MIDDELBURGSCHE C O RA N T. N°' 124. Dingsdag 1861. 15 October üHankonötgingm tthnnmlanösclje tijüimjcn. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdaga: Binnen deze gemeenteen Vlissingeu geschiedt de uitgave den tfvoud te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is 3franco per post ƒ3,40. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte doodbekendraakingen enz. van écn tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 oentmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Editie van maandag avond 8 ure. VAN HET HUK, PROVINCIALE 15i\ GEMEENTEBESTUREN. WIJZIGING in het besluit tot heffing en verordening regelende de invor dering eenerplaatselijke belasting op het gemaal te Vlissingen. (Vervolg.) Aangifte van hetgeen wordt uitgevoerd. Art. '1-7. Ter bekoming van de in het voorgaande artikel bedoelde teruggave, zal de belanghebbende aan de ambtena ren ten kantore waar langs de invoer plaats heeft, eene schrif telijke verklaring inleveren, houdende opgave van tie soovt en het gewigt van het uit te voeren belaste meel, brood of gebak de poort of de haven door welke, den naam en de woonplaats van den persoon ten wiens behoeve de uitvoer plaats heeft, en het tijdstip waarop deze laatste geschiedt. Verificatie en afteekening door ambtenaren. Art. 48. De beambten aan de kantoren van aangifte en toezigt zullen betten uitvoer bestemde naanwkeurig met de bij bet voorgaande artikel vermelde aangifte vergelijken en gehouden zijn hetzelve na te wegen. Indien de belangheb bende zulks verkiest zal, bij uitvoer van méér dan vijftig pond, de naweging aan het kantoor van uitvoer worden ver vangen door weg mg in de gemeentewaag, onder toezigt van een ambtenaar, die het ten uitvoer bestemde van daar zal moeten begeleiden tot aan het kantoor waar langs de uitvoer geschiedt. Die ambtenaar zal van zijn toezigt en begeleiding aantee- kening stellen op het consentbiljet. Dij in orde bevinding stellen de beambten aan het kantoor van uitvoer daarvan eene onderteekende verklaring, met vermelding van dag en uur van uitvoer op het biljet., dat zij tevens onverwijld inschrijven in het daarvoor bestemde regis ter. Voor zoo veel de uitvoer, ten behoeve van vreemde ge zagvoerders en door hunne manschappen plaats vindt, zijn de ambtenaren aan den post van uitvoer gehouden om die biljet ten, na dat zij zich van den werkelijken uitvoer verzekerd hebben, in te trekken, en uiterlijk den dag daarop volgende ten kanto redes gemeenteontvangers over te brengen zullende in alle andere gevallen de gezegde biljetten zonder verwijl aan de houders moeten worden teruggegeven. Teruggave der belasting. Art. 49. Tot het verkrijgen der teruggave van de belas ting voor het in voege als hierboven uiigevoerde, zullen de belanghebbenden gehouden zijn zich binnen acht dagen na den uitvoer aan te melden ten kantore van den gemeente ontvanger. Na dien tijd mag daarop geen teruggave meer worden ver leend en in geen geval indien bij overlegging van hetuitvoer- biljet niet tevens door overlegging van een of meer, overeen komstig art. 31 voldoende biljetten, het bewijs wordt gele verd, dat op het tijdstip van den uitvoer genoegzame voor raad tot het bewerkstelligen daarvan aanwezig was, bij hem die de teruggave verlangt. De ontvanger stelt bij het doen der teruggave aanteekening op liet uitvoer-biljet van de hem volgens dit artikel vertoonde bewijzen, en schrijft op die bewijzen tevens de uitgevoerde hoeveelheid af. Teruggave van belasting voor granen tot mesting of voeding van vee bestemd. Art. 50. Er zal teruggave van betaalde belasting geschie den wegens tarwe, spelt of rogge, voor de inesting of voeding van het vee, hetwelk zich in de stallen of op de weiden be vindt. mits na de maling van bet daartoe aangegeven graan, het daarvan gekomen meel door of onder toezigt van een beambte der administratie, aan den molen, met niet minder dan twee en half pond volkomen droog zand, op elke hon derd pond meel is vermengd, zullende de beambte liet gebe zigde aantal ponden droog zand, op de belasting-kwitantien moeten omschrijven. De ontvanger zal, dadelijk na vertoon van het bewijs der vermenging, de teruggave aan den aangever verleenen en de kwitantie intrekken. De hoeveelheid van liet alzoo tot beestenvoeder bestemde en toebereide meel van tarwe, spelt of rogge dat zal mogen aanwezig zijn. ten behoeve van het vee dat op de stallen van molenaars, bakkers, grutters, stijfselmakers, branders, brou wers of azijnmakers gehouden wordt, zal door burgemeester en wethouders, op voordragt der administratie, worden be paald en berekend, voor elk stuk vee, zoo voor in als buiten den rnestingtijd. Teruggave van belasting aan stijfselmakers. Art. 51, De stijfselmakers zullen teruggave genieten van de door hen betaalde belasting, in evenredigheid van het stijfsel door hen vervaardigd, mits in acht nemende de navol gende bepalingen a. dat door twee beambten, uit iederen zak gemalen belast graan, hetwelk van den molen zal worden verzonden, een monster worde getrokken en voorts elke zak door deze van een behoorlijk lood worde voorzien. b. dat de stijfselmakers, wanneer zij stijfsel willen maken, daags voor het doen van het beslag, ten kantore van den ont anger behoorlijk schriftelijke aangifte doen van de hoeveelheid en hoedanigheid van het meel, tot hunne fabriekage bestemd, met opgave van den dag waarop deze zal plaats hebben, gelijk mede van het uur van der zei ver aanvang o. van deze aangifte zal hun door den ontvanger een dubbel worden uitgereikt; d. be beambten zullen bij het afnemen van de looden der zakken en de uitstorting van het meel hetzelve met de getrokken monsters vergelijken, en zal voorts het meel in hunne tegenwoordigheid zoodanig nat behooren te worden gemaakt, dat zij de overtuiging hebben dat daarvan niets meer voor de eonsumtie kan dienen, in welk geval en niet eerder zij de verklaring op den rug van hetzelve biljet vermeld zullen afteekenen, en e. nadat liet behoorlijk afgeteekend biljet door de beamb ten ten kantore van den ontvanger zal zijn bezorgd, zal deze aan den belanghebbende, op vertoon der kwitantie van betaalde belasting, de teruggave van dezelve ver leenen, met intrekking der kwitantie. Verificatie bij invoer van elders gemalen en alhier veraccijnsde granen. Art. 52. Bij invoer van gemalen of gebroken granen, waar van de belasting blijkt reeds vroeger te zijn betaald ge schiedt de verificatie aan het kantoor van aangifte en toezigt waarlangs de invoer plaats heeft, en zijn de ambtenaren aldaar gehouden oin van hunne bevinding, bij onderzoek en weging, op de biljetten verklaring te stellen. (Wordt vervolgd.) Middelburg october. De Staatscourant heeft thans eenig berigt gegeven van de reis van Z. M. den koning naar Compiègne. Onder dagteeke- ning van 12 dezer, wordt het vertrek aldus aangekondigd „Heden ochtend is Z. M. de koning uit de residentie ver trokken, zich begevende naar Compiègne, ter voldoening aan eene uitnoodiging van Z. M. den keizer der franschen. „De koning zal. bij de terugreis, te Luik eene ontmoeting hebben met Z. M. den koning der belgen." Uit berigten in belgische dagbladen voorkomende, weten wij nog dat Z. M. niet incognito iu Belgie zal komen, maar dat hem de koninklijke eer zal worden bewezen. Koning Leopold en zijn gezin zullen onzen vorst in het, buis van het provinciaal goevernement te Luik ontvangen. Er zullen schit terende feesten worden gegeven. Het gevolg. datZ. M. verge zelt, bestaat uit jhr. F. L W. de Koek. direkteur van het kabinet des konings en partikuliev secretaris van Z. M., den graaf J.M. van Lijnden, eersten adjudant en sous-chef van het militair huis des konings, en de adjudanten jhr. C. II. F. du Monceau, W. C. baron Suouckaert van Schauburg, en jhr. J. H. van Capelle. De koning is des middags ten half zes ure te Compiègne aangekomen. Aan het spoorwegstation werd hij door den keizer opgewacht en de keizerin ontving den vorst aan den voet van den trap. De koning is voornemens drie volle dagen te Compiègne te blijven, vervolgens een paar dagen incog nito te Parijs door te brengen en dan van zijn gastheer te Compiègne afscheid te gaan nemen. Aan het half-officiële dagblad Le constitutiounel schijnt dezen keer de taak te zijn opgelegd om de vreemde vorsten,die Napoleon bezoeken, zoo wel wat hen persoonlijk betreft als de volken door ben vertegenwoordigd, te bewierooken. Zoo danig ten minste was de indruk, dien wij bij de lezing van het tamelijk buitensporige artikel ondervonden, welks vertaling wij hier doen volgen „Morgeu komt de koning van Holland te Compiègne aan. Wij kunnen het met voldoening zeggen terwijl er door de duitsche pers tegen de zamenkomst van Willem van Pruis- sen en Napoleon zoo onstuimig mogelijk is uitgevaren, vindt de nederlandsche pers in het bezoek van den koning van Holland volstrekt geene aanleiding tot dergelijke buitenspo rige polemiek. Men weet zoo wel te 'sllage als in Amsterdam de ontmoeting der twee vorsten op hare juiste waarde te schatten; men tracht het politieke en maatschappelijke ge wigt van deze gebeurtenis noch te overdrijven, noch gering te schatten. „Uitmuntend voorbeeld van ingetogenheid en bescheiden heid, hetwelk welligtaan The times en zijne londensclie kon fraters van nut kan zijn! Laat ons hopen dat het dagblad van de city dezen keer ons geene nieuwe staaltjes moge geven van de vreemde wijze, waarop het heden zijn toorn lucht en den volgenden dag door gansch tegengestelde aandoeningen beheersclit wordt; laat ons hopen dat het geen n.cuwe. beur telings beleedigende, beurtelings vleijende artikels tegen ko ning Willem III rigte „Het is overbodig te verzekeren dat de publieke opinie iu Frankrijk het voorregt van dit tweede koninklijke bezoek hoog weet te waarderen. Onder de vorsten zijn er weinigen voor welke onze natie zoo vurige sympathie gevoelt als voor hem, die morgen de gast van C-orapiègne zal zijn het volk, waarvan hij de vertegenwoordiger is. wordt door Frankrijk sedert lang begrepen en bewonderd wegens zijne geestkracht, zijn moed. zijne rigtingop politiek, zijne werkzaamheid op industrieel en commercieel gebied. „Het nederlandsche volk vult eene schoone en groote blad zijde van liet geschiedboek der germaansche stammen Ter wijl het, door zijn oorsprong, aan de Scandinavische rassen verwant is, heeft liet, door zijne geaardheid, zijne gewoon ten en taal, veel punten van overeenkomst met de latijnsche volken. Gelijk deze laatsten, heeft het een onverwinbare kracht op zedelijk terrein ten toon gespreid heeft het gestreden om groot te zijn; heeft het gedroomd van de zege, die aan ver stand en moed verbonden zijn, en dien tri urn f ook inderdaad behaald Een blik op het verleden toont ons dat volk. terwijl het een reusaehtigen arbeid verrigt: het vormt zich tot een staat, verovert een grond om op te leven, schenkt zich eene wetgeving, jaagt de zegeningen van nijverheid en handel na! En al roepen sommige jaartallen ons oorlogen in liet geheu gen, welke het tegen Frankrijk voerde, nooit zien wij een enkel uur zijn geestkracht verflaauwen, nooit politieke wan hoop het ter neder drukken „Is het dus niet zonneklaar dat het hollandsche volk ner gens heter dan in Frankrijk gewaardeerd kan worden Want wij moeten erkennen dat zijn roemrijk verleden in geenen deele door zijn tegenwoordigen toestand is uitgewischt. In dien de Nederlanden heden niet meer den zelfden rang als vroeger op het wcrcldtooneel innemen, moet zulks niet zoo zeerlreraan geweten worden, dat dit volk zijn loop op het pad van vooruitgang vertraagd zou hebben, dan wel daaraan, dat andere naties, door natuur of omstandigheden meer bevoor- regt, zich hebben weten te verheften. De vorsten, die achter eenvolgens in den Haag hebben geheerscht, zetten ieder op zi jne beurt de taak van den stichter der dynastie voortkoning Willem 111, wiens regering nogslechts twaalf jaren telt, heeft reeds in dit korte tijdsverloop de zelfde geestkracht en den zelfden moed getoond als zijne voorgangers uit het edele huis van Oranje-Nassau. „In 1849 aanvaardde Willem III de kroon van zijn vader, Willem 11. Weinige dagen voor zijne troonsbeklimming, had den de Nederlanden eene vrijzinnige grondwet ontvangen. Reeds in 1846 was deze grondwet toegezegdmaar Willem II was blijven aarzelen. In 1848 besloot hij. noch aan de gebeur tenissen het hoofd te bieden, noch zich door haar te laten nederslaan, maar opregtelijk aan de wenschen van zijn volk gehoor te geven. Bij zijne troonsbestijging vond dus Willem III de grondslagen vaneen nieuw politiek gebouw door zijn vader gelegd; terstond zette hij zich aan het werk; terstond stelde hij het zich tot eene eervolle taak dat gebouw gedurende zijne regering hecht en stevig op te trekken. „Het werk is thans vervuld. Groote moeijelijkheden, uit den strijd der partijen voortspruitende, hebben soms den arbeid van den hervonningsgezinden vorst vertraagd. Men zag de godsdienstige geschillen en de antinationale hartstogten, welke de eerste onafscheidelijk vergezellen, een oogenblik den konstitutionelen gang van zaken belemmeren. Maar het gezond verstand des volks wist deze hinderpalen uit den weg te ruimen. De koning redde zijne waardigheid en behield zijn initiatief. Krachtig verhief hij zich boven den sfeer der ontevre denen en gevaarlijke onruststokers. Weldra was de gewone kalmte teruggekeerd, terwijl de vorst zijne raagt versterkt zag. „Het kenmerkende van de regering van Willem III is de groote zorg, waarmede deze vorst de elementen van behoud weet aan te wenden, welke in de vrijzinnige beginselen vervat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 1