13uitciütmïisd)c tijötntjrn.
v -1 X
Zitting van zaturdag 26 October.
RAAD VAN STATE.
Op voorstel des voorzitters werd de behandeling van art. 1
van het wetsontwerp (het aantal leden waaruit de raad is
zamengesteld) uitgesteld tot na die van art. 13 (over de ver
deeling van den raad in afdeelingen).
De artt. 2 (over het lidmaatschap van den prins van Oranje
en de andere prinsen van den bloede) en 3 (bepaling dat de
leden door den koning benoemd en ontslagen worden) wer
den zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Over art. 4 (houdende dat er staatsraden in buitengewone
dienst benoemd kunnen worden, die tot bepaalde werkzaam
heden van den raad zullen worden opgeroepen, doch geene
bezoldiging genieten) ontstond eene uitgebreide diskussie.
De heer van Bo.ise wilde hun getal, dat in het artikel onbe
paald was gelaten, bij amendement op hoogstens 24 bepaald
hebben, omdat die instelling van buitengewone staatsraden
vroeger totgegronde aanmerkingen heeft aanleiding gegeven.
De heer van Eek ondersteunde dat denkbeeld, en deed op
merken dat de tegenwoordige grondwet de instelling van
buitengewone staatsraden niet uit de vorige grondwet heeft
overgenomen. De minister van justitie erkende dat die instel
ling niet moest strekken om eene ij dele titelzucht te bevredi
gen. Het doel der regering was om op deze wijze aan den
raad van state, zonder dien te zeer uit te breiden, de voor
lichting van bekwame mannen, van specialiteiten, te verzeke
ren. De heer Olivier achtte het getal van 24 buitengewone
staatsraden nog te veel en wilde het op 1 5 bepalen, even
groot als het getal werkelijke leden van den raad. De heer
Mackay was daarentegen van oordeel, dat indien de regering
enkel specialiteiten wilde benoemen, inen dit getal onbepaald
moest laten. De heer van Eek maakte de opmerking, dat er
geen waarborg bestond dat er goede keuzen zonden worden
gedaan, waarop de minister van binnenlandsche zaken ant
woordde. dat deze bestrijding eene miskenning was van het
ware karakter van den raad van state. Naar aanleiding van
eene opmerking van den heer van Heu/celom gaf de heer Gode-
froi te kennen, dat de buitengewone staatsraden ook in voor
komende gevallen de plaats zouden kunnen vervullen van
werkelijke leden van den raad van state, die verhinderd
waren op te treden.
Het amendement van den heer Olivierom het getal der
buitengewone staatsraden slechts op 15 te bepalen, werd
hierop met 33 tegen 17 stemmen aangenomen, waardoor het
amendement van den heer van Bosse verviel.
Het aldus geamendeerde art. 4 werd vervolgens met 42
tegen S stemmen goedgekeurd.
De artt. 5 (de buitengewone staatsraden zullen specialitei
ten moeten zijn). 6 (niemand kan staatsraad of buitengewoon
staatraad wezen, ten zij hij Nederlander zij enz.) en 7 (verbo-
dene graden van bloedverwantschap tusschen de leden) wer
den na weinig of geene diskussie aangenomen.
Over art. 5 (onvereenigbaarheid van het lidmaatschap van
den raad van state met sommige ambten) ontstond eenige
woordenwisseling. De heer Olivier stelde bij amendement
voor, om elk openbaar ambt, onverschillig of het al dan niet
bezoldigd is, onvereenigbaar te verklaren met het lidmaat
schap. De heer Godefroi verklaarde zich tegen het vermelden
van die onbezoldigde ambten. Des niettemin werd het amen
dement met 32 tegen 18 stemmen en het geamendeerde arti
kel zonder stemming aangenomen.
De artt. 9 (eedsaflegging der leden), 10 (verblijf der leden
in de zetelplaats der regering), LI (vereischt verlof voor de
leden om zich uit hunne woonplaats te verwijderen) en 12
(verhanging van den vice-president bij verhindering) werden
na eenige diskussie goedgekeurd.
Art. 13 gaf tot belangrijke discussie aanleiding. Het bepaalt:
1. dat de raad in afdeelingen verdeeld wordt;
2. dat elke afdeeling in betrekking staat met een of meer
ministeriele departementen
3. dat de koning het getal der afdeelingen en hun werk
kring bepaalt
4. «lat er eene vaste afdeeling is voor de kontentieuse
zaken euz.
De heer van Bosse stelde een amendement voor. strekkende
om de kontentieuse zaken wel door eene bepaalde afdeeling
te doen onderzoeken, maar het daaruit voortvloeiende advies
te doen uitgaan van den ganschen raad van state. Zoo als de
zaak nu stond zou de bedoelde afdeeling besluiten kunnen
doen vernietigen die vroeger door den raad zeiven voorgesteld
waren. De heer van Eek had gewenscht dat de inrigting der
afdeelingen niet aan algemeene maatregelen van inwendig
bestuur overgelaten, maar bij de wet bepaald ware. Bij amen
dement wilde de heer Olivier bepalen, dat er eene periodieke
verwisseling van de leden in de verschillende afdeelingen zou
plaats hebben, opdat elke afdeeling geen te grooten invloed
zou verkrijgen. De heer Heemskerk Az. wilde het getal leden
der afdeeling voor het kontentieuse van drie tot vijf vermeer
derd hebben. De heer Mackay ondersteunde de amendemen
ten der heeren van Bosse en Olivier, vermits daarbij de admi
nistratieve regtspraak in appèl eveneens zou zijn geregeld als
in eersten aanleg bij de gedeputeerde staten. Hij wilde dat
er zou zijn één raad van state, en niet een kleine raad in den
grooten raad. De lieer Godefroi zette uiteen, dat het advies van
den vollen raad geen waarborg zou zijn voor eene grondige
administratieve beslissing, omdat er onmogelijk bij al deleden
eene volkomene kennis van administratief regt bestaan kon.
Van eene opdragt aan enkele bepaalde leden was meer vast
heid in de jurisprudentie te verwachten. De minister nam
echter het voorstel van den heer Heemskerk Az. over.
Daarna werd de vergadering tot maandag gescheiden.
Zitting van maandag 28 october.
RAAD VAN STATE.
Het grootste gedeelte der zitting werd besteed aan de
behandeling van art. 13 (verdeeling in afdeelingen). Dat arti
kel werd ten slotte aangenomen, even als de artt. 14 (voorbe
houd tot oproeping van deskundigen) en 1 (vaststelling van
het aantal leden); het laatst genoemde na verwerping van het
amendement van den heer van Bosse, dat tot strekking had
om het getal leden op tien te bepalen.
MEMORIE VAN BEANTWOORDING.
Hoofdstuk I der staatsbegrooting voor 1862.
Aan de leden van de tweede kamer is rondgedeeld het voor-
loopig verslag over hoofdstuk I der staatsbegrooting, waarin
tevens de algemeene beschouwingen voorkomen. Over het
politiek karakter van het ministerie was de meening niet gun
stig; men meende dat het reeds nu duidelijk was dat de
gevorderde overeenstemming ontbrak, en dat het ministerie
geen ware liberaliteit aan den dag legde. De redevoering van
den minister van financien had algemeen teleurstelling ver
wekt; eenige leden meenden dat het te kort nog grooter moest
zijn dan is opgegeven. Op eene vaststelling der koloniale
begrooting bij de wet werd op nieuw aangedrongen. Ook
werd nadrukkelijk aanbevolen die spaarzaamheid in acht te
nemen, die thans zoo zeer vereischt wordt en waarvan de
aangebodene begrooting geen blijken gaf.
VERBETERING.
In het verslag van den gemeenteraad van Middelburg,
zitting van 23 dezei', voorkomende in het bijvoegsel onzer
courant van 26 dezer, waar gesproken wordt van een adres
door broodbakkers ingediend, staat (3e kolom, regel 7 van
onder) dat vele bakkers het adres niet hadden geteekend
dit moest zijn twee bakkers".
Rusland.
Te Warschau hebben in den nacht van 2o october opnieuw
arrestatien plaats gehad van personen die aan de begravenis
plegtigheid van den aartsbisschop Tiolkowski hebben deel
genomen. Onder de gearresteerden bevonden zich twee gees
telijken. De generaal Lambert heeft met andere ambtenaren
Warschau verlaten. Hij had zijn ontslag gevraagd en bekomen
omdat zijne gezondheid gesehoktis en hij lijdt bij de zeker
heid dat zijne goede bedoelingen door de polen miskend
worden. De generaal Soukhozonett zal hem opvolgen. De
generaal Abramovvitch zou tot militair bevelhebber van War
schau benoemd zijn; hij moet zeer impopulair en gevreesd zijn.
Oiiitschlaiid.
Weenen 24 october. Het antwoord op het adres van den
kroatischen landdag is gereed,en wordt onmiddellijk na 's kei
zers terugkomst van Korfu, naar Agram verzonden. Men zal
zich herinneren dat de hoofdzaak waarop door den landdag
werd aangedrongen is de vereeniging van Kroatië, Slavonie
en Dalmatie tot één zelfstandig geheel met eigene wetgeving.
De oostenrijksche regering schijnt de hoop nog niet opgegeven
te hebbeu om deze zaak in der minne bij te leggen. Het kei
zerlijk reskript althans doet eenige koncessies, voornamelijk
bestaande in de toestemming om Fiume bij Kroatië in te
lijven, en in de belofte om de militaire grenzen op te heften.
Wat Dalmatie betreft houdt de regering echter vast aan het
eens genomen besluit zoo dat zij het drieëenig koningrijk
vooreerst niet erkent. Of de kroatische landdag hiermede ge
noegen zal nemen en afgevaardigden naar den rijksraad te
Weenen zal zenden, schijnt voor 't minst zeer twijfelachtig.
Luxemburg.
De kamer van afgevaardigden heeft den 24 october de
wetsvoordragt betreffende de openbare drukpers met alge
meene stemmen min twee aangenomen. Hare voornaamste
bepalingen zijn van den volgenden aard. Aan ieder ter goe
der naam staande kiezer zal, op gedane aanvrage daartoe,
koncessie tot het oprigten eener drukkerij worden verleend.
Deze koncessie kan hem alleen door een regterlijk vonnis
worden ontnomen, wanneer hij wegens misdrijf, of indien hij
twee malen ra den loop van twaalf maanden wegens persde-
lilcten is veroordeeld. De drukker blijft onverantwoordelijk,
indien hij in het eerste verhoor den naam des schrijvers van
een gëïnkrimineerd stuk noemt en deze door de justitie kau
bereikt worden. Bij alle persdelikten kan de regtbank het
minimum der straf opleggen, zijnde eene geldboete van 16
francs. Bij de beraadslaging over dit onderwerp heeft de
minister van justitie aan de kamer medegedeeld, dat zoodra
in eenig deel van den duitschen bond vrijzinniger bepalingen
op dit stuk worden uitgevaardigd, hij zijne ijverigste pogingen
zal aanwenden om die insgelijks in de luxemburgsche wetge
ving te doen opnemen. Men verwacht, dat zeer spoedig de
beraadslagingen over de begrooting zullen aanvangen.
Belgfie.
Brussel 27 october. De ministeriele krisis is geëindigd de
Moniteur van heden bevat de koninklijke besluiten, waarbij
wordt bepaald dat de heeren Tesch, Vander Stichelen en
Chazal, hunne portefeuiljes blijven behouden, dat de heer
Charles Roger, thans minister van binnenlandsche zaken, de
portefeuilje vanbuitenlandsche zaken aanvaardten vervangen
wordt door den heer Alphonse Vanden peereboom, alsmede
dat de heer Frère-Orban tot minister van financien benoemd
is. Men heeft alle grond om te verwachten dat het ministerie
met een zeer liberaal programma in de kamers zal verschijnen.
Over veertien dagen zal de opening plaats hebben.
Frankrijk.
Parijs 26 october. Zoowel La patrie als Le pays hebben
aangekondigd dat verschillende afdeelingen van de vereeni
ging van St. Vincentius da Paulo aanzoek hebben gedaan om
wettiglijk erkend te worden. Het zal nu moeten blijken op
welke voorwaarden zij magtiging zullen bekomen om voort
durend te blijven bestaan en noe ver de inmenging der rege
ring zich zal uitstrekken. Naar men wil zullen door deu
minister van binnenlandsche zaken vertrouwelijke instruktiën
dienaangaande aan de prefekten worden gezonden.
Zoo als altijd, is er overvloed van geruchten. Onder
degene die thans opgang maken behoort er een betrek
kelijk onderhandelingen tusschen Pruissen, Zwitserland en
Engeland, met het doel om betere waarborgen te verkrij
gen voor de onzijdigheid van het zwitsersche grondgebied.
Het is echter zeer wel mogelijk dat dit gerucht slechts
eene andere lezing is van hetgeen reeds eenige dagen gele
den gezegd werd van een verzoek door het bestuur van
Geneve gedaan, om bondstroepen naar het kanton af te
zenden. Het bestaan van zoodanig aanzoek wordt echter
door het agentschap Reuter tegen gesproken en terugge-
bragt tot het eenvoudiger berigt der bijeenroeping van de
kantoniale militie, tot het verrigien van nachtdiensten. Deze
maatregel zal welligt dienen tot geruststelling van beangste
personen, die zich door de sombere en fantastische verha
len van Le constitutionnel schrik hebben laten aanjagen.
De fransche vertaling der brochure van Passaglia legen
de wereldlijke magt van den paus is in het licht verschenen. Le
constitutionnel zegt er van dat door dit geschrift de romein-
sche kwestie gemoedelijk,helder en klaar is uiteengezet, terwijl
de katholieke bladen op alle mogelijke wijzen den schrijver
in een slecht licht trachten te plaatsen.
Aan La patrie ontleencn wij omtrent pater Passaglia de
volgende levensbijzonderheden
Carlo Passaglia werd in 1812 te Florence geboren, waar
zijn broeder thans bankier is. De orde der jesuiten die er
altijd op uit is om opkomende talenten aan zich te verbinden,
trok zich zijner aan, omdat zij in hem op zeer jeugdigen leef
tijd reedsbuitengewonenaanlegontdekte.Opzijn negentiende
jaar gaf hij onderwijs in de wijsbegeerte aan een der kollegies
van de orde, later insgelijks in de godgeleerdheid, en naar
zelfs zijne vijanden thans moeten erkennen, verwierf hij zich
hier door zeer grooten roem. Zijn naam was zoo groot «lat uit
Duitschland, Engeland, Frankrijk, uit Amerika zelfsjongelie-
den kwamen om zijne lesea bij te wonen.
Passaglia heeft vele geschriften uitgegeven waaronder die
zeer geroemd worden. Het roomsche hof droeg hem herhaal
delijk de bestrijding van kettersche leerstellingen op, en met
schitterenden uitslag kweet hij zich van de hem opgedragen
taak. Vooral door de behandeling van het vraagstuk der
onbevlekte ontvangenis verwierf hij zich grooten roem:
een te grooten roem zelfs in de oogen der jesuiten, die
beducht werden voor de talenten en de onafhankelijkheid
van geest waardoor Passaglia zich onderscheidde. Men deed
hem allerlei onaangenaamheden aan, met dat gevolg dat
hij zich aan het onderwijs onttrok en geheel met de je
suiten brak. Later werd hij door den paus benoemd tot
hoogleeraar in de wijsbegeerte aan het kollegie Sapienza.
In 1861 werd hem door den paus opgedragen een boek
te schrijven tegen een italiaansche konfederatie. Daar hij
met deze ingenomen was, werden zijne raeeningen niet
gedeeld. Niet lang daarna trad Passaglia toe tot de partij
van Cavour en Ricasoli.
Volgens de Messager du midi, zijn wederom drie perso
nen uit de mijnen te Besseges gered, waarin zij gedurende
veertien dagen vertoefd hebben. De werkzaamheden om de
honderd en drie nog vermiste personen op te sporen, worden
met kracht voortgezet.
Le constitutionnel heeft medegedeeld dat Le pays voor
taan den twist met de regering van Geneve zal voortzetten.
Italic.
De audiëntie welke de heer Ratazzi bij den keizer vau
Frankrijk heeft gehad, heeft nagenoeg twee uren geduurd.
Van verscheidene zijden wordt verzekerd dat de keizer zeer
bepaald zijne sympatic voor de italiaansche zaak heeft te
kennen gegeven, maar op geene enkele vraag kategorisch heeft
geantwoord. De heer Ratazzi schijnt dan ook zeer onvoldaan
te zijn geweest over het verhandelde, en zijn voornemen heb
ben te kennen gegeven om niet in het ministerie te zullen op
treden. Eene verandering in het ministerie blijft men echter
voor zeker houden, en men vermoedt dat zij zal tot stand
komen voor dat het parlement weder bijeen komt. Dit zal
echter vermoedelijk niet voor het eind der volgende maand
plaats hebben. Hetgroote bezwaar moet gelegen zijn in het
vinden van een opvolger voor den heer llicasoli en daarbij zal
zich de strijd tusschen de toskaners en de lombarden op nieuw
voor doen. De eerste zijn op de hand van den heer Ricasoli,
de andere voor den heer Minghetti.
Het lang venvacht besluit omtrent de reorganisatie der
provinciale besturen, is eindelijk verschenen. Het voorloopig
bestuur in Napels en Toskane wordt opgeheven en inet de
overige gewesten gelijk gesteld. Het stadhouderschap is ver
anderd in eene prefektuur. De prefekten bekomen 10.000,
9000 of 8000 frs. inkomen; die van Napels buitendien eene
toelage van 120,000 frs. Hunne magt wordt uitgebreid.
Bij de zekerheid dat het statu quo te Rome vooreerst
zal worden gehandhaafd treed het venetiaanschc vraagstuk
weer meer op den voorgrond. Allerlei gissingen worden
gemaakt aangaande voorstellen tot schadeloosstelling die men
onderstelt dat dezer dagen aan Oostenrijk zijn voorgelegd.
Daarbij wordt in de eerste plaats gedacht aan eene vergroo
ting van grondgebied ten koste van het turksche rijk.
De brochure, de roomsche curie en de jesuiten is te
Florence in het licht verschenen. Zij bevat eene verzameling
brieven, welke de duidelijkste bewijzen leveren van de ver
standhouding van het roineinsche hof met de bourbonsche
reaktie in Napels. Dit geschrift is daarenboven van niet wei
nig gewigt daar de schrijvers de kardinaal Andrea, de prelaat
Liverani en de^JcanonikusRealher door openlijk tegen de pau
selijke régering zijn opgetreden.
fIn overeéhsténiming met den wensch door Forcade in
de revue des deux iiurades onlangs geuit, is.thans doorliet
italiaansche goeveriitynent besloten dat die" gedeelten der
laatste italiaansche leuning welke op 1 november en 1 januarij
moesten betaald worflen.kuunen voldaan worden op 1 novem