MIDDELBURGSCHE
COURANT.
flï* 129.
Zaturdag
1861,
26 October.
Öinnettlcmö5cl)e tijömgen.
^V.V'A UVEA'S
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags eu zaturdags.
Binnen deze gemeenteen Vliaaingen geschiedt de uitgave den avond te vc
De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
OE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte
doodbekendmakingcn enz. van één tot zes regels f 1,50, voor eiken regel daarboven 22
centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Bij dit nommer behoort een bijvoegsel, be
vattende
Adressen van den gemeenteraad van Vlissingen.
2. Verslag van den gemeenteraad van Middelburg, zitting
van 23 October.
Middelburg 25 October.
Heden is door liet provinciaal geregtshof van Zeeland uit
spraak gedaan in de zaak van schipper Breas, beschuldigd van
twee diefstallen van hem toevertrouwd goed, waarvan wij in
ons nommer van 11. dingsdag melding maakten. De beschul
digde, wegens ziekte verhinderd ter teregtzitting tegenwoor
dig te zijn, is vrij gesproken.
Wij vernemen dat door Adriaan Polderman aan Z. M. den
koning een verzoek is gerigt om gratie van de doodstraf, waar
toe hij is veroordeeld bij arrest van het provinciaal geregtshof
in Zeeland van 4 julij jl.
Te Vlissingen blijft, zoo als te verwachten was, nog groote
bekommering heerschen over het onlangs door den minister
van marine te kennen gegeven voornemen tot opheffing van
de werf aldaar, tiet, adres dat de kamer van koophandel en
fabrieken aan de leden der tweede kamer heeft ingezonden,
hebben onze lezers uit ons vorig nommer leeren kennen en de
beide adressen van den gemeenteraad vindt men in het tot dit
nommer behoovende hijvoegsel.
Hierbij blijft het echter niet. Gisteren avond heeft er eene
vergadering plaatsgehad van ingezetenen der gemeente, met
het doel. om ook van hunne zijde verzoekschriften in te zen
den aan Z. M. den koning en aan de tweede kamer, ten einde
daardoor te doen blijken van de algeineene belangstelling in
het bezit dier instelling.
De heev T. C. Dommisse, sekvetaris van de kamer van koop
handel, daartoe van verschdiende kanten aangezocht, had
zich belast met de zamenstelling der adressen, die onverdeel
den bijval vonden en onmiddellijk met een aantal handtee-
keningen werden voorzien. Zij zullen nog gedurende eenige
dagen ter teekening liggen.
Te Wolfaartsdijk is 11. woensdag het nieuw gebouwde
schoollokaal, dat zeer doeltreffend en naar de eischen des tijds
is ingerigt, plegtig ingewijd.
De gemeenteraad, predikant, kerkeraad, schoolopziener en
andere autoriteiten werden met een kort woord door den
burgemeester verwelkomd daarna sprak de schoolopziener
een woord van dank tot het gemeentebestuur en van hulde
aan den bouwmeester. Vervolgens hield de hoofdonderwijzer
eene lange rede, afgewisseld door toepasselijk gezang der
leerlingen, waarin hij het gewigt van een goed onderwijs en
de daartoe leidende middelen schetste. Ook de predikant
toonde in korte trekken het verband aan tusschen onderwijs
en godsdienst, die zoo naauw vereenigd zijn.
Nadat de beer Soutendam, de bouwkundige, onder wiens
leiding het lokaal is gesticht, een woord van dank had gespro
ken en eenige onderwijzers het woord hadden gevoerd, ein
digde de feestviering.
In eene vergadering van het polderbestuur te Kruiningen
is besloten aan den werkbaas J. Visser, als blijk van tevreden
heid bij zijne verplaatsing naar elders, eene fraaije zilveren
tabaksdoos met opschrift te vereeren.
Dingsdag is de eerste steen gelegd van de spoorwegbrug
over den IJssel in de onmiddellijke nabijheid van Zutphen.
Juist ten 12 ure des middags kwam de koning bij de noodbrug
aan; daar werd hij ontvangen door de kommissie voor de
staats-spoorwegen en door deze naar de tribune geleid. De
minister van bmneulandscbe zaken hield hierop de volgende
aanspraak:
„Het behaagde u, sire, in persoon te verschijnen bij de
plegtigheid van dezen dag. Deze handeling is door degansche
natie met geestdrift vernomen, want zij is van liet grootste
belang en van diepe beteekenis. Nederland, een land van
handel bij uitnemendheid, waar nijverheid en landbouw
aangekweekt worden, bleef tot dusverre verstoken van die
middelen van vervoer, welke werkzaamheid en besohaving te
weeg brengen, de bronnen van welvaart doen toenemen,
nieuwe openen en den band vormen die, volken zamenbren-
gende, hen verbroedert, alle hinderpalen wegnemen, alle
vijandschappen docri ophouden. Aan den algemeenen wensch,
sire, hebt gij gehoor verleend. Van u is het bevel uitgegaan
om in Nederland spoorwegen aan te leggen, welke de ver
schillende deelen des vaderlands onderling en met het bui
tenland verbinden. JTet au_:v. >1 der -ertegenwoordiging
op dit bevel getuigde dat het volk vau Nederland uwer ma-
jesteits zorg op den grootsten prijs stelt. Een ondubbelzinnig
bewijs daarvoor ligt ook hierin, dat vele streken gronds, voor
de spoorwegen benoodigd, door de eigenaren afgestaan wer
den zonder onteigening. Dit voorbeeld vinde vooral in deze
provincie navolging; daardoor zal de uitvoering bevorderd,
de voltooijing bespoedigd worden.
„Dankbaarheid, sire, is de grondslag, waarop de band
steunt welke het volk aan u verbindt. Die dankbaarheid
vervult gansch Nederland, nu uwe majesteit toestemde het
nationaal werk in te wijen. Nederland verheugt zich dat
door u dit besluit is genomen.
„Nederland wenscht vurig, dat het uwer majesteit ver
gund zij, de voltooijing van dit werk en daardoor de ont
wikkeling van de welvaart des lands te aanschouwen. Neder
land dankt u voor dit overtuigend bewijs van uwe zucht om
den bloei en de welvaart van het volk te verhoogen, van dat
volk dat door banden van liefde en trouw aan u is verbonden.
Die banden zijn onverbreekbaar.
„De bouwstoffen zijn aanwezig, de bouwlieden gereed.
Wij wachten eerbiedig uwer iriajesteits bevel."
De koning werd nu onder het spelen der muziek naar den
pijler geleid, waar de heer van der Kun, hoofdinspecteur
van den waterstaat het proces-verbaal voorlas. Ditdokurnent,
bestaande uit een groote rol perkament, waarop in gekleurde
letters staat vermeld wie aan deze plegtigheid hebben deel
genomen, werd door Z. M. onderteekend en vervolgens
door den lieer van der Kun in een looden bus gesloten.
Z. M. wierp hierop in die bus een exemplaar van al de
tegenwoordige muntspeciën, welke hem op een schaal dooi
den ingenieur Fijnje werden aangeboden. Digtgesoldeerd
zijnde werd de bus door Z. IS. in den steen gelegd, waarop
de volgende woorden waren gebeiteld en verguld, „Koning
Willem de derde beeft van deze brug den eersten steen gelegd,
en daarmede den aanleg van staatsspoorwegen in zijn rijk
ingewijd." De gravin vam Limburg Stirum, dochter van den
burgemeester van Zutphen, bood Z. M. den truffel aan, ter
wijl de ingenieur Waldorp den kalkbak gereed hield. Op
een wenk van dien ingenieur zakte de steen op de bestemde
plaats; de koning nam den sierlijken hamer uit de handen
van den ingenieur Reuvius; allen die aan het feest een werk
zaam deel namen vormden een kring en de koning gaf den
hamerslag op den steen, waarop de muziek onmiddellijk het
volkslied deed hooren.
De koning werd onder luide hoerah's naar de tribune terug
geleid. Bij het vertrek van Z. M. werd door de jongens van
Mettray een lied aangeheven, door dr. Ileye vervaardigd,
waarin onder andere het volgende voorkomt:
Wat ge dezen winter deê,
Koning! hebben we ook vernomen,
En nu ziet ons heel Mettray,
Hoe ge 't stoom paard van de vree
Wegbaant over de IJsselstroomen.
Dubble dwinger van den vloed,
God zij met u! wat ge doet.
De koning heeft zich met onderscheidene aanwezigen
minzaam onderhouden, gebruikte in de groote sociëteit een
dejeuner hem door den burgemeester aangeboden, en vertrok
vervolgens naar het Loo alwaar dien dag vele hoog geplaatste
personen, ministers, kominissarisseu des konings en anderen
genoodigd waren.
Gedurende het dejeuner lieten de liedertafel Wega en het
muziekgezelschap Harmonie zich hooren. Eerstgenoemde
zong „Hollands glorie," van Richard Hol, van welk muziek
stuk de partituur in pracht uitgave aan Z. M. werd aan
geboden.
Men heeft opgemerkt dat de heer van Bosse, lid der spoor
wegkommissie niet in liet proces-verbaal genoemd is en ook
niet tegenwoordig was. Ook de minister van justitie werd
gemist, vermoedeli jk door dat de aanstaande beraadslagingen
over het wetsontwerp op den raad van state hem geen tijd
gunden.
In een brief uit Brussel aau de Amhemsche courant wordt
de volgende beschrijving gegeven van de partijen welke thans
in Belgie bestaan.
„Tot de partijen dielijnregt tegenover elkaar staan behooren,
zco als bekend is, de walen eti de vlamingers, en liet komt mij
voor, dat, hoe men ze ook beschouwe, alle overige partijen
slechts vertakkingen van deze twee hoofdgroepen zijn. Ten
eerste hebben wij, van beide zijden, de gematigden, die elkaar
gaarne koncessien willen doen die echter begrijpen, dat het
werk van vereeniging der beide volksstammen slechts lang
zaam bewerkt kan worden, en dat het den menseh niet gege
ven is binnen weinige dagen een werk te verrigtcn, dat de
natuur zelve slechts na verloop van ecu ruim tijdsverloop kan
verrigten. De walen, op dit oogenblik de mr.gtigsten, hebben
de meeste magt in handen; zij maken de meerderheid uit in
de regering en in de kamers. Zij hebben ook het menschelijk
zwak otn zich slechts schoorvoetend te ontdoen van den over
wegenden invloed, welken zij bezitten en rekenen het zich
tot deugd als zij toegevendheid toonen aan de eischen der
vlamingers. Maar de grootekwestievoorhunvaderland.de
eenheid en ondeelbaarheid van Belgie, wordt geenszins door
hen uit het oog verloren deze bekleedt de eerste plaats in al
hunne overwegingen, en naarmate het vlamingsche element
zich krachtiger ontwikkelt, bekennen zij ook de noodzake
lijkheid om aan dit gedeelte van het volk een billijk aandeel
in 's lands bestuur en inrigting toe te wijen.
De meer gematigde vlamingers, bezield steeds met den
ouden, fleren geest, die Gend en Antwerpen zoo geducht
maakten in vroegere eeuwen, dringen er steeds op aan dat het
gewigt van hunne taal. van hunne gemeentelijke instellingen
erkend zal worden. Zij eischen dat de taal hunner vaderen
niet geweerd zal worden in de regtszaal en bij de volksverte
genwoordiging. Zij zijn en blijven vlamingers, metée'n woord,
en willen niet als een aanhangsel der vvaalsche gewesten be
schouwd worden. Maar zij zoeken hun wenseh vervuld te
krijgen langs den vredelievenden, voorzigtigen weg; zij zien
met genoegen dat zij dagelijks veld winnen, en begrijpen best,
dat als Belgie eensgezind blijft, hunne kinderen de vruchten
van het zaad zullen oogsten dat thans door hen gezaaid wordt.
Zij begrijpen ook dat elke overhaaste, doldriftige maatregel
gepaard moet gaan met den achteruitgang van nijverheid,
industrie en handel, waardoor hunne gewesten bloeijen. De
herinnering aan 1830 is nog levendig bij lier. en bij de meer
gematigde walen. Water ook gebeure dus, geene omwentelin
gen meer! is hunne leuze, even als die der verstandige walen.
Naast en tegenover deze partijen, meen ik te onderscheiden
de meer ultra-gezinden van de twee kleuren.
Ten eerste de walen, die ongeveer op de volgende wijze
redeneren Eene ineensmelting der beide volksstammen is
onmogelijk, even onmogelijk als eene fusie der duitschers en
der inboorlingen van Italië; wij met onze taal zijn de meer
deren in alle opzigten wij willen en moeten niets toegeven.
Wat er ook van koine, de waalsche suprematie moet gehand
haafd worden. Wij verstaan de vlamingsche taal niet en wil
len ze ook niet leeren; zelfs de meer aristokratische vlamingers
zijn niet op de hoogte van het brabantsciie dialeki der volks
klasse; men moet maar niet toegevende fransche taal is de
taal niet slechts van ons maar van de geheele beschaafde
wereld de vlamingers mogen, wat ons betreft, denken hoe en
wat zij willen; maar zij moeten zich naar ons rigten en niet
vergen dat de meer beschaafde voor den mindere onderdoe.
Eerder dan zoo iets te dulden, wenden wij ons tot Frankrijk
als deel van een groot volk, zou ook orize positie op den duur
beter zijn, dan als onderdeel van een rijkje, dat steeds door
twee vijandig gezinde stammen geslingerd en geschokt wordt.
De ultra vlamingers, gebelgd door de minachting welke zij
van dezen kant ondervinden, zijn even geneigd om tot de
dolzinnigste uitersten over te gaan. Zij hebben vergeten, dat
zij in 1830 juist geen woord hollandsch hooren wilden, en
Nederland, stamverwant, en Oranje boven! is thans hunne
leuze, door velen opvegt gemeend; door sommigen alleen ge
bruikt otn de belgische regering door den schrik voor eene
aanstaande afscheiding tot meerdere toegevendheid te dwin
gen. Wilde men hun „Oranje bovengoed verstaan, dan zou
men moeten lezen „Weg met de walen en anders niets.
Vreemd is het, bij den eersten oogopslag, den steun te zien
aan deze partij verleend door vele invloedrijke leden der kle-
vikalen. Maar een meev oplettende blik verklaart gemakkelijk
de schijnbare tegenstrijdigheid. De zegevierende oppositie
tegen de klerikalen in het katholieke Belgie heeft dezen, ten
eerste, hoogst gebelgd. Zij zijn gereed om alles te doen, wat iu
hunne magt staat, om het hunnen tegenstanders lastig te
maken. Ten tweede zien zij, hoe in het protestantsche Neder
land de katholieke geestelijkheid met de leeken barer kerk
veel vrijer spel heeft dan in Belgie, en het ontzien vier
katholieke partij door de regering van Nederland, doet hen
de hoop koesteren, dat als die in dat land versterkt werd dooi
de geheele bevolking van Vlaanderen, de kansen schoon zou
den staan om daar een overwegenden invloed te verkrijgen.
De ultra-vlamingers, met hunne overigens wezenlijk echt
liberale politieke grondbeginselen, loopen dus op het oogen-
blik gevaar om het blinde werktuig te worden van de klerika
len, die hen natuurlijk, zoodra het doel bereikt is, weder over
boord zullen werpen.
Het was dus vooral onder de beide laatstgenoemde ultra's
dat de tijding van het bezoek, door koning Willem III te
Compiègne te brengen, eene groote gisting te weeg bragt. De
heethoofden begrepen dat alles nu klaar was! De keizer en
de koning zouden onderling de verdeeling van Belgie regelen: