der dat het mannelijk gevoel onder den indruk van die ge waarwordingen geschokt was. Men z ij' billijk: zijn standpunt was aller moeijelijkst, van zijn aanleg en ontwikkeling mogt niet meer worden verwacht, zijne arbeidzaamheid strekt hem tot eere en de goede houding die hij aannam hij de militaire onlusten te Samarang, maar vooral tijdens den watersnood, verraadt meerder veerkracht dan hij op het gebied der netelige koloniale politiek kon ont wikkelen. Van den watersnood gesproken. Met ingenomenheid is natuurlijk hier de koninklijke eeregift der dekoratie aan ambtenaren, die zich bij die ramp onderscheid den. toegejuicht. Men betreurt het echter dat die onderscheiding alleen aan de hoog geplaatsten onder hen is te beurt gevallen, terwijl er on der de lagere ambtenaren en onder de partikulieren dezulken zijn die zich even verdienstelijk hebben gedragen. Men vraagt, en herhaalt zoo Bartholos grieve, of dan voor altijd in Indie de wierook des lofsslechts aan de hoogsten der landsdienaren mag ten deel vallen en b. v. de kontroleurs nooit iets verrigten dat onderscheiding verdient. Trouwens een koning is niet al wetend en de schuld van verzuim ligt dus elders. Ook zullen de lagere ambtenaren reeds zeer tevreden zijn als zij onder het nieuwe bestuur r.iet meer door gunstelingen en famieijebetrek- kingen der bewindhebbersof door den slagboom des radikaals worden teruggehouden in hunne loophaan. Zij zullen dan het gemis van dekoratien zich zonder morren getroosten, want brood is nog dringender noodig dan eer. Overigens bestaat bij de militairen eene meer gelijkmatige en dus billijke waardering der verdienste, ten minste ziet men evenzeer den soldaat als den generaal met ordeteekenen vereerd. Men bedenke echter dat de krijgsman, wien op bet veld liet geluk liet meeste dient daarom nog niet altijd de dapperste en beleid volste is. De expeditie van Banjermasing b. v. kenmerkt zich door voortdurende mislukte togten en vernederingen van onze zijde en toch twijfelt niemand aan de volharding en moed der troepen. Zoo heeft dezer dagen de ma P lack, bekend om den ongelukkigen togt tegen An- tassarie. thans op nieuw échec geleden. De gehecle bev olking langs het stroomgebied der Kapoeas-rivier heeft de partij des vijands gekozen en in eene andere streek een sterke vijand, die men niet weet van waar hij gekomen is, de kommunikatie te water en te land verbroken en versterkingen aangelegd. Vraagt men naar de oorzaken dier toenemende stoutmoedig heid des vijands. die meer en meer op goevernements-grond gebied doordringt, zoo dat de vrees niet ongegrond en liet tijdstip welligt niet meer verre is. dat hij onze hoofdposten zal overrompelen, liet antwoord wordt gegeven in eene ernstige stem van Borneos Zuid- en Oostkust. Het waren aanvan kelijk de onstaatkundige misslagen, het was vervolgens de ongenoegzame troepenmagt. het zijn nog voortdurend dé onverstandige, willekeurige, ja! hartvochtige handelingen die men zich onder schijn van een verstandige krijgstaktiek, ver oorlooft. waardoor de oorlog van Banjermasing zóó lang. zóó vernederend voor ons gerekt, en onze troepen, telker.sgedund en zelden afgewisseld, nu reeds lange maanden aan gevaren en uitputting, ja aan verspilling hunner bewonderenswaar dige dapperheid en volharding roekeloos worden blootgesteld. Men leze de stem van Borneo's kust. men neme haar over in dc vaderlandsche bladen, opdat Nederland wete. welke groote gevaren er ons gezag bedreigen, welke onophoude lijke daden van moed en trouw der onzen daar met onop houdelijke overrompelingen, afrogten en mislukkingen wor den beloond [Van het bedoelde sink dat zeker overvloedig stof tot nadeuking geeft, zullen we in een volgend nommer liet belangrijkste opnemen.] Doch hopen wij dat een nieuw bewind krachtig ook in deze zaak moge optreden éér het te laat is. en laat ons in afwach ting van de groote dingen, die zullen worden verrigt, liet eentoonige van het heden een weinig afwisselen door de mede- deelingen. dat hier een ekwestrisch en akrobatisch gezelschap van den lieer Risley. van Singapore aangekomen, het publiek zal vermaken door zijne toeren en ook door vertooning van een veuzenpanorama van den Mississippidat een geneesheer op nieuw geneeskundige krach taan den rhenoceroshoorn toe schrijft tegen den vergiftigen beet van slangen, een gevoelen door vele deskundigen in den laatsten tijd bestreden dat een ander geleerds ons waarschuwt voor de misleiding der revalenta arabica; dat de hoeren officieren meer en meer klagen dat het goevernement hen verbiedt te trouwen mei eene schoone zondergeld dat in noordelijk Britsch Indie de cholera woedt in Cochinchina Frankrijk zijn gezag uitbreidt in Japan bij een aanval op het verblijf der engelsche ambas sade door een bende booswichten een paar heeren der legatie zijn gewond, een voorspel, naar men vreest, van meer ernstige gebeurtenissen, en eindelijk dat men hier verblijd is, dat de hal f-maand el ijksclie mail in stand blijft, ofschoon het ver zwaard port veel van dit genoegen vermindert. Wat onze mail-editie betreft, zij voor zich voelt wegens schaarschte van nieuws niet al tijd even veel behoefte aan hare instandhouding. Aan de Javasche courant ontleenen wij de volgende berigtcn var. de Zuid cn Ooster-afdeeling van Borneo In de onder-afdeelingen. waarmede eene geregelde post- kommunikatie wordt onderhouden, begint de invloed van ons bestuur van lieverlede meer zigtbaar te worden, terwijl de bevolking rondom onze vestigingen langzamerhand vermeer dert door den terugkeer van vele, vroeger naar de wildernissen gevlugte huisgezinnen. Tusschen Tabaloeng en Moeara Aijoe heeft een sterke vijand, die men niet weet van waar hij gekomen is, de kom munikatie zoo wel te lar.d als te water verbroken, en Terster- kingen en versperringen aangelegd. De krijgsverrigtingen hebben zich in den laatsten tijd groo- teudeels bepaald tot het terrein benoorden onze posien te Mengkatib, Telang, Tamiang, Laijang en Tahalong. Op den 8 augustus werd de vijand, die zich te Anoham ten getale van j>. m. SOI» tnan versterkt had, door twee kolonnes onder kom- mando respektievelijk van den majoor Schuack en van den kapitein Bode in front en rug aangevallen en met verlies ver dreven. Gedurende dat gevecht had eene bende muitelingen een aanval op Awang willen wagen, doch was. op het hooren van het kanonvuur te Anoham, teruggetrokken. Bij schrijven van 9 augustus, deelde de majoor Schuack mede, dat de vijand zich te Paggar omstreeks uur oost waarts van Anoham weder in grooten getale zou verzameld hebben. De kolonne Schuack. sterk 70 bajonetten met mor tier, bevond zich toen te Awang en zou den 10 tegen Pagger oprukken, terwijl de kolonne Bode. sterk GO bajonetten, niet een drieponder zou trachten overlienghan hattan de positie van Paggar in den rug te nemen. Den 10 augustus kwam de kolonne Schuack in het front der vijandelijke positie, welke op een heuvelplateau gelegen was, waarvan de front-helling met chicane middelen ontoe gankelijk was gemaakt, terwijl de flanken aan een bijna ondoordringbaar boscli grensden het was eene soort van ver sterkt kampement, omringd dooreen breeden wal van groote, oj» elkander gestapelde hoornen Onze kolonne werd met een lioerah en een hevig vuur begroet; volgensmededeeling van den majoor Schuack bevond zich binnen de vijandelijke sterkte eene niagt van p. m. 1800 man. Daar tnen niets van de kolonne Bode vernam, werd, na eenige granaatworpen, waarvan het eft'ekt tnoeijelijk na te gaan was, tot de bestorming overgegaan, met liet ongelukkige gevolg, dat door de vele randjoes, wolfskuilen en het zware vijandelijke vuurde storm werd afgeslagen. Twceeuropeanen sneuvelden bij dezen aanval, terwijl de 2e luitenant M. W. Croes benevens vijf flnnkeurs door kogelsehoten, en verschei dene inlanders door randjoes gewond werden. De kolonne Bode is, zonder belangrijke vijandelijke ont moetingen en na te vergeefs getracht te hebben een weg te vinden in den rug der vijandelijke positie, den 1 7 augustus te Tamiang Laijang teruggekeerd. De vijand heeft sedert Paggar verlaten en zich grootendeels terug hegeven naar zijne gewone schuilhoeken aan de Ajoe en de Mantallat. Eene kolonne van 200 man is hem achterna gezonden. In liet distrikt Margasari beproefde een 200tal muitelingen onder Soeta Karsa eenen aanval op Banoea Rantau, doch deze aanval werd door den waarnemenden kontroleur Vuijk en den adjudant-onderofficier dd. officier van Putfelen met 20 bajonetten afgeslagen b:j den eersten uitval der onzen ging de vijand op de vlugten verdween spoedig in de wildernis. In de Zuider afdeeling was de rust door niets verstoord. De padi oogst was geheel afgeloopen en redelijk gunstig. De Soerabaija courant meldt uit Bandjermassing De luitenant Hoijel is na elf dagen lijdens te Barabai over leden, aan de gevolgen eener bekomene wonde te Passoe. De majoor Schuack heeft voor Paggij échec geleden, vele gewon den gehad, en de 2e luitenant Croes heeft bij rlie gelegenheid een schot in den buik ontvangen, hetwelk gelukkig niet doo- delijk is; ook de kapitein Tilum kreeg een schampschot aan den duim. De kapitein van Vloten zal met plus minus 2.10 man een togt naar den muiteling Antassarie maken, Slaten generaal. Zitting van nraandag 2S October. kaad van state. Bijna de gansclie zitting is lieden gewijd geweest aan de verdere beraadslaging over art. 13, bepalende dat de raad van state in afdeelingen zal verdeeld worden en dat eene van deze bestemd zal zijn tot behandeling van de eontentieuse zaken deze afdeel ing zou. volgens een door den lieer Heemskerk Az. voorgesteld en door de regering overgenomen amendement uit vijf leden bestaan. De diskussien liepen hoofdzakelijk over twee amendemen ten een van den lieer van Bosse, o;n niet die bepaalde afdee ling. maarden vollen raad te doen oordeelen over admi nistratieve geschillen, en een van den heer Olivier om in dit artikel liet beginsel van periodieke aftreding van de leden der afdeelingen op te nemen. De lieer Mackay hail bezwaar tegen eene afzonderlijke afdeeling voor lie.t eontentieuse en de heer van Bosse bleef die strijdig achten met de grondwet. De heer van Gollstein vond dat de voorgestelde mrigting de voorkeur niet ver diende boven de thans bestaande, daar zij tot grooteren omslag en strijd met de grondwet aanleiding zou geven. Ook (1e lieer de Brauto bestreed de oprigting eener vaste afdeeling voor het eontentieuse: zoo niet met de letter, zou zij met den geest der grondwet in strijd zijn, De lieer van Eek daaren tegen was wel gestemd voor liet aanwijzen eener bepaalde afdeeling ter behandeling der zaken van liet contentieus. De heer Heemskerk Az., bestreed de gemaakte tegenwerpingen en meende dat de regering moest blijven bij liet door haar voor gestelde beginsel. In eene uitvoerige rede trachtte ile minister van justitie, de aangevoerde bedenkingen te ontzenuwen. Er was hier geen strijd met de grondwet, daar deze vrijheid laat tot de thans voorgedragen regeling. De deugdelijkheid van het voorbe reidend onderzoek der zaken bij den raad van State, zal door de instelling van afdeelingen bevorderd worden. De minister was vari oordeel, dat de grondwet de aanwijzing eener vaste afdeeling voor het geven van advies in eontentieuse zaken, niet belet, daar zij het hooren van den „geheelen" raad alleen verpligtend stelt voor de in haar 72ste artikel opgenoemde gevallen. De door den heer Olivier voorgestelde periodieke afwisseling van (le leden der afdeelingen achtte de minister tegen het belang der zaak. Dit laatste pnnt werd door den minister van binnen/andsche zaken, nog nader uiteengezet, die daarbij aantoonde, dat dan dikwijls in eene afdeeling. meteen bepaald departement van algemeen bestuur in verhand staan de, specialiteiten zouden koinen te zitten, die geen deskundi gen waren voor de zaken van dat departement. Echter heeft de regering van zelve de bevoegdheid om, indien zij dit raad zaam acht, de leden van afdeeling te doen verwisselen. liet amendement van den heer van Bosse werd daarop met 51 tegen 10 stemmen verworpen, en dat van den heer Olivier met 35 tegen 26 stemmen aangenomen. Art. 13, aldus gewijzigd, werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Overeenkomstig het vroeger bepaalde werd nu het uitge stelde art. 1 (bepaling van het getal leden van den raad fin behandeling gebragt. Het wetsontwerp stelt 14-leden voor. De lieer van Bosse vreesde dat er voor zoo velen geen werk genoeg zou zijn, en stelde voor liet getal op 10 te bepalen, welk amendement echter na door den heer Gü&ó^/rofbestreden te zijn, die het voorgestelde getal als nood zakelijk verdedigde, met 39 tegen 19 stemmen verworpen werd. Nadat nog art. li zonder beraadslaging was goedgekeurd, werd de voortzetting der diskussie verdaagd tot morgen. Zitting van dingsdag 29 october. kaad van state. In deze zitting zijn twee wetsontwerpen ingekomen, het eene betreffende de tienden van bet kroon- en staatsdomein en liet andere betreffende liet beheer van het kroondomein. De beraadslagingen over de wet betrekkelijk den raad van state weiden voortgezet en de artt. 15 toten met 20 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De voorname diskussie liep heden over art. 21, liet hooren van den raad van state over wetten enalgemeene maatregelen van inwendig bestuur. Men wensehte tot eene juiste definitie te komen van hetgeen zulke maatregelen van bestuur eigen lijk zijn. De lieer Thorbecke stelde daartoe als amendement voor, aan het slot van dit artikel de woorden te voegen „alge- tneene maatregelen van inwendig bestuur, door ons tot uit voering der'wetten te nemen." terwijl de heer van Eek het voorstel deed om als tweede alinea b.j het artikel de woorden op te nemen „Algemeene maatregelen van inwendig bestuur zijn verordeningen des konmgs, door de grondwet of de wet gevorderd." Bij de toelichting van zijn amendement stelde de heer Thor becke de noodzakelijkheid m het licht om in deze wet het be ginsel oj) te nemen, dat de algemeene maatregelen van inwen dig bestuur uitvloeisels van de wet moeten zijn, en dus niet naast of buiten de wet, maar binnen den kring der wet moe ten staan terwijl de heer van lick de wenschelijkheid van eene omschrijving van hetgeen zulke maatregelen eigenlijk zijn, betoogde door eene aaniooning van de noodzakelijkheid ora de verschillende bevoegdheden, welke aan de wetgevende en de uitvoerende magt zijn toegekend, naauwkeurig af te ba kenen. De heer Mijer echter meende, dat, als het amende ment Thorbecke wierd aangenomen, de koning belemmerd zou zijn in het hooren van den laad van state omdat b. v., als het koloniale aangelegenheden betreft, wettelijke regeling daarvan alleen ji.aats heeft,wanneer daaraan behoefte bestaat, zoo dat menige maatregel van inwendig bestuur betrekkelijk zulke zaken geen uitvloeisel van de wet zal kunnen zijn. De heer Mackay oordeelde, dat den raad van state oji deze wijze als het ware magt van censuur over de regering zou worden toegekend, omdat hij dun een maatregel van inwendig be stuur, die niet op eene wet rustte, als onwettig zou kunnen afwijzen. De minister van justitie, deed opmerken dat de woorden „inwendige maatregelen van inwendig bestuur" reeds sedert 4ü jaar m de grondwet staan, zonder dat men ooit tot eene juiste definitie van die uitdrukking heeft kunnen geraken. Er kon in deze wet ook geene sprake zijn van afbakening der grenzen tusschen het we gevend en liet uitvoerend gezag, maar het gold hier de vraag over v.clke koninklijke be sluiten het verpligtend en over welke andere het fakulta- tief zou zijn den raad van state te hooren. Deze vraag kon door geene definitie worden uitgemaakt, althans niet door hetainendement van den heer Thorbecke, dat de minister slechts als enunciatief beschouwde, als eene aanwijzing van het karakter van algemeene maatregelen van inwendig be stuur, terwijl liet bovendien eene beperking van de grondwet scheen in te houden. Het amendement van den heer van Eek kon ook de goedkeuring van den minister niet wegdragen, die, ten bewijze dat maatregelen van bestuur niet altijd bin nen den kring der wet gelegen zijn, het besluit van 1851 aanhaalde, dat door den heer Thorbecke als minister geno men was tot invoering van kamers van koophandel. De lieer Thorbecke hernam, dat vroeger ter gelegenheid van elke wet als er sprake was van eene vaststelling van algemeene maatregelen van inwendig bestuur, geantwoord werd, dat dit in eene wet op den raad van state thuis behoorde, en nu die in behandeling was, zeide men weder dat de omschrijving in eene andere wet moest ojigenomen worden. Werkelijk rust niet elk koninklijk besluit op eene wet, maar daarom doelde zijn amendement oj> maatregelen van bestuur die strekken tot uitvoering van de wet. Het besluit dat spreker zelf geno men heeft in 1851 steunde, dit was zeer juist, op geene wet; maar het was dan ook niets anders dan eene organisatie van hetgeen reeds bestond. De lieer van Eek trad in eene breedvoerige uiteenzetting, ten betooge dat zijn amendement aan eene lang erkende be hoefte voldeed, terwijl de lieer Mackay nader drukte op de belemmeringen die de amendementen te weeg zouden bren gen. De heer Godefroi bevestigde dit nader en verklaarde dat de regering zich niet hij magie had gevoeld om eene juiste definitie van maatregelen van algemeen bestuur te geven; daarom, liever dan met eene verkeerde definitie voor den dag te komen, had zij er in 't geheel geene gegeven. De heer Heemskerk Az. voorspelde in een breedvoerig betoog allerlei nadeelige gevolgen uit het amendement van den lieer Thor becke, en weet de schuld van het voorstel van dat amende ment aan de regering, die dit echter, bij monde van den heer Godefroi verre van zich afwierp; deze wees er inzonderheid op dat de laatste spreker deze diskussie over den eigenlijken aard van algemeene maatregelen van inwendig bestuur als iets zeer nieuws beschouwde, ja als iets dat nog nooit in iemands gedachten was gekomen, terwijl er in tegendeel geen onder werp is dat sedert jaren veelvuldiger besproken en nogmaals besproken is dan juist dit.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2