MIDDELBURGSCHE g o r k v x r. Si- 5. Zaturdag 11 Januarij. «0*113 g) Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen deze gemeenteen Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post f 3,40. De inzending van advertentieu kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte doodbekendmakingen enz. van écu tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontanfc. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Middelburg lO January. Een telegram uit s Ha|*e meldt bus «laf al de ministers aan den koning hun verzoek om ontslag hebben ingediend. Onder ons buitenlandsch overzigt vinden onze lezers de gevvigtige tijding dat door de regering van de Vereenigde Staten tot de uitlevering van de heeren Mason en Slidell is besloten. Dingsdag 28 dezer zal, volgens advertentie in de Staats courant van beden, aan bet ministerie van binnenlandsche zaken o. a. worden aanbesteed liet gedeeltelijk graven van het kanaal door Zuid-Beveland. Het Sluisch weekblad dat in zulke treffende hoofdartikels steeds angst en vrees tracht te verspreiden, telkens als de vrij zinnige beginselen eene nieuwe verovering maken, vergenoegt zich met betrekking tot de beraadslagingen der eerste kamer over de begrooting voor het departement van koloniën, hare lezers naar het Bijblad der Staatscourant te verwijzen. Zij doet dit uit geene andere konsideratie dan dat „hare pen bijna weigert van de gevoerde debatten een verslag te geven." Is nu die pen waarlijk in de hand der jeugdige redaktie reeds stomp geschreven, dan kan, dunkt ons, het weekblad het daarbij laten. Maar dat doet het weekblad niethet wil zijne lezers toch iets voorleggen, en nu geeft het de redevoering van den heer Huydecoper van Maarsseveen, (een van de vijf die tegen stemden) niet om de lezers eenigzins omtrent het kolo niale vraagstuk in te lichten waartoe die redevoering ook zeer weinig geschikt is maar „om te doen zien hoe een ge acht lid zijne afkeurende stem met behoorlijke en gezonde redenen omkleed heeft." Wij betreuren het steeds dat het Sluisch weëkblad geen betere afspiegeling geeft van deiï vrijzinnigen geest die bij de bevolking van het vierde distrikt dezer provincie niet te miskennen is. Ter vervulling der vakature van raadsheer in het provin ciaal geregtshof in Zeeland, ontstaan door de benoeming van den heer mr. C. W. E. Vaillant tot president in dat hof, is de volgende voordragt opgemaaktde heeren inrs. J. W. de Bruijn van Melis- en Mariekerke, griffier bij evengcmehl hof P. J. van Voorst Vader, regter in de arrondissements regt- bank te Goes; W. G. de Knokke van der Meulen, officier van justitie bij evengemelde regtbank P. Paulus, officier van justitie bij de arrondissements regtbanlc te Zierikzeejhr. J. H. P. van Doorn en J. H. de Stoppelaar, regters in de arron dissements vegtbank te Zierikzee en te Middelburg. Bij koninklijk besluit van 20 december is goedgekeurd een nieuw tarief voor het overbrengen van berigten door de internationale telegraaf-maatschappij. De prijs der oversei ning van een berigt van niet meer dan twintig woorden is f 2,4-0 lusschen 's Gravenhage en Londen, en f3 tusschen 's Gravenhage en de overige kantoren der internationale telegraaf-maatschappij en elektrische telegraaf-maatschappij in Groot-Brittanje en Ierland. Voor iedere tien woorden ooven twintig woorden is voor Londen f 1,20, voor de overige kantoren der genoemde maatschappijen f 1,50 verschuldigd. De gemeenteraad van 'sGravcnhage heeft jl. dingsdag we der beraadslaagd over de zeehaven te Scheveningen; naast het voorstel van burgemeester en wethouders is een voorstel van den heer Vrolilc c. s. ingekomen, om het plan der haven door den raad te doen vaststellen, de uitvoering aan de bijzondere nijverheid o]) te dragen en indien dit tot geen gewenschten uitslag leidt, te bepalen in hoever er redenen zijn, om de haven voor rekening der gemeente te maken. Zeven leerlingen van professor Hoffman, te Leiden opgeleid tot tolken voor de chinesche en japansche talen, zijn ter be schikking gesteld van den goeverneur-generaal van Neder- landsch-lndië. Onlangs ismedcgedeeld dat het Indisch genootschap, nadat het zijn reglement had gewijzigd, waarin nu duidelijker het doel van het genootschap is omschreven, eene algemeene ver gadering heeft gehouden tot benoeming van een nieuw bestuur en tot behandeling vau een voor Indië zeer gewigtig onderwerp, namelijk den aanleg van spoorwegen op Java. Thans is aan de ledeu medegedeeld een overzigt van de diskussicn die over dit onderwerp gevoerd zijn. Daarin lezen wij „Algemeen was men van gevoelen, dat de behoefte op Java aan spoorwegen groot is, voornamelijk met het oog op den •leebten toestand der tegenwoordige middelen van vervoer, de vermindering van den veestapel en den drukkenden last voor de inlandsche bevolking, die met het onderhoud der karrc wegen bezwaard is. „Wat de vraag betreft of de spoorwegen op Java ingerigt moeten zijn voor lokomotieven of voor trekbeesten, was men algemeen van oordeel, dat als regel stooraspoorwegen noodig zullen zijn, vooral omdat de werkkrachten, die thans aan den veldarbeid onttrokken worden voor het vervoer van pro- dukten en goederen naar de havens, dan dienstbaar zullen kunnen worden gemaakt aan de bearbeiding van den grond. „Algemeen was men ook van gevoelen dat op Java geens zins dadelijk een net van spoorwegen moet worden aangelegd, maar dat men moet beginnen met geïsoleerde lijnen, op plaat sen waar aan dit versnelde middel van gemeenschap de meeste behoefte bestaat. Als lijnen, die het eerst in aanmer king zouden kunnen komen, werden genoemd eene lijn van de Preanger-regentschappen naar Batavia, eene lijn van Ban joemaas naar Tagal, eene lijn van Samarang naar de Vorsten landen en eene lijn van Kediri naar Soerabaya. „Ook werd de vraag besprokenof de spoorwegen op Java moeten worden aangelegd door den staat, dan wel door par- tikulieren. De meeste der tegenwoordig zijnde leden, die zich hieromtrent verklaarden, wenschten dien aanleg geheel over te laten aan partikulieren. terwijl enkelen het noodig achtten dat de staat zich met den aanleg van de baan belast. Volgens de meening van deze laatsten zou het voorde partikulieren eene slechte zaak kunnen geacht worden, wanneer zij ook met de kosten daarvan bezwaard wierden; het was toch moeije- lijk aan te nemen dat de spoorwegen op Java, althans in den eersten tijd. eene zoo winstgevende onderneming zullen zijn. Van de andere zijde werd echter opgemerkt, dat men, wat het renderen der spoorwegen op Java betreft, geenszins zijne berekening moet bouwen op den tegen woord igen toestand, maar bepaaldelijk in aanmerking namende algemeene ont wikkeling, die «ie spoorwegen zhllen te weeg brengen, en het verkeer der bevolking dat tusschen de verschillende deelen van Java zal ontstaan. „In deze diskussie werd door twee leden ook vermeld, dat in de laatste 20 jaren «le prijzen van het vervoer stationair zijn gebleven, zoo dat dan ook naar hunne meening de klagten over gebrek aan trekvee en minder goeden toestand der wegen meer moesten beschouwd worden als een stimulans om spoor wegen te krijgen, dan wel als een werkelijk feit. Van de andere zijde werd daar tegen opgemerkt, dat in het laatste verslag van den handel van Samarang bepaaldelijk gewezen werd op de stijging van de vervoer prijzen gedurende de laatste 5 a 6 jaren. Men vroeg ook, indien het feit waar mogt zijn, dat de I prijzen stationair zijn gebleven, hoe daarmede een ander feit kan overeengebragt worden, dat de prijzen van het vee sedert de laatste 16 jaren vervierdubbeld zijn. „De vergadering besloot vervolgens om uit de leden eene kommissie te benoemenom te onderzoeken op welke wijze het genootschap den aanleg van spoorwegen op Java zou kunnen bevorderen, en van den uitslag van dit onderzoek ver slag uit te brengen op de volgende algemeene vergadering." Tot leden dier kommissie zijn door het bestuur van het ge nootschap benoemd, de heeren Th. F. Schill, J. Il.Uhlenbeck en G. H. van Soest. Arnhcourant.) De Staatscourant van zondag deelt het volgeude verslag omtrent den oogst in deze provincie mede De uitzaaijing der veldvruchten in het najaar van 1860 ge schiedde ouder ongunstige omstandigheden. Een langdurige regen toch had den grond zoo week gemaakt, dat het zaaikoren van verscheidene gewassen zeer spoedig tot verrot ting overging. Voornamelijk was dit het geval met hetgeen in oktober was uitgezaaid. Het later uitgezaaide leed minder door de vochtigheid, maar veel door de strenge vorst. De plant werd door eene dikke sneeuwlaag gedurende eenigen tijd tegen de koude beschermd, doch toen haar die bescherming door den dooi was ontnomen, deed de daarop weder inval lende vorst haar, bij hare nog geringe ontwikkeling, veel kwaad. Ook het voorjaar was niet zeer gunstig; vele en hevige regenbuijen belemmerden zeer de groeikracht, en slechts ge durende weinige dagen deden de zonnestralen haren koes terenden invloed gevoelen. In het laatst van mei en in junij kwam er voor verscheidene gewassen echter eene verbetering de ongunstige verwachting, die men reeds van den oogst begon te koesteren, moest langzamerhand wijken voor de steeds beter wordende vooruitzigteti dienaangaamle. De zomer was uit muntend en het weder liettijdensdenoogstniets te wenschen. Over het algemeen wordt de hoedanigheid van hetingeoogste zeer geroemd. De hoeveelheid is daarentegen meestal niet inedegevallen. Van zeer enkele gewassen kan deze goed, van de meeste slechts als middelmatig genoemd worden. Degrootu verwoestingen door slakken en wormen aangerigt. zijn dact- van de voornaamste oorzaken. Het vorenstaande is vooral op de tarwe van toepassing, in 't bijzonder wat de leemde soorten, wcflkenog niet voldoende geakkümateerd schijnen, betreft. Deze waren toch bij de latere vorst in het voorjaar niet genoegzaam ontwikkeld, om er niet door te lijden. Overigens vond de tarwe in het alge meen twee groote vijanden in slak en worm, die, in weer wil van de strenge koude, onder de sneeuw waren blijven voortleven. De schade, die hierdoor aan de tarwe werd toe^e- bragt, is zeer aanzienlijk. Vele partijen zijn omgeploegd moeten worden, terwijl andere op vele plaatsen dunne plekken vertoonden, welke evenwellater nog gedeeltelijk zijn volge- groeid, waardoor de aanrijping eenigzins ongelijk werd.Toen de plant door het gunstige weder in mei en junij goed was gegroeid, deden enkele hevige regenvlagen de bijzonder zware tarwe eenigzins neerslaan; van legering werd echter weinig vernomen. De inoogsting geschiedde, gelijk gezegd is, onder zeer gunstig weder, zoo dat de tarwe droog is binnengehaald. De hoedanigheid is uitmuntend, de korrel blank en meelrijk, en het stroo krachtig. De hoeveelheid laat echter hier en daar wel iets te wenschen en kan slechts eene middelmatige ge noemd worden. Door elkander rekent men de opbrengst van 20 tot 30 mudden per bunder. Daar de rogge over het algemeen later uitgezaaid is dan de tarwe, heeft zij minder door den regen geleden. Ook de win terkoude tastte deze plant niet bijzonder sterk aan, doch de slakken deden ook op deze vruchteenen vernielenden invloed gevoelen. De guurheid van het weder in het voorjaar, was i oorzaak dat de rogge slechts langzaam groeide en later dan I gewoonlijk in de aren kwam. De daarop gevolgde zomer- j warmte deed vele planten al te fel opschieten, zoo dat het stroo niet krachtig is en de aren niet zwaar bezet zijn. liet gulle stroo werd later door den regen nog al nedergesla»en. j Over liet geheel is het beschot vrij voldoende, en «fe hoeda nigheid zeer goed te noemen. De gemiddelde opbrengst wordt op 2028 mudden per bunder berekend. De winlergerst kwam den winter goed door en ontwikkelde zich goed. De regen heeft evenwel haren groei, vooral ten i tijde van het uitaren. nogal belemmerd. Op zware gronden j groeide zij goed uit, terwijl zij op ligte gronden slechts traag vorderde. Ten gevolge van de vernielingen door de slakken j zijn vele akkers uitgeploegd en later met zomergerst bezet geworden. De zware regens in junij en julij deden de plant veel neêrslaan. De gemiddelde opbrengst wordt op 3010 I mudden per bunder gesteld. De zomergerst leed door de koude en den regen meer dan I de wintergerst. Het stroo is veel korter en minder krachtig, jen de aren minder goed bezet. Men raamt de opbrengst ge middeld op 20—30 mudden per bunder. Van geen gewas is dit jaar de oogstzoo goed geweest als I van den ln/ver. Hoedanigheid en hoeveelheid laten niets te wenschen. Laat uitgezaaid zijnde, heeft dit gewas aan weer en wind behoorlijk wederstand kunnen bieden en voortdu rend een goeden groei gehad. Het stroo is gul en «lc aren zijn j met zware en schoone korrels bezet. De gemiddelde opbrengst is 40—60 mudden per bunder. Aangaande het koolzaad zijn de berigten nog al uiteenloo- pende. Over het algemeen is de oogst, wat de hoeveelheid betreft, niet medegevallen, maar de hoedanigheid is vrij goed. daar de korrel groot en olierijk is. De vorst heeft hier en daar aan dit gewas veel schade gedaan, zoo dat vele akkers zijn moeten worden omgeploegd. Hetgeen is blijven staan, heeft sterk gebloeid, terwijl de peulzetting vrij gunstig was en geene insekten de plant hadden benadeeld. De goede verwachting, die ten gevolge van een en ander ontstond, werd bij het dor- schen, dat overigens onder begunstiging van goed weder plaats had, echter niet verwezenlijkt. De opbrengst is zeer middelmatig, en op sommige plaatsen onvoldoende. Zij wordt gemiddeld op 20—30 mud per bunder geschat. De gaarden- en duicenboonen hebben, zoo wel in hoedanig heid als in hoeveelheid, een zeer slechten oogst opgeleverd. De planten leden zeer door de koude, zoo dat in het voor jaar zeer vele akkers omgeploegd zijn en hoewel deze vrucht beter dan andere tegen «ie vochtigheid bestand en deze er zelfs dienstig voor is, zoo kon zij echter de aanhoudende zware regens, die in het voorjaar en in het begin van den zomer vielen, niet. verdragen. De luis deed aan deze vrucht ook veel kwaad: tegen den bloeitijd en gedurende de peulzetting vertoonden zich zoo vele roestige vlekken, dat de plant slecht kwijnend voortleefde, en de vruchten tot geene gewenschte grootte en rijpheid komen kouden. Hoewel zulks voorna melijk aan het weder was toe te schrijven, droeg de slechte hoedanigheid van het in 1860 gebezigde zaaikoren daartoe het hare bij. Over het algemeen is de oogst verre beneden het middelmatige. De gemiddelde opbrengst wordt op niet meer dan 7—12 mudden per bunder geraamd. De bruine en wille boonen hebben de noodigo droogrc en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1