij blijven volgen, en zoo ge
deputeerde staten hunne goedkeuring er alsdan niet aan
hechten, wil hij gebruik maken van art. 200 der gemeentewet.
De heer Lantsheer merkt op dat hij het kohier niet anders
wil ingerigt hebben dan iu de 5 laatste jaren, welke inrigting
ook steeds door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Hij wil
het kohier behouden doch alleen de bijlagen in afschrift er bij
voeden. Eu wanneer het doel van gedeputeerde staten alleen
is, gelijk hij vertrouwt, het bekomen van meerdere inlichtin
gen voor de goedkeuring, dan zullen zij ook met de lijst ge
noegen nemen.
Daarop wordt het voorstel van den heer Lantsheer in om
vraag gebragt en verworpen met 9 tegen S steramen. (Vóór
stemden de heeren Fokker, Damrae, Lantsheer, Sifflé, Caland,
Snijder, van Deinse en Lambrechtsen van Ritchem).
Met algemeene stemmen wordt vervolgens het kohier vast
gesteld, onder bepaling van 10 per cent verhooging op eiken
aanslag, tot een bedrag van f 24,694,35 s. e. o.
Overeenkomstig de voorschriften der gemeentewet zal het
aldus gearresteerde kohier andermaal voor S dagen worden
ter visie gelegd en ter goedkeuring aan gedeputeerde staten
worden opgezonden,
Alsnu wordt in behandeling genomen het rapport der kom
missie voor de gas-aaugelegenheden, uitgebragt in de vorige
zitting en voorkomende in het verslag dier zitting in het nora-
mer dezer courant van 4 dezer,
Bij dat rapport zijn de volgende hoofd voorstellen door de
kommissie gedaan
a. der firma llobbé comp. eene koncessie te verleenen
▼oor den tijd ran 20 jaren
b. de lichtsterkte te bepalenopl 2 normaal stearine kaarsen
voor elke vlam, aan welk einde der stad ook geplaatst;
c. den vroegeren prijs der verlichting voor de gemeente te
behouden, doch dien voor de partikuliere verbruikers vast te
stellen op f 5,10 de 1000 kub. roet of 17 cent de kub. el.
d. buiten aanmerking te doen blijven het voorstel der firma
oin reeds nu te beslissen wat na verloop van 20 jaren bij het
einde van het kontrakt geschieden zal, en
e. te bepalen dat, wanneer binnen eene maand na kennis
neming van het daartoe strekkende raadsbesluit op de gestelde
voorwaarden door de firma geene overeenkomst is tot stand
gebragt. alle onderhandelingen zullen ophouden en in regten
tot de ontbinding van het kontrakt met eisch tot schadever
goeding zal worden geprocedeerd.
De heer Lantsheer zegt met belangstelling het rapport te
hebben gelezen, doch hij heeft met eenige verwondering opge
merkt dat, terwijl bij meest alle kontrakten eene lichtkracht
van 14 normaal stearine kaarsen wordt bedongen en bij enke
len zelfs daarboven wordt gegaan, door de kommissie slechts
eene lichtsterkte van 12 zulke kaarsen wordt voorgesteld, op
grond van een schrijven van den burgemeester van Leiden
dat aldaar de verlichting bij eene lichtkracht van 12 kaarsen
vrij goed is. Hij had verwacht dat eene lichtsterkte van 14
normaal stearine kaarsen zou zijn voorgesteld.
De heer van Diggelen antwoordt hierop dat in den brief
uit Leiden alleen staat „eene lichtkracht van 12 kaarsen,"
zonder bijvoeging of het licht voldoende is. Voor zoo veel dit
laatste uit het rapport kan gelezen worden, zal dit alleen in
de wijze van zatnenstelling te zoeken zijn. Doch het is ook
niet daarom dat de kommissie eene lichtkracht van slechts 12
kaarsen heeft voorgesteld, maar omdat hier eene transaktie
met de firma op den voorgrond heeft gestaan. Daarom heeft
de kommissie willen transigeren tusschen de door de firma
voorgestelde lichtkracht van slechts 10 kaarsen en de ver
langde 14 kaarsen, mits de verlichting aan alle einden der
stad de zelfde zij.
Daarop verklaart de heer Lantsheer met het voorstel om
trent de lichtsterkte genoegen te nemen, als de kommissie
zeker is dat de verlichting goed zal zijn. De heer van Digge
len zegt hier niet voor te kunnen instaan, ten zij men al wat
beter is dan de slechte verlichting alhier in de laatste jaren,
goed noemen wil.
De heer Damme meent, als medelid der kommissie, dat men
bij eene lichtsterkte van 12 kaarsen een prachtig licht zal
hebben, te meer als die lichtkracht aan alle einden der stad
zal aangetroffen worden.
De heer Snijder herinnert hoe hij van den beginne af tegen
de onderhandsche aanbesteding is gezind geweest. Hij hoort
het voorstel der kommissie om den prijs der verlichting voor
de gemeente te doen voortduren, en ofschoon hij niet over
tuigd is dat die prijs niet te hoog is, zal hij zich echter niet
aankanten tegen het voorstel der kommissie, uit aanmerking
van de vele moeite welke zij zich in deze zaak heeft getroost.
Hij wil dit echter alleen aanvoeren om te betoogen dat zijne
zienswijze omtrent eene onderhandsche aanbesteding de
zelfde is gebleven.
Daarop zegt de heer van Diggelen dat al wat de kom
missie gedaan heeft, is geschied opgrond van het schrijven
der firma, dat toch wel eenige waarde zal hebben.
Alsnu worden de vijf genoemde voorstellen in omvraag
gebragt en elk afzonderlijk met algemeene stemmen aange
nomen.
De resumtie van het ten deze op te maken raadsbesluit
wordt, ter bevordering van spoed, aan burgemeester en wet
houders opgedragen, en daarna de vergadering gesloten.
SNEL.PERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.