MIDDELBURGSCHE
COU
l\°- 15.
Dingsdag
1802.
4 Februarij.
&mnenlaVtödci)£ tijöinym.
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags.
Binnen deze gemeenteen Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post 3,4-0.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte
doodbckendinakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22
centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen
Editie van maandag avond 8 ure.
Jlitblelburg 3 February.
Wij deel en thans de koninklijke besluiten die betrekking
hebben op de zaïnenstelling van het nieuwe ministerie mede,
letterlijk zoo als zij in de Staatscourant van zaturdag zijn
opgenomen.
„Bij besluit van heden (30 januarij) gedagteekend heeft
Zijne Majesteit goedgevonden
aan den heer mr. S. baron van Heemstra, op het door hem
daartoe gedaan verzoek, een eervol ontslag te verlqenen als
minister van binnenlandsche zaken, met ingang'van den
1 februarij 1S62, onder dankbetuiging voor de vele aan Z. M.
en den lande bewezene gewigtige diensten
met het voorschreven tijdstip tot minister van binnenland
sche zaken te benoemen den heer mr. J. 11. Thorbecke, lid
van de tweede kamer der staten generaal
met het voormeld tijdstip den heer mr. S. baron van
Heemstra te benoemen tot minister van staat.
Bij een ander besluit, van de zelfde dagteekening, heeft
Zijne Majesteit goedgevonden
1. het verzoek van jhr. W. J. C. ridder Huyssen van Kat-
tendijke, om ontslag als minister van marine, niet aan te
nemen
2. met ingang van den 1 februarij 1862, op het daartoe
door hen gedaan verzoek, eervol ontslag te verleenen
aan jhr. mr. J. G. II. van Tets van Goudriaan, als minister
van financiën
aan mr. M. P. II. Strcns, als minister voor de zaken der
roomsch-katolieke eeredienst, tevens tijdelijk belast met de
waarneming van het departement van buitei^andsehe. zaken;
aan jhr. E. A. O. de Casembroot, als minister van oorlog
aan mr. M. II. Godefroi, als minister van justitie;
aan mr. J. Loudon, als minister van koloniën;
onder dankbetuiging voor de vele door hen aan Z. M. en
den lande bewezene gewigtige diensten;
3. met ingang van den eersten februarij 1862, te benoemen
tot minister van financiën, den heer G. II. Betz, lid van de
tweede kamer der staten generaal
tot minister van oorlog, den heer J. W. Blanken, kolonel
der artillerie, direkteur der artillerie-, stapel- en konstruktie-
magazijnen te Delft;
tot minister van justitie, den heer mr. N. Olivier, lid van de
tweede kamer der staten generaal
tot minister van koloniën, den heer G. II. Uhlenbeck, oost-
indiscli hoofdambtenaar, laatstelijk direkteur der burgerlijke
openbare werken in Nederlandsch Indië;
4. de tijdelijke waarneming van het departement van bui-
tenlandsche zaken op te dragen aan jhr. mr. A. J. L. baron
Stratenus. buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister bij
het hof van Hannover en bij de Hanzesteden
5. mede niet aan te nemen het verzoek van den heer mr. J.
A. Jolles, minister voor de zaken der hervormde en andere
eerediensten, en hem te belasten met het beheer van het tijde
lijk in stand gehouden departement voor de zaken der her
vormde en andere eerediensten;
6. te benoemen tot minister voor het beheer van het tijdelijk
in stand gehouden departement voor de zaken der roomsch-
katolieke eeredienst. den heer mr. K. A. Meeussen, lid van de
tweede kamer der staten generaal.
Nog heeft Zijne Majesteit bij een besluit van de zelfde dag
teekening. op het daartoe door hem gedaan verzoek, aan jhr.
mr. F. L. W. de Koek eervol ontslag verleend als sekretaris
van den raad van ministers, onder dankbetuiging voor de door
Jiem in gezegde betrekking bewezene diensten.
Eindelijk heeft Z. M. bij besluit van de zelfde dagteeke
ning, tot kommandeur der orde van den Nederlandschen
leeuw benoemd mr. M. P. H. Strens, laatstelijk minister voor
de zaken der roomsch-katolieke eeredienst."
j trikten Breda. Rotterdam en Deventer, zal geschieden op
dingsdag den 25 dezer, en dat, zoo eene herstemming noodig
I is, deze zal plaats hebben c-j.. •-.üng.vlag 11 inaart aanstaande.
Men schrijft ons uit Vlissingen
„Zaturdag avond ontstond er brand in eene bergplaats van
turf, toebehoorende aan den bakker Brand Smith alhier.
De groote rookwolken die van de brandende turf opstegen
deden vreezen voor ernstige gevolgen, doch door spoedig
aangebragte hulp, waardoor men liet vuur nog voor den
nacht geheel meester was, isgrootere schade voorkomen."
Uit Goes schrijft men ons het volgende
„Zoo als men zich welligt herinneren zal. is door de eigena
ren van den Wilhelminapolder in der tijd, in de plaats van
den slechten kleiweg, waarop men veelal gevaar liep er met
gebroken ledematen over te kom^n. een goede grindweg
gemaakt naar het Katsclie veer, doch daarentegen opdien weg
een tol geplaatst, juist bij de brug en herberg te Wilhelinina-
dorp. Dit had ten gevolge dat niet alleen de bezoekers van
het Katsche veer. maar ook ieder die zich naar het Goessche
sas te paard of per voertuig begaf, dien tol moest betalen
waarover menigmaal geklaagd werd.
„Met genoegen maken wij daarom melding dat het tolhek
deze week is verplaatst om den hoek van de brugwachters
woning, waardoor die klagten zijn opgeheven. Maar beschei
den uiten we toch den wensch dat de eigenaren die zoo veel
goedstot stand brengen en doen brengen, in het algemeen be
lang besluiten mogten, die tolheffing, welke zekerlijk toch zoo
veel niet opbrengt en een hinderpaal is voor de onbelemmerde
gemeenschap,zoo spoedig mogelijk geheel te doen ophouden."
Op voorstel van den burgemeester van Breskens is dooi
den gemeenteraad aldaar besloten dat de steigerschuitschip
pers in dienst van het veer taC.vMien Vlissingen en Breskens,
zoo wel tot het overbrengen van reizigers als postpakketten,
gedurende hunne dienst zich te wachten hebben voor misbruik
van sterken drank. De eerste maal als zij zich daaraan te bui
ten gaan zullen zij gestraft worden met eene maand schorsing
met inhouding van traktement, en de tweede maal zullen zij
dat misbruik met ontslag moeten boeten.
De nieuwe ministers hebben zaturdag, na eedsaflegging in
handen des konings, de portefeuiljes van de verschillende
departementen aanvaard.
De audientiedagen van de ministers van justitie en kolo
niën zijn bepaald op woensdag die van den minister van
financiën op donderdag.
Bij beschikkingen van den minister van binnenlandsche
zaken van 1 februarij is bepaald dat de verkiezing van leden
van de tweede kamer der staten generaal in de hoofdkiesdis-
Wij vernemen dat bij resolutie van z. exc. den minister van
financiën, dd. 16 januarij jl., aan den heer J. Winkelman, in-
spekteur der registratie en domeinen te Maastricht, het toezigt
is opgedragen in de 7e divisie van inspektie, en hem alzoo
Amsterdam tot vaste standplaats is aangewezen.
De Staatscourant van vrijdag bevat het koninklijk besluit
waarbij de bezoldiging der rijks veldwachters, opzieners der
jagt en visscherijvoor zoo verre zij sedert den 1 januarij jl.
behooren tot de 2e klasse der rijks veldwachters, wordt be
paald op f 420.
Blijkens eene officiële opgave, naar de uitkomsten der laat
ste of vierde volkstelling op 31 december 1859, voorkomende
in de Staatscourant van vrijdag, bedroeg de bevolking der
provincie Utrecht 160,106, waarvan 78,420 mannen en 81,686
vrouwen. Daarvan telde de gemeente Utrecht 52,894 inwo
ners.
Burgemeester en wethouders van Dordrecht zullen zich,
namens den raad dier gemeente, met een adres tot den minis
ter van koloniën wenden om ook daar kofiijveilingen te
houden.
Jl. donderdag is in het lokaal Diligentia. te Amsterdam,
gehouden eene bijeenkomst van belanghebbenden bij de na-
pelsche certifikaten van het amsterdamsche administratiekan
toor. Deze vergadering was belegd tot het aanhooren van het
verslag, namens kommissarissen en direkteuren als gezamen
lijke bewaarders, uit te brengen door mr. A. Brugmans, die
met de heeren W. J. E. Smissaerten mr. J. A. Burlage zieh
onlangs naar Turijn begeven had, ten einde den stand van
zaken te onderzoeken. Uit dit verslag bleek, dat de belangen
der certifikaathouders voor alsnog onverkort en in den zelf
den toestand zijn gebleven en zij tot 31 december 1862 gele
genheid zullen hebben te beraden, hoe verder als het beste
met hunne belangen strookt te handelen.
De heer J. J. L. ten Kate hield jl. donderdag in de maat
schappij Diligentia te 'sGravenhage de tweede van zijn drietal
letterkundige voordragten. Ditmaal maakte de dichter Tho
mas Moore het onderwerp er van uit. Spreker wees in het
breede op den grooten rijkdom van dichterlijke gedachten
waardoor Moore uitmunt. Hij meende dat men regt had
gedaan met Moores muze een anderen Ariël te noemen in
ligtheid, bevalligheid en humaniteit. Een te groote overvloe
digheid wordt hem soms nis een gebrek toegerekend, terwijl
zijne groote gemakkelijkheid het effekt zijner stukken in
waarde «loet afnemen. Hij vermoeit door zijne onuitputte
lijkheid, maar zijne pen mist diepte en hartstogt. Toch neemt
Moore onder de dichters eene eerste plaats in. De heer ten
Kate toonde het aan door den dichterlijken arbeid van dien
koninklijken zanger en daaronder in de eerste plaats diens
lersche melodiën waarvan hij vele fragmenten voor
droeg. Daarna werden zijne gewijde gezangen en eindelijk
„De val der engelenen „Lalla-Rookh" herdacht. De
redenaar deed uitkomen hoe Moore in deze twee groote
scheppingen zijne gansche kracht heeft ten toon gespreid.
Waar Moore in de eerste van beide laatstgenoemde zangen
de geschiedenis van het aardsche en heinelsche paradijs be
zingt, is hij eenigermate te vergelijken bij Lamartine, die ook
eens een gelijk onderwerp bezong. Doch waar de eerste zacht
en liefelijk was, vertoonde de andere zich hopeloos en hard.
„Lala-Rookh" bevat een viertal oostersche verhalen, waarvan
een, het door spreker vertaalde „Het paradijs en de Peri,"
nog werd voorgedragen.
Uit Berlijn wordt gemeld, dat op aandringen der neder-
landsche regering aldaar eerlang eene kommissie zal bijeen
komen, om te onderhandelen over een verdrag betrekkelijk
de aansluiting der nederlandsche bij de pruisische spoorwegen.
Inzonderheid zou men daarbij het oog liehben op de aanslui
ting van de lijn Zutphen-Enschede' bij den westphaalschen
staatsspoorweg.
Ter kennis der belanghebbenden is gebragt dat er tussehen
23 j ii n ij en 2 j ui ij a. s. te Londen eene internationale ten
toonstelling van vee zal gehouden worden waaromtrent
nadere bijzonderheden ter plaatsing aan ile redaktie van de
Landbouw-cowant worden medegedeeld.
f
benoemingen cn besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nederlandsehen leeuw de heeren J. C. P. Evers, referendaris
bij het departement van koloniën, en A.D. van der Gon Net-
scher, partikulier, wonende te Delft.
Benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon de heer
Ph. Leopold, te Deutz, direkteur van het vervoer bij de Keu
len -Min den er-spoorwegmaatsehappij.
konsulaten. Erkend als konsul van Turkije te Rotter
dam de heer John Knight.
marine. Ontheven van de betrekking van kommandant
der zeemagt in Oost-Indië en inspekteur der marine aldaar,
de schout bij nacht G. Vogelpoot, onder dankbetuiging voor
zijne daarin bewezene diensten wordende dat ontslag gere
kend te zijn ingegaan met den dag. waarop hij die betrek
king aan zijn opvolger den schout bij nacht J. May zal over
geven.
Bevorderd tot vice-admiraal de schout bij nacht G. Vogel-
poot, afgetreden kommandant der zeemagt in Oost-Indië en
inspekteur der marine aldaar.
MiNiSTERiëuE departemknten. Benoemd tot referen
daris bij het departement van koloniën, de heer II. Gimberg
van der Hoeven, agent van het departement van koloniën te
Amsterdam.
Indische dienst. Op verzoek eervol ontslag uit 's lands
dienst verleend aan den heer G. II. Uhlenbeck, oost-indisch
hoofdambtenaar, laatstelijk direkteur der openbare werken
in Nederlandsch Indië, met verlof in Nederland, met behoud
van aanspraak op pensioen.
Kerk- en «cJtoolnicuwg.
Beroepen tot predikant bij' de hervormde gemeente te
Bieselinge (klassis Goes) de heer II. W. Eigeraan, te Hierden.
Koloniën.
Omtrent de expeditie tegen Tongka, wordt ons in eene
partikuliere korrespondentie het volgende medegedeeld.
Den 19 oktober 11. vertrok eene kolonoe van Martapoera
naar Banjer, hield daar 24 uren rust en ging toen aan boord
van Zr. Ms. stoomschip Suriname, om met dien bodem naar
Mengatip te worden overgebragt en daar de troepen te resoi-
gneren, die op dat punt waren te zamen getrokken. Na een
vijftal dagen stoomens arriveerde men daar. Al dien tijd had
men de Barito gevolgd, een prachtige, breede stroom, die
overal 300 el breed is, nog dagreizen ver zoo breed blijft,
en eene diepte beeft van 8 a 12 vademenhare oevers zijn
met bosschen bedekt. De te Mengatip zamentrokken troe
pen die bestemd waren te ageren tegen den vijand, bleken
toen te bestaan uit 250 man infanterie en artillerie, 300 boe-
ginesehe hulptroepen met hun koning, benevens 6 a 700