worden, welke hij gedurende 60 jaren verzameld heeft en waarin vele zeldzame boeken en handschriften voorkomen. Zoo is de een niet tevreden voor dat hij minister isterwijl deidealen van eerzucht des anderen vervuld zijn als hij toe ziend lid wordt van eene vereeniging ter verbetering der wan delstokken en zoo zijn wij thans tevreden dat wij heden geen enkel ongeluk behoeven te vermelden. Tliennom'iterstand. 15 jan.'s av. 11 u. 30 gr. 16 's morg. 7 u. 25 'smidd. 1 u. 27 's av. 11 n. 24 gr. 17 's morg. 7 u. 22 's midd. 1 u. 26 gr. Swejiieentcraail van Middelburg. Zitting van 15 januarij. Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke. Afwezig de heer Damme, De heeren Fokker, van Digge len, van Visvliet en Verbrugge komen bij de lezing der notu len. en de heer Rekker gedurende den loop der zitting binnen. De notulen der vorige vergadering worden door den sekre- taris voorgelezen en daarna goedgekeurd. De voorzitter doet mededeeliug van de volgende ingeko men stukken a. Berigt van den heer Damme. dat hij verhinderd is deze zitting bij te wonen. Deze mededeeling wordt aangenomen voor kennisgeving. b. Een adres van den heer J. A. Sistermans, waarin hij, onder dankbetuiging voor zijne benoeming tot kommissaris in het veer van Middelburg op Utrecht, verzoekt in aanmer king te komen voor de betrekking van kommissaris in het beurtveer van Middelburg op Zierikzee, welke betrekking hij sedert 1S51 tot aan de opheffing van het veer tijdelijk heeft bekleed. Nadat dit adres is voorgelezen, wordt besloten de beslissing lot eene volgende zitting aan te houden. c. Een adres van A. J. de Ridder, thans hulponderwijzer te Zaandam, om te worden aangesteld als hulponderwijzer op de sc':oo! van den heer J. van Sluijs. alhier. Adressant ver klaart daarbij zijne opleiding te Middelburg te hebben ont vangen en alhier ook de normaallessen te hebben bijgewoond, waarom bij, vooral met het oog op zijne alhier wonende famielje, hoopt dat aan zijn wensch, om in deze hoofdplaats te worden benoemd, zal mogen worden voldaan. Wordt besloten dit adres in handen van burgemeester en wethouders te stellen, ten einde daarop te letten bij de te doene voord ragt. d. Een adres van Anthonie de Vries, wonende te Zierikzee, houdende verzoek om te worden aangesteld als machinist op den stoombaggermolen alhier, daar hij van woonplaats wenscht te veranderen. Dit stuk wordt, met goedkeuring dei- vergadering. gesteld in handen van burgemeester en wet houders. e. Eene kennisgeving van de heeren Salomonson comp., dat zij afzien van de huur van het pakhuis op den Blaauwen- dijk. welke met 30 april expireert. Deze kennisgeving wordt als zoodanig aangenomen. f. Een brief van heeren kommissarissen over de wisselbank, waarbij zij verzoeken eene som van f 106.72 op de begrooting voor die instelling te mogen af- en overschrijven en die te brengen op onvoorziene uitgaven. Bij koncept-resolutie wordt besloten de gevraagde af- en overschrijving toe te staan op de volgende posten kantoorbehoeften f 14,03J, brand stoffen f 17,80. courtage f 62.70. onderhoud gebouwen en ameublement f 12.18J. makende te zamer. f J 06.72. g. Een geschenk van den heer mr. A. F. Siffle. bestaande in'een exemplaar van zijne door hem uitgegeven „Herfstbloe men1' en het le en 2e deel zijner „Nieuwe gedichten," Onder dankzegging aan den lieer Siffle', wordt besloten deze boek werken voor de leden ter inzage te leggen, om ze daarna in de bibliotheek te deponeren. Vervolgens brengt de voorzitter ter kennis der vergadering dal bij burgemeester en wethouders is ontvangen het Provin ciaal blad no. 03, waarin is vervat eene cirkulaire van den 5 november 1861, no. 40, houdende, onder het opschrift Medi sche policie, aanbeveling tot het vaststellen van bepalingen omtrent het begraven van gestorven of afgemaakt vee. Ge deputeerde staten noodigen. ingevolge een schrijven van den minister van binnenlandsche zaken, het gemeentebestuur uit om, indien daarin niet reeds mogt zijn voorzien, aan den raad de vereischte voorstellen te doen tot het vaststellen van bepa lingen voor het behoorlijk begraven van gestorven of afge maakt vee, ten einde daardoor het nadeel voor de volksge zondheid te voorkomen; terwijl zij verder verzoeken on dei- een afschrift der reeds bestaande of ten gevolge dezer uitnoo- dio-ing nader vast te stellen bepalingen, met den uitslag dei- bemoei jingen te worden bekend gemaakt. Daar deze cirkulaire door burgemeester en wethouders bereids in handen der kommissie voor de verordeningen is ge steld, worden door deze de gemaakte bepalingen overgelegd, waarop de deliberatie wordt aangehouden. Aan de orde zijn de beraadslagingen bij resumtie over a. de begrooting der kosten van beheer over de leenbank h. het advies der financiële kommissie omtrent het verzoek van de kommissie van bestuur over die instelling, om, ter ge- moetkoming in de bezoldiging der ambtenarenen bedienden, even als het vorig jaar te mogen beschikken over f430 uit den post voor on voorziene uitgaven, waarbij genoemde kommissie heeft voorgesteld om f330 te verleenen voorgratifikatiën aan de beambten, benevens f 100 voor buitengewoon schrijfwerk. De lieer van Diggelen heeft daarbij eene algemeene op merking omtrent het toekennen van gratifikatiën. Naar zijne meening zullen deze laatsten allengs meer en meer de vaste bezoldigingen gaan verdringen, waarom hij het beter acht de bezoldigingen, zoo zij onvoldoende worden beschouwd, te verhoogen. Daarop geeft, de voorzitter als zijne meening te kennen dat vroeger het denkbeeld is uitgedrukt, om eerst nadat de geheele schuldvordering zou zijn gedekt, tot verhooging van bezoldi gingen over te gaan. en tot zoo lang. indien het noodig was, gratifikatiën toe te kennen. Verder voert de heer van Diggelen aan datde toestand der bank goed wordt genoemd, doch naar zijne meening ten on- regte. Zoo lang de schuld welke op dat ligcliaam drukt, niet is afgelost, kan hij dien toestand niet goed noemendaaren boven is liet beginsel wel geweest niet bij de bank te winnen, j maar toch ook om niet op haar toe te leggen. De heer van de Graft herinnert hoe er in den toestand der bank wel degelijk veel vooruitgang is op te merken, en tevens dat de gratifikatiën dringend gevorderd worden door de vele werkzaamheden der ambtenaren, die van 's morgens tot 's avonds werkzaam zijn. Deze vele werkzaamheden zullen dan ook, wanneer eene geheele schulddelging heeft plaatsge had, het verhoogen der bezoldiging noodzakelijk maken. Hij erkent dat de bank van leening altijd is geweest en steeds blijven zal eene rnoeijelijke instelling, waarop hij tenslotte wijst op het geringe der gratifikatie, hetgeen het verleenen te gemakkelijker maakt. De heer van Diggelen zegt niet te twijfelen aan het nood zakelijke om de ambtenaren te gemoet te komen in hunne bezoldiging, maar hij is in het algemeen tegen het systeem van gratifikatiën. Ten anderen blijkt hem de vooruitgang dei- bank ook niet uit cijfers. In antwoord hierop zegt de heer van de Graft dat zoolang de rente-standaard blijft als nu, er ook niet veel verandering zigtbaar zal zijn. Volgens den iieer Lantsheer is het „systeem van gratifika tiën" minder toe te schrijven aan de bank dan wel aan het besluit van den gemeenteraad. Hoewel in beginsel tegen gra tifikatiën, zou hij er in de gegeven omstandigheden niet van afwijken. De reden waarom ligt in het besluit van den raad, genomen toen er een voorstel van wege de bank werd gedaan om een direkteur bij opklimming te benoemen. Daar men meende dat het toen daartoe de geschikte tijd nog niet was, orndat men zich van den vooruitgang der bank nog niet ver zekerd kon houden, besloot men het personeel op den toen bestaanden voet te doen blij ven, en tot dat de tijd van ver hooging zou gekomen zijn gratifikatiën toe te kennen. De lieer van Diggelen hoopt dat de toestand der bank dan spoedig eene verhooging zal toelaten en de heer Fokker zal ditmaal voor het verleenen der gevraagde gratifikatie stem men, maar niet meer voor het vervolghij wil liever de bezol diging zien verhoogen, ook al is de toestand der bauk niet goed te noemen. Ten opzigte der begrooting voor de bank heeft de heer van Diggelen ook eene opmerking. Volgens de memorie van toe lichting zijn de f25 verhooging op den post voor kantoorbe hoeften bestemd voor ververschingen voor de beambten dei- hulpbank, die vooral des zaturdags avonds laat werkzaam zijn. Als dit nu onder den post voor kantoorbehoeften ver antwoord wordt, dan zou deze uitgaaf met valschekwitantiën moeten gestaafd worden. Hij zou daarom den post liever doen uittrekken voor datgene waartoe hij besterad is. De heer Lantsheer herinnert dat de opmerkiug omtrent dezen post ook door de financiële* kommissie is gemaakt, doch dat er van valsche kwitantiën wel geen sprake kan zijn. Ook hij is voor het afzonderlijk uittrekken van den post, na te voren gewezen te hebben op het elasiieke van de benaming „kantoorbehoeften." Nadat de heer Verbrugge heeft verklaard ook de meening van den heer van Diggelen te deelen. wordt met algemeene stemmen tot de splitsing van dien post besloten. Daarop wordt nog, op voorstel van den heer van Diggelen, besloten om achter den post voor verschuldigde huur te doen uittrekken „memorie", en daarvan melding te maken op de begrooting. Met inachtneming der besproken wijzigingen wordt de begrooting vervolgens goedgekeurd, en daarna met alge meene stemmen, overeenkomstig het advies der kommissie, tot het toekennen der gevraagde gratifikatiën besloten. De daartoe betrekkelijke koncept-resolutiën worden gele zen en goedgekeurd, en de resumtie der wijzigingen in de begrooting aan burgemeester en wethouders overgelaten. Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling van het advies der kommissie, welke is belast geweest met de zaken van liet onderwijs, overeenkomstig haar rapport in de vorige zitting uitgebragt. (Zie het verslag dier zitting in het nommer dezer courant van 2 januarij jl.) Het rapport betreft de volgende onderdeden 1. wijziging van art. 3 van het besluit tot heffing van schoolgelden 2. wijziging van de artt. 14 der verordening op de invordering van schoolgelden 3. de verdeeling der f 700, overgeschoten door de vermin dering varr het getal hulponderwijzers op de school voor min vermogenden, van den heer Gouka, in verband met het voorstel van den heer schoolopziener in het le schooldistrikt. De heer Rekker komt ter vergadering. Ad 1. Nadat dit punt veelzijdig is besproken, wordt met 15 tegen 1 stem besloten het advies der kommissie ten deze goed te keuren, en dit artikel alzoo te doen luiden „Aan deze heffing zijn niet onderworpen kinderen van openbare hoofd en hulponderwijzers op de school waar hun vader onderwijs geeft." met weglating der woorden „voor zoo veel scholen voor het lager onderwijs betreft." Ad 2. Over de reeds vroeger gedane en ook thans weder ter sprake gebragte vraag „of voor een kind. dat gedurende korteren of langeren tijd de school niet bezoekt, het school geld toch moet betaald worden" heeft veel diskussie plaats. Het gevolg hiervan is dat eindelijk met 11 tegen 2 stemmen (van de heeren Hurgronje en de Jonge) besloten wordt „om kinderen, die van de school geen gebruik maken, van de be taling vrij tc stellen." (zonder dat evenwel restitutie van reeds betaalde schoolgelden voor ingegane termijnen zal plaats hebben.) Na deze beslissing wordt alsnu liet sub 2 genoemde voor stel der kommissie met eenparige stemmen aangenomen. Ad 3. De heer Siffle zegt dat de kommissie bij eene latere bijeenkomst het beter heeft geacht zich, ten opzigte van de traktementsverhooging der hulponderwijzers op de scholen van de heeren van Sluijs en Auer, te houden aan liet voorstel van den heer schoolopziener. Hierdoor zou dan het trakte ment dier hulponderwijzers van f300 gebragt worden op f 350 (zijnde voor beide te zamen f 50 meer dan bij haar rap port was voorgesteld) en deze verhooging moeten worden gevonden op de voorgedragen verhooging voor de kweeke- lingen. .Met in acht neming dezer wijziging wordt met algemeene stemmen besloten overeenkomstig de door de kommissie gedane voordragt. Bij monde van den heer van Visvliet, mede namens de heeren Snouck Hurgronje en Lantsheer, wordt rapport uit gebragt oj) eene missive van gedeputeerde staten van 24 december jl., waarin bedenkingen zijn vervat tegen de ge- meentebegrooting voor 1862, dewijl geen mededeeling is gedaan van bet besluit omtrent het te verleenen subsidie voor verplegingskosten in de gestichten onder beheer van het bestuur der godshuizen en verder de uitnoodiging wordt gedaan om die mededeeling nog. te gelijk met die van de wijziging inde verordening voor het burgerlijk armbestuur, te doen plaats hebben. De konklusie van dit breedvoerig rapport, strekkende eensdeels om de bezwaren van gedeputeerde staten te weder leggen. en ten andere om daaraan te gemoet te komen, ten einde de verlangde goedkeuring der gemeentebeo-rootiug zou kunnen plaats hebben, wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De vergadering wordt voor eenige oogenblikken gesloten. Na de heropening doet de sekretaris, op verzoek (les voor zitters, voorlezing vaneen aan den minister van koloniën gerigt adres ten opzigte der veilingen van de Nederlandsche handelmaatschappij. Daarin wordt vooreerst te kennen gege ven met hoe veel belangstelling men heeft bespeurd dat er overwegingen aanhangig zijn om in het stelsel der veilingen eenige wijzigingen te brengen; daarna wordt aangetoond (lat, als er van eene uitbreiding van het aantal dier veilingen sprake is, het van zeer groot belang is te welen waar die vei lingen zullen gehouden worden en of ook deze gemeente daarbij zal in aanmerking komen. Voorts wordt een overzigt gegeven van de geschiedenis der veilingen in Middelburg; hoe degrootere handelssteden getracht hebben en het haar gelukt is Middelburg uit te sluiten, en hoe het overbodig zou te noemen zijn om den minister te herinneren aan het groote aandeel dat hier vroeger in de Handelmaatschappij werd ge nomen. Daarop wordt gewezen op de reeds vroeger door het gemeentebestuur met cijfers gestaafde wederlegging vau de bewering, dat de ondervinding heeft geleerd hoe de veilingen te Middelburg voor 's rijks financiën minder voordeelig zou den zijn; en hoe door den tegenwoonligcn stand van zaken de handelsgeest alhier geheel wordt uitgedoofdwaardoor Middelburg haar rang in de handelssteden zal verliezen en daarenboven de mogelijkheid tot konkurrentie wordt ont- n'oracn. Met het oog op een en ander worden de belangen vau Middelburg ernstig aanbevolen, wanneer er eene uitbreiding aan het aantal veilingen van goeverneinentswege mogt ge geven worden; en voor zoover die uitbreiding voorloopig nog niet mogt plaats hebben, wordt ten slotte de wensch uitgedrukt, dat Middelburg weder in hei bezit der verlorene regten moge gesteld worden. Nadat dit adres voor kennisgeving is aangenomen, wordt de vergadering gesloten. Gemeentea-aad vaat Zierikzee. Zitting van 13 januarij. Voorzitter de lieer Can. Afwezig de heeren Fokkeren Ochtman, beide ongesteld; de Crane en van der Vliet buiten de gemeente. De notulen der zitting van 12 december 1861 zijn na lezing goedgekeurd. Worden gelezen en voor kennisgeving aangenomen, de volgende missiven van gedeputeerde staten«.goedkeuring dev rekening over I860-, b. idem der begrooting voor 1862 c. idem van het besluit tot verkoop van hoornend. ontvan gen berigt wijziging reglement burgerlijk armbestuur, en e. goed keuring besluit omtrent de jaarwedde van den hulpon derwijzer oj) de tweede tusschenschool. De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethouders aan het bestuur van Middelburg hebben voorgesteld het regle ment op het beurtveer met 1 januarij in werking te doen komen; dat aan dien wensch voldaan is; dat het bestuur aldaar van meening is, dat bij aanneming van vrije vaart, nevens het beurtveer, voorloopig éëu schipper voldoende is, en als beurtschipper is benoemd A. Pij peling; dat men echter ook het gevoelen dezerzijds wenscht te Kennen. Burgemeester en wethouders stellen alsnu voor te verklaren dat e'ën schip per voldoende is. Dit voorstel is aangenomen en daarmede afwijzend beschikt op het adres van A. J. Verdoorn, in dei- tijd ingediend. Blijkens proces-verbaal van 6 januarij bedroeg de gemeen tekas f 19,736,94. Op een door den heer J. S. Boeije gedaan verzoek is ver gunning verleend om bij zijn molen achter het Sas, een haven tje te maken naar zijn balkengat; de heeren van Dongen en van der Lek de Clercq onthielden zich van medestemmen. Alsnu wordt in behandeling genomen de ter visie gelegen hebbende verordening op het begraven van gestorven of afge maakt vee (paarden, koeijen en varkens.) Bij art. L maakte de lieer Mulock Houwer de opmerking dat de bepaling: „de kuil zal minstens 1,50 el diep moeten zijn." voor de eene diersoort niet genoegzaam, voor de laatste veel te groot was. Die zinsnede is veranderd in„de kuil zal zoodanige diepte moeten hebben dat het begraven dier met minstens 75 duim grond bedekt is." De verordening is daarop aangenomen. De voorzitter herinnert dat burgemeester en wethouders in de vorige zitting hebben te kennen gegeven nog geen voor dragt te kunnen doen voor een hulponderwijzer op de tweede tusschenschoolthans kunnen zij daaraan, in overleg met den

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 2