De diskussien werden daarop gesloten en het amendement
van den lieer Thorbecke verworpen inet 36 tegen 24 stemmen
en dat van den heer van Eek met 58 tegen 2 stemmen. Het
waren de heeren Zylker en van Eek die zich voor dit laatste
verklaarden. Art. 21 werd daarna ongewijzigd aangenomen.
Het is der kamer dus niet gelukt, tot de lang gewenschta
definitie van hetgeen een algemeene maatregel van inwendig
bestuur eigenlijk is te geraken.
Op art. 22. het hooren van den raad van state over voor
stellen lot vernietiging van besluiten van provinciale of gede
puteerde staten, of van plaatselijke verordeningen, stelde de
heer Thorbecke een amendement voor. strekkende om den
maatregel uit te strekken tot het hooren van den raad over de
provinciale reglementen en de plaatselijke belastingen, in dien
zin dat de afdeeling van den raad zou gehoord worden die in
betrekking staat met het ministerieel departement welks hoofd
voor de zaak verantwoordelijk is.
Na bestrijding van dit amendement door de heeren Mackay
van Goltslein en van Nispen van Sevenaer en den minister van
binnenlamlsche zaken, meestal op grond dat het voorgestelde,
streed tegen art. 72 tier grondwet, hetwelk het hooren van den
raad in zijn geheel voorschrijft, werd hetamendement verwor
pen met 80 tegen 29 stemmen, waarna art. 22 zonder stem
ming werd goedgekeurd.
De voortzetting der diskussien werd daarop uitgesteld tot
morgen.
Zitting van woensdag 30 october.
RAAD VAN STATE.
In de zitting van heden is de behandeling van het wetsont
werp voortgezet. Art. 23 is na langdurige beraadslaging en
na het ondergaan eener geringe wijziging aangenomen.
Daarna is ook art. 21 aangenomen.
STA ATSBEG HOOTING VOOR 1802.
VOOREOOl'IGE VERSLAGEN DEK TWEEDE KAMER.
Hoofdstuk I (huis des konings. Algemeene
beschouwingen over de begrooting.)
Eenstemmig heeft men zich weder beklaagd over de late
indiening der begrooting. Eerst in den laten avond van 5
october waren .de leden in het bezit van al de gedrukte stuk
ken en reeds den 8 october des morgens begon de overweging
in de afdeelingen. Men deed het ernstig verzoek aan de rege
ring om liet inzenden der antwoorden op de voorloopige ver
slagen zoo veel mogelijk te bespoedigen.
Alvorens lot de beoordeeling der begrooting over te gaan
werd in drie der afdeelingen zoo wel het politiek karakter
van iict kabinet als zijn tot. nu toe gevolgd regeringsbeleid ter
toetse gebragt. Deze beschouwing leidde bij velen tot een
allesbehalve gunstig besluit.
Men wees er op, dat het kabinet zich in liet programma van
23 april jl. had voorgedaan als, in tegenstelling ook van het
onmiddellijk voorafgaande ministerie, bij uitnemendheid
homogeen en liberaal. Reeds de vroegere gedragslijn en be
stendig gevolgde staatkundige rigting van sommige dergenen,
die in het nieuwe kabinet naast mannen uiteen vroeger minis
terie plaats namen, moest beduchtheid doen ontstaan, dat,
zonder verloochening van beginselen, van de aangekondigde
cendragiige zamenwerking tot een gemeenschappelijk doel
weinig komen zou. Deze vrees was maar al te zeer verwezen
lijkt. Het ministerie, meende men, wel ver van blijken te
geven van door e'éne leidende gedachte bezield te zijn, had
zich in zijne handelingen door weifeling en gemis aan over
eenstemming gekenmerkt, en in't wezen der zaak liet voet
spoor van liet onmiddellijk voorafgegaan kabinet blijven
drukken. Men herinnerde daarbij liet voorgevallene metop-
zigt tot de erkenning van den koning van Italië, dat noch van
vastheid van stelsel, noch van groote overhelling voor de libe
rale beginselen hail getuigd. Men sprak van benoemingen in
het binnenlandsch beheer, strijdig met den onmiskenbaren
geest eener wet, zoo als die op het lager onderwijs, of om andere
redenen af te keureu.gelijk die van een lid der kamer tot eene
kommissie van blijvetiden aard, in zoodanigen vorm, dat zij
meteciiigcn schijn van grond beweerd kon worden geen be
zoldigd staatsambt te zijn. Men bragt de militiewet. in 't ge
heugen, die zoo als zij oorspronkelijk door dit kabinet werd
voorgedragen, bepalingen behelsde, van bekrompen uitleg
ging der grondwet getuigende of lijnregt met de grondwet in
strijd, en daarom ook door de groote meerderheid der kamer
afgekeurd. Men beweerde eindelijk, dat liet gemis van over
eenstemming tusschen de ministers onderling vooral uitkwam
op het koloniaal gebied, waar, volgens liet programma van 23
april, als hij uitzondering, niet eene liberale maar eene behou
dende staatkunde zou worden gevolgd. Omtrent hetgeen
door die behoudende staatkunde te verstaan ware. hadden de
ministers van buitenlandsche zaken en van koloniën in de
beide kamers der staten generaal verklaringen gegeven zoo
blijkbaar tegenstrijdig, dat daaruit het bestaan van twee onder
scheidene tegen elkander gekante rigtingen in den boezem
van het ministerie zelf duidelijk aan 't licht was gekomen.
Dit had onzekerheid, ongerustheid zelfs voor den goeden
loop der zaken in onze overzeesehe bezittingen doen geboren
worden eene ongerustheid te grooter, omdat nog uit geene
bepaalde regeringshandeling gebleken was welke rigting
hoven dreef.
Deze beschouwingen bleven niet geheel zonder tegen
spraak. Enkele leden maakten de opmerking, dat sedert 18IS
nooit een ministerie was opgetreden, in den strikten zin ho
mogeen te lieeten, en dat de benaming „liberaal" meer dan
e'e'ne opvatting toeliet. Zij hadden daarom dat woord liever
in het programma van 23 april met zoo op den voorgrond
zien stellen, gelijk zij iu het algemeen niet voor dergelijke
ministeriële programmata gestemd waren. Zoo men aan het
vorig ministerie alle aanspraak op den naam van liberaal ont-
zeide, viel toch niet te ontkennen, dat van dat bewind meer
dan ée'n wetsvoorstel was uitgegaan naar de gewone opvat
ting van liberale strekking, gelijk de herziening van het tarief,
de vermindering van het lirievctiport en zelfs de spoorweg
wet. Men hernam van de andere zijde, dat niet altijd uit
den geest van voorgedragen wetten een veilig besluit omtrent
het politiek karakter der staatslieden, van wie zij voortkwa
men, kon worden afgeleid, daar men in de laatste jaren wel
eens wetsvoorstellen had zien indienen, die meer op kansbe
rekening dan op overtuiging gegrond schenen.
Nog uit een ander gewigtig oogpunt werd door velen het
bestaan van strijd tusschen «le woorden en daden van het
ministerie betoogd. Terwijl dat ministerie zich had voorge
daan als een goevernement hij uitstek tot handelen gezind en
bereid, had men van die rustelooze werkzaamheid, althans op
het gebied der wetgeving, naauwelijks eenig spoor gezien en
zelfs reden te over gevonden om zich over werkeloosheid of
een flaauwen gang op dat gebied te beklagen. De wet op den
raad van state, reeds in den afgeloopen zomer in staat van
wijzen en waaraan dus geenerlei arbeid te verrigten was. is
eerst eenigen tijd na de opening der zitting op nieuw inge
diend. Van de wetten, in de troonrede toegezegd, waaronder
die op de medische polieie. de opheffing der slavernij inWest-
Indie, de af koopbaarstelling der tienden, het beheer der
kroondomeinen en de herziening van het tarief (om nu n.iet
van de schutterijen, het middelbaar onderwijs en de kerkelijke
pensioenen te spreken) iieeft tot nu toe slechts eene enkele,
die tot opheffing der staatskollatien, in overweging kunnen
genomen worden. Omtrent de gewigtige wetten betrekkelijk
het koloniaal beheer en de koloniale koinptabiliteit. waarop
uitzigt geopend is, wordt niets naders vernomen.
Alles bij een voegen de, kwamen vele leden tot de slotsom,
dat zij in een goevernement, hetwelk in degelijkheid, kracht
en werkzaamheid zoo veel te wenschen overliet, geen vertrou
wen konden stellen. Enkele anderen evenwel verklaarden
nog geen wantrouwen in het ministerie te willen te kennen
geven, maar zijne verdere daden te zullen afwachten.
Bij de overweging der staatsbegrooting zelve werd uit den
aard der zaak de aandacht getrokken door het feit. dat op die
begrooting. volgens de berekening van den minister van
financien, de uitgaven de inkomsten met f 6,300.900 zouden
te boven gaan. Sommige leden werden daardoor tot hezorg-
heid gestemd. Anderen verklaarden, dat die uitkomst voor
hen niets verrassends had, en zij het er van den beginne af
voor hadden gehouden dat inen op den duur op zóó uitge
breide jaarlijksclie bijdragen uit de overzeesehe bezittingen
niet rekenen kon, dat daaruit steeds, behalve zoo veel meer,
nog tien millioen 's ja ars voor de staatsspoorwegen te vinden
waren. Welligt, meende zij, kon liet zijne nuttige zijde hebben
dat thans reeds, in het eerste jaar na de vaststelling der spoor
wegwet, de daaromtrent gemaakte berekeningen faalden.
Het werd tijd, uit den droom an onveranderlijken financielen
voorspoed te worden wakker geschud.
Maar bedroeg liet te kort op deze begrooting inderdaad
f 6,3ÜU,00t) Naar het oordeel van verscheidene leden moest,
als men zuiver de geraamde uitgaven tegenover de vermoede
lijke opbrengst der bestaande middelen en hulpbronnen stelde,
het te kort op ongeveer anderhalf mdlioen meer worden ge
schat. Volgens de voorgestelde begrootingswetten toch wor
den de uitgaven voor 1862 berekend op. f S6,434,32S,39 j
De gewone inkomsten wor
den geraamd opf 61,G27,1SS,07
Het koloniaal batig slot
over I860 bedraagt7,200,000,00
De uitkeering uit de kolo
niale geldmiddelen voor de
reuten der zoogenaamde O. I.
schuld bedraagt9,800.000,00
7S,G27,4SS,07
Blijft een te kort van .f 7,806,840,32
(Zie verder het bijvoegsel.)
Gemeenteraad van Goes.
Zitting van 26 october.
In deze zitting is de geineentebegrooting behandeld en
vastgesteld.
De voornaamste daarbij behandelde punten en genomen
besluiten deelen wij kortelijk mede.
De voorgedragene verhooging van het traktement van den
griffier ter sekretarie wegens toegenomene werkzaamheden,
is verworpen en besloten hem eene gratifikatie van f 100 toe
te staan.
Aan den bode van Calmthout, wegens buitengewone dien
sten te geven eene gratifikatie van f 25.
Het agentschap van kazernering in te trekken, de aan die
betrekking verbondene werkzaamheden aan den griffier als
zoodanig op te dragen en zijne jaarwedde met de f 150 van
den agent van kazernering te verhoogen.
De bezoldiging van den kouimissaris van polieie niet te
verhoogen.
Zich te adresseren tot de bevoegde magten om vrijstelling
van zegelregt voor de registers van den burgerlijken stand,
en vrijstelling van betaling van de kosten van het staats- en
provinciaal blad.
De voorgedragene aanbouw van eene woning voor den
telegrafist is afgestemd en de daarmede in verband staande
verkoop van werkelijke schuld vervallen.
Een gedeelte der weverij in te rigten tot eene kamer van
epileptische lijders.
Het verslag der zitting in ons volgend nommer.
üuitciUcmïisc!) auerptjt.
Een vlngtigen blik werpende over het merkwaardigste dat
zich in de verschillende landen voordoet, beginnen we met
het naast bijgelegene
In Belgie geeft de klerikale dagbladpers luide hare teleur-
stelling te kennen over de zamenstelling van het ministerie.
De liberalen daarentegen verwachten van het kabinet zoo als
het nu bestaat, een krachtige houding en voorstellen tot her-
I vormingen in progessistischen geest die reeds lang door's lands
j belang gevorderd werden. L'mde'pendance geeft zelfs de hoop
te kennen dat weldra eene herziening van de wet op liet lager
i onderwijs van 18-12 aan de kamers zal worden voorgesteld.
De koning en koningin van Engeland zijn zaturdag van
I hunne reis naar Schotland te Windsor wedergekeerd. Engeland
j heefteen zeer ijverigen staatsman verloren door het overlijden,
j oj) G9jarigen leeftijd, van sir James Graham, een getrouwe
j volgeling van sir Robert Peel. Als sekretaris van lord Mont-
gomerie en lord William Bentinck, die in den moeijelijksten
j tijd van den ooi log inet Napoleon het gezantschap op Sicilië
hekleedde, trad hij de staatkundige loopbaan in, welke hij
j later vervolgde als lid van het parlement voor Hull, als eerste
lord der admiraliteit en als sekretaris van staat voor binnen-
i landsche zaken.
De generaal Goyon is per telegraaf naar Frankrijk ontbo-
i den en dezer dagen te Parijs aangekomen. Het doel zijner
overkomst is het onderwerp van allerlei gissingen,
i Overigens is het meest de aandacht gevestigd op het veneti-
aansehe vraagstuk. Men wil dat de fransche regering het
initiatief genomen heeft om het weener kabinet oi er te halen
I tot onderhandelingen over den afstand van Venelie. Keizer
i Napoleon zou het zaak vinden de nieuwsgierige blikken van
Rome af te leiden.
j De geestelijkheid begint zich te verzetten tegen de meer
malen in onze courant besprokene autorisatie der vereeniging
van St. Viiicenlius da Paulo. Onderscheidene bisschoppen
hebben aanmerkingen en klagten tot den minister van binnen-
landsche zaken gerigt.en dooreen der dagbladen wordt gemeld
dat er laatsleden zondag ook bij den keizer een stap m den
zelfden geest is gedaan. De eirkulaire van den minister van
binnenlandsche zaken blijft voorts het onderwerp van lievige
debatter tusschen de da 'aden van verschillende rigting, en
het ontbreekt niet aan organen, die steeds voor vrijheid ijve
rende wanneer liet de belangen hunner partij geldt, de autlio-
risatie goedkeuren en in deze gaarne de vrijheid aan hetgeen
men den wettigen toestand noemt, zien ter. offer gebragt.
Niet alleen m Frankrijk, ook daar buiten, begint de finan
ciële nood waaronder dat land gebukt gaat bekommering te
wekken. De regering moge de oogenbhkkel jke moeijehjk-
lieden toeschrijven aan liet niet toereikende, van den jongsten
oogst en aan de groote uitvoeren van geld tot liet koopen
van graan in anderelanden, het is duidelijk dat de oorzaak
van liet kwaad, welker nasporing aan de Revue des deux
mondes onlangs eene waarschuwing berokkend heeft, elders
schuilt. Sinds Frankrijk op nieuw door Napoleontische denk
beelden beheerseht wordt, is het prijs gegeven aan de builcn-
sporigste en onvruchtbaarste uitgaven. Mdioenen b.j milioe-
nen zijn voor de wapening van het leger en de uitrusting der
vloot uitgegeven. De kunstmatige opgewektheid aan den
ondernemings- en spekulatiegeest gegeven, heeft meer ram
pen dan voo, deelen aangebragt, en wordt plotseling gestuit
te midden van een staat van verwarring. Het accres der staats
schuld was niet voldoende om deoogen voor den hagclielijken
toestand te openen, en toch is die schuld tot eene ontzettende
hoogte geklommen. Hen die daarvan niet overtuigd zijn bren
gen wij m herinnering eene beschouwing over de welvaart in
Frankrijk, voorkomende in ons nommer van 12 september 11.
De beweging die sinds eenigen tijd in noordelijk Duitsch-
land plaats heeft, met het doel eene vloot tot stam) te brengen
ter verdediging dev zeekusten, verflaauwt niet. B j den pleg-
tigen intogL van den pruissischen koning in Berlijn werd hem
door deze stad als krooningsgeschenk eene kanonneerboot
van de grootste soort aangeboden. Op de aanspraak waar
mede liet hoofd des stedelijken bestuurs Z. .VI. de stukken
hiertoe betrekkelijk overhandigde, antwoordde de koning,
dat hij volkomen de gezindheid deelde die (ie vertegenwoor-
ciigers der berlijnsclie burgerij er toe gebragt had hem dit
geschenk te geven. Hoezeer het zich in den beginne anders
liet aanzien, zal ook Bremen, naar men meldt, er toe overgaan
om eene niet onbelangrijke bijdrage voor de \loot te leveren.
Hamburg zal. ten gevolge van het verzoek van een groot deel
der burgerschap, in gelijken zin handelen. De hannoversche
regering blijft voortdurend een anderen weg bewandelen en
wil afzonderlijk eene vloot uitrusten, wat algemeen, zélfs in
ofiicicle pruissische stukken, hoezeer in deze onder bedekte
termen, wordt toegeschreven aan de ijverzucht die liet goe
vernement koestert jegens den invloed van Pruissen. dat zich
aan het hoofd dezer beweging stelde. Overal waar aan de
stedelijke autoriteiten in Hannover verlof werd gevraagd
om koliekten langs de huizen te doen, ten einde gelden voor
de algemeene duitsche vloot te verzamelen, werd weigerend
geantwoord. Bij de ingezetenen heerscht voor deze zaak
echter veel sympathie.
De (initsclie dagbladen spreken van onordelijkheden die te
Berlijn hebben plaatsgehad, te gelijk met den intogt van den
koningen de kon.ngin in die stad. Op de voornaamste pleinen
hadden zamenscholingen plaats en werden werklieden gear
resteerd. Het plan bestond om de eerebogen in brand te
steken maar door de militaire patroeljes werd de menigte bij
tijds uit een gedreven. Dat de zaak niet onbeduidend was,
blijkt uit de opgave dat S3 personen gearresteerd en Gü poli-
cieagenten min of meer ernstig gewond zijn. De ruwe losban
digheid waarvan dc ongeregeldheden getuigden, vindt alge
meene afkeuring. Het feestkomité der werklieden heeft iu
eène proklamatie zijne verontwaardiging over liet gebeurde te
kennen gegeven. Dat stuk schijnt een goeden indruk te
maken.
De feesteïi der krooning zijn nog niet afgeloopen.. De kon-
certen, bals, parades enz. zijn prachtig maar kostbaar. Het
feest van 's konings intogt wordt op 2U0,000 thal^rs geschat
waaronder de prijs van de kanonneerboot van 85,U0Ö thalers
niet begrepen is.