BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBÜRGSCIIE COURANT.
Zaturdag 9 November 1861.
Provinciale staten.
(Vervolg der zitting van 7 november).
Thans komen aan de orde de verslagen van de rapporteurs
tder afdeelingen omtrent de voorstellen van gedeputeerde sta
ten betrekking hebbe22de op
a. het adres van den gemeenteraad van Waarde, om toe
passing van art. 36 der wet op het lager onderwijs, voor den
bouw van een nieuw schoollokaal.
Het voorstel hieromtrent strekte om, aannemende dat de
kosten van aanbouw van een nienw schoollokaal met onder
wijzerswoning te Waarde en van aankoop van hetbenoodigde
terrein op f 6000 of daaromtrent zullen te staan komen, van
de te doene uitgaven voor rekening der gemeente en de
overige i) ten laste van de provincie en het rijk te brengen,
onder bepaling dat het aandeel der gemeente niet minder
dan f 2400 zal bedragen.
Door den heer Kakebeeke wordt over dit voorstel verslag
uitgebragt. Volgens sommige leden eener afdeeling zou het
voorstel zwarigheid hebben bij de toepassing, hoewel eene bij
drage van f2400 als wenschelijk werd beschouwd. In eene
andere afdeeling achtte men het voorstel onvatbaar voor in
williging, omdat daarin gesproken wordt van het bouwen van
eene onderwijzerswoning, zonder dat het gebleken is dat het
gemeentebestuur van Waarde zulks verlangt. Anderen waren
genegen aan het verzoek te voldoen,doch de bijdrage te bepalen
op f 1S00 en het ontbrekende door de provincie en het rijk te
doen aanvullen, terwijl bovendien de vraag is gedaan of de
waarde der oude gebouwen niet is afgetrokken van de kosten
der nieuw daar te stellen school, hetgeen, volgens het adres,
ongeveer f600 zou kunnen bedragen, met inbegrip van den
tot woonhuis bestemden grond. Nog in eene andere afdee
ling werd. bij eene te nemen beslissing, op de meest moge
lijke zuinigheid aangedrongen.
Tot de onmiddellijke behandeling besloten en de beraad
slagingen geopenrl zijnde, geeft de voorzitter kennis dat het
verslag aan gedeputeerde staten aanleiding heeft gegeven tot
het doen van een nader voorstel, namelijkom de beslissing
aan te honden tot. met zekerheid de kosten van den voor
genomen houw bekend zijn, en mitsdien de stukken naar
gedeputeerde staten te renvoijeren.
Overeenkomstig dit laatste voorstel wordt zonder hoofde
lijke stemming besloten.
b. Een nader verzoekschrift van den gemeenteraad van
St. Philipsland om toepassing van bovengenoemd wetsartikel
voor den bouw van een nieuw schoollokaal met onderwijzers
woning in den Anna Jacobapolder en het huren van een
schoollokaal te St. Philipsland.
Omtrent dit verzoekschrift luidt het voorstel van gedepu
teerde staten om de gemeente St. Philipsland alleen tegemoet
te komen met eene bijdrage van f 100 van wege de provincie
en het rijk te zamen, in de kosten van haar lager onderwijs en
meer bepaald in de huur van een schoollokaal, waarvan de
kosten bedragen f200.
Daar het verslag, uitgebragt door den zelfden rapporteur,
geene bedenkeningen tegen het voorstel van gedeputeerde
staten blijkt tebevatten.wordttotdebehandelingovergegaan.
Niemand het woord verlangen de, wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten om, naar aanleiding van het gedane voor
stel, als het gevoelen der vergadering aan de regering te ken
nen te geven dat er alleen termen aanwezigzijn tot in williging
tot wederopzeggens toe van het onderwerpelijk verzoek voor
zoo veel het laatst bedoelde punt betreft.
c. Een nader adres van den gemeenteraad van Scherpe-
nisse, om toepassing van meergenoemd wetsartikel, ter voor
ziening in de kosten voor het openbaar lager onderwijs aldaar.
Het voorstel van gedeputeerde staten omtrent dit verzoek
leidt tot eene afwijzende beschikking, op grond dat er geene
termen tot inwilliging bestaan.
Het verslag der afdeeling. nogmaals uitgebragt door den
heer Kakebeeke, vereenigt zich volkomen met het gedane
voorstel.
Wordt alzoo besloten aan de regering te berigten, dat er
naar het oordeel der vergadering geene redenen zijn om op
het verzoek der gemeente Scherpenisse eene gunstige beschik
king te nemen.
d. De aanvragen om rentelooze voorschotten ter verbete
ring van wegen, en dien ten gevolge tot beschikking over den
post voor onvoorziene uitgaven der enkel provinciale en huis
houdelijke begrooting voor 1862, door af- en overschrijving.
Ten deze luidt het voorstel van gedeputeerde staten hoofd
zakelijk als volgt: Daar tien aanvragen zijn ingekomen tot een
gezamenlijk bedrag van f 101,000, en er bij de begrooting
voor 1862 slechts f21679,90 is toegestaan, kan niet aan
alle aanvragen worden voldaan. Volgens hun oordeel zijn
alle verzoeken ook niet voor inwilliging vatbaar, hetgeen
betreft de aanvrage vanden heer Carpreau, door getnis van
de vereischte stukkenhet gemeentebestuur van Koewacht,
door onvolledige aanvraag; eene kommissie voor den wegtus-
schen Nieuwvlict en Sluis, en van het dijksbéstuur van den-
Leendert-Abrahamspolder, wegens niet inzending binnen
den bepaalden termijnvan burgemeester en wethouders van
Veere. als zijnde van plaatselijk belang; het dijkbestuur van
den Hoofdplaatpolder, de genoemde kommissie voor den
weg tusschen Nieuwvliet en Sluis, het dijksbéstuur van den
Leendert-Abrahampolder, en de gemeentebesturen van Koe
wacht, Overslag en Zuiddorpe, wegens het meer of min on
voldoende der gegeven waarborgen. Daarenboven worden no»
door sommige aanvragen rijksbijdragen noodig geoordeeld,
waarvan met zekerheid kan gezegd worden dat zij in 1862 niet
verleend zullen worden.
Het verzoek van de gemeenten Vrouwepolder en Ritthem
(op de boven gemelde aanvragen eene gunstige uitzondering
makende) worden door de gedeputeerde staten het eerst ter
inwilliging voorgedragen. Deze aanvragen beloopen respek-
tievelijk f7000 en f 9000, zoo dat na die inwilliging nog
f 5679,90 beschikbaar blijft.
Na de twee genoemden zou de aanvraag van burgemeester
en wethouders van Groede en Oostburg, ad f 20000, in aan
merking komen.
Het voorstel strekt dan in de tweede plaats om de beschik
bare som voor de gedeeltelijke voldoening der aanvraag te
besteden, doch gedeputeerde staten achten het wenschelijk
om die som te verhoogen tot de helft van het gevraagde voor
schot, en daartoe op de begrooting af- en over te schrijven een
bedrag van f 4320,10.
Eindelijk stellen gedeputeerde staten nog voor om toezeg
ging te doen aan voornoemd gemeentebestuur, dat de andere
helft van het gevraagde voorschot in het jaar 1863 zal worden
verstrekt, en ook omtrent de aanvragen die nu niet kunnen
ingewilligd worden uitzigt te geven op eene gunstige beschik
king in het volgende jaar, wanneer alsdan de vereischte
zekerheid voor de uitvoering der wegsverbetering in 1863 zal
gegeven worden.
Het verslag der afdeelingen omtrent dit voorstel, waaruit
blijkt dat 33 leden aan de beraadslagingen hebben deel geno
men, wordt uitgebragt door den heer Kamnacher. Waren er
over het algemeen geene bedenkingen ten opzigte van het
voorstel nopens de gemeenten Vrouwepolder, Ritthem, Groe
de en Oostburg. minder gunstig was men gestemd omtrent
het geven van een voldoend uitzigt voor volgende jaren. Men
beschouwde het geven van zekerheid als eene verbindtenis,
waardoor andere aanvragen van. misschien nog grooter belang
later zouden moeten achterstaan. Anderen oordeelden dat
de verbetering van den weg die den Gapingschen zandweg
met den straatweg tusschen Middelburg en Veere verbindt,
niet uilsluitend als een plaatselijk belang is aan te merken,
zoo als door gedeputeerde staten is voorgesteld. De konklu-
sie van het verslag strekt tot goedkeuring der voorgestelde
inwilliging, maar ten opzigte der te geven beloften wil de
groote meerderheid in het volgend jaar middelen beramen.
Tot de dadelijke behandeling overgaande, geeft de voorzit
ter te kennen dat gedeputeerde staten in het uitgebragt ver-
slag geene aanleiding tot wijziging van hun voorstel hebben
gevonden. Dien ten gevolge worden de beraadslagingen
geopend.
De lieer de Jonge van Ellemeet vraagt aan den voorzitter
hoedanig het voorstel zal worden behandeld, paragvaafsge-
wijze of wel in het geheel?
De voorzitter antwoordt de volgende orde te zullen in acht
nemen: 1. het voorstel omtrent Vrouwepolder; 2. omtrent
Ritthem3. omtrent Groede en Oostburg en de daarmede in
verband staande af- en overschrijving op de begrooting. bene
vens de toezegging tot het verstrekken der andere helft
voor het volgende jaar; en 4. het voorstel omtrent de overige
aanvragen.
Naar aanleiding van de genoemde volgorde wordt het eerst
aan de orde gesteld het voorstel omtrent het verstrekken van
een renteloos voorschot tot wegsverbetering ten bedrage van
f7000 aan burgemeester en wethouders van Vrouwepolder.
Niemand het woord verlangende, worden de beraadslagin
gen gesloten, en daarop het voorstel zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Het zelfde vindt plaats ten aanzien van het voorstel tot het
verleenen van een dergelijk voorschot tot een bedrag van
f9000, aan deulcerkevaad der hervormde gemeente te Ritthem.
Vervolgens worden de beraadslagingen geopend over het
derde gedeelte van het voorstel: het verleenen van de helft
der aanvrage van burgemeester en wethouders van Groede en
Oostburg, ad f 10000. en het ten dien einde af-en overschrij
ven van de daartoe noodige som van f 4320,10, alsmede het
geven van een gunstig uitzigt voor het volgende jaar.
De heer de Jonge van Ellemeet bekomt het eerst het woord.
Hij verklaart zich met het voorstel niet te kunnen vereenigen,
omdat hij bezwaar heeft tegen den vorm. De gedane aanvrage
beloopt f 20,000. en nu willen gedeputeerde staten de helft
toestaan en daartoe eene af- en overschrijving doen plaats
hebben van f 4320,10. Hierin is eene onregelmatigheid waar
van spreker niet gelooft dat hier antecedenten zijn, maar al
ware clat zoo, dan nog beschouwt hij dezen maatregel inet het
oog op het vervolg niet wenschelijk. Daarenboven zal nog op
eene andere wijze moeten worden voorzien in de tweede helft
ad f 10,000. Hij gelooft dat het steeds het streven der staten
cioetzijn zich te houden aan het eenmaal vastgestelde plan tot
I het bestrijden der kosten uit de geldleeningen. Hij kan
zich daarom niet vereenigen met de voorgestelde af- en over
schrijving en evenmin met de toezegging voor het vervolg.
Door den heer Fokker wordt, namens gedeputeerde staten,
op deze bedenkingen geantwoord. Ten opzigte van het ge
mis van antecedenten waarvan de heer de Jonge van Elle
meet gewaagde, wijst hij op een bij het voorstel gevoegden
staat, (lie door een overzigtvan vorige jaren van het tegendeel
doet blijken. En wat betreft het vcrleenen van de helft inet uit
zigt voor het vervolg omtrent de andere helft, geeft de heer
Fokker als de meening van gedeputeerde staten te kennen
dat het werk moeijelijk kon worden gesplitst en er anders dan
op de door hen voorgestelde wijze, niets {van zou kunnen
komen.
De heer de Jonge van Fllemeet bedankt het lid van gedepu
teerde staten voor de ontvangen inlichtingen. Hij verklaart
echter clat het zijne aandacht heeft getrokken dat genoemde
post op de begrooting niet is genoemd onder die waarvoor
magtiging is verleend tot het overschrijven op onvoorziene
uitgaven. Hij zal zich niet laten medeslepen door de zucht tot
verbetering van wegen. Het voorstel voert tot afwijking van
het beoogde doel. het aangaan van nieuwe geldleeningen en
wat daarmede in verband staat; het doet een greep in de
geheele financiële huishouding en het is als het ware de deur
openen voor het vervolg.
Nogmaals beantwoordt de heer Fokker, namens gedepu
teerde staten den heer de Jonge van Ellemeet. Hij erkent de
waarheid van de bewering dat art. 14 niet is opgenomen on
der die artikelen welke tot overschrijving zijn aangewezen
zulks is geschied om redenen van onzekerheid. De bepaling
is dat wat jaarlijks inkomt ook op de zelfde wijs zal worden
besteed; maar gedeputeerde staten hebben gemeend zonder be
zwaar het voorstel te kunnen doen in verhand met het goed
slot des vorigen jaars, en alzoo eene buitengewone aanwezig
heid van gelden in het belang der provincie te gebruiken.
De heer J. L. de Jonge verklaart zich in korte bewoordingen
tegen het voorsteldoor af- en oversehnjring wordt een post
bestemd voor uitgaaf die later in kapitaal terug komt. Het
vroeger gebeurde wil hij daarlaten, doch alleen beschikken
over hetgeen aanwezig is.
De heer Fokker herneemt dat het niet is een voor renteloos
voorschot bestemden post door af- en overschrijving verhoo
gen. I-Iij wil niet twisten over het door den vorigen spreker
gemaakt verschil tusschen de begrippen over inkomsten en
kapitaal, maar wijst alleen op hetgeen in vorige jaren heeft
plaatsgehad en waarbij toch een goed slot aanwezig was.
De heer Can verklaart in beginsel het met den heer de Jonge
eens te zijn, doch zijne stem toch aan het voorstel te zullen
gevenomdat de overgelegde rekening courant van de jaren
1S53 tot 1861 hem van voortdurende goede sloten heeft doen
blijken.
De beraadslagingen worden gesloten en daarop in omvraag
gebragt: 1. het verleenen van de voorgestelde f 10000. en
2. de voorgestelde af- en overschrijving.
Het eerste dezer beide voorstellen wordt aangenomen met
33 tegen 4 stemmen (die van de heeren de Jonge van Elle
meet, J. L. de Jonge, Vis en Hoogenboom).
Het laatste voorstel wordt insgelijks aangenomen met 36
tegen 1 stem (van den heer J. L. de Jonge).
Thans is aan de orde dat gedeelte van het voorstel van ge
deputeerde staten, waarbij uitzigt voor het volgend jaar wordt
gegeven.
De heer Verhagen vraagt eenige inlichting omtrent de eer
ste der aanvragen en wel ten opzigte van den Gapingschen
zandweg. Bij gedeputeerde staten was het naar hij
meent uitgemaakt dat het een plaatselijk belang geldt,
en in eene der afdeelingen is dit niet alzoo beschouwd.
De heer Fokker belast zich met het geven der gevraagde
inlichting. In de verschillende afdeelingen schijnt verschil
van gevoelen ten dien opzigte te hebben bestaan. In zijne
afdeeling echter heeft men er meer dan bloot plaatselijk be
lang in gezien. Doch dat verschil van gevoelen daarlatende,
gelooft hij dat het niet raadzaam is om die kwestie bij votum
der vergadering te beslissen. Daartoe zal altijd nog gelegen
heid wezen, wanneer de vergadering in een volgend jaar over
het toestaan der gelden heeft te beslissen.
De heer Verhagen acht het ook gevaarlijk om nu reeds over
het lot van al de aanvragen te beschikken.
Door den heer Snijder wordt met een enkel woord gewezen
op het algemeen belang van den besproken weg. Hoe wel
thans tot verbinding met Veere dienende, zal hij echter bij
eene eventuele opheffing van die vesting, van alle bijzonder
belang voor die plaats ontbloot zijn.
De heer Blaaubeen wil zijne stem, die hij tegen het voorstel
zal uitbrengen, motiveren. In het algemeen is hij tegen toe-
zeggingen als de onderhavige omdat zij kunnen zijn ten
prejudice van andere distrikten en gevaarlijk voor de provin
cie. De bedoeling van het besluit tot daarstelling van het
fonds was al de distrikten te helpen in de verbetering van
wegen. Zullen de te geven toezeggingen waaide hebben, dan
moeten zij eerlijk worden nagekomen en het gevolg daarvan
zal zijn dat welligt later aanvragen zullen inkomen van-