Per transport .f59,448,113,07 ff. 13 opcenten op de regten van in- en uitvoer, mitsgaders 38 opcenten op het fonnaatzegel - 392,584, h. 15 opcenten van het regt op de mijnen - 165, 10. Essaailoon in geval van verbreking der wer ken, wanneer de gelialteproeven geene beta ling van belasting ten gevolge hebben ...- 1,500, 11. Verschillende ontvangsten en toevallige baten 1)- 1,385,126,— 12. De onvervreemdbare rente ten laste van Belgie - 400,000, 13. Het koloniaal batig slot van hetdienstj. 1861 - 7,200,000, 14. Dc uitkecringen uit de geldmiddelen van 's rijks overzeesche bezittingen, tot kwijting der renten ten laste dier bezittiugen- 9,800,000, 15. Bijdrage uit de koloniale geldmiddelen ter zake van uitgaven op hoofdstuk IX, welke vroeger regtstreeks uit die geldmiddelen werden gekweten- 1,570,000, 16. Toevoeging uit de beschikbare middelen van liet dieustjaar I860, tot zoodanig bedrag als uoodig zal zijn om de rekening der staatsont- vangsten en uitgaven over 1862 zonder te kort te doen sluiten- 6,300,000, f 86,497^488,07 Art. 2. Naar aanleiding van art. 35 der wet van 21 april 1S10 (Bulletin des lois no. 2S3) wordt liet proportioneel regt op de mijnen voor den jare 1S62 bepaald op 2$ ten honderd der zuivere opbrengst. Art. 3. Deze wet treedt iu werking met den 1 januarij 1802. De memorie van toelichting behelst niets anders dan eene nadere uiteenzetting en staving van de bovengenoemde cijfers. 1) Daaronder komen voor: opbrengst van Staatscourant en Bijblad f34,000, opbrengst van het Staatsblad f7000, batig slot der landsdruk kerij f6000, opbrengst van voor het publiek verkrijgbaar gestelde stukken fSOUO, inkomsten van den ijk der maten en gewigten f 66,000, regten tot het verkrijgen van oktrooijen f 8000, vergoeding van de provinciën en gemeenten voor de invordering van opcenten f183.000, leges aan de schatkist vervallen f110,000. verjaarde renten f12,000, inkomsten van den lioogen raad van adel f 20,475, opbrengst van verkochte rijksgoede ren f 100,000, enz. BEGROOTING VOOR DE LANDSDRUKKERIJ. Deze begrooting is voor het dienstjaar 1862 vastgesteld op f 176,529, zijnde f 6000 minder dan voor 1861. Tot dekking dier uitgaven wordt gerekend op de opbrengst van het werk hetwelk aldaar gedurende dat dienstjaar voor autoriteiten en partikulieren zal verrigt worden. Over het dienstjaar 1860 heeft de landsdrukkerij een batig slot van f 16,797,50J opge leverd. BEHEER DER GELDEN BESTEMD VOOR DEN AANLEG VAN STAATSSPOORWEGEN. Bij koninklijke boodschap van 4 October is dit wetsontwerp, dat in de vorige zitting onafgedaan was gebleven, onveran derd weder ingediend. Doch de regering heeft deze gelegen heid te baat genomen, om in de bijgevoegde memorie van toelichting de bedenkingen te beantwoorden, welke door de kamer reeds tegen die vroegere voordragt gemaakt waren. De regering kan de bezwaren niet deelen, die zijn aan gevoerd tegen het verkrijgen der voor spoorwegen benoodigde gronden bij minnelijke schikking. Men had aangevoerd dat het regt der kamer om invloed op de rigting der lijnen uit te oefenen werd verkort, de onteigeningswet van 1851 voorbij gegaan en het belang der schatkist uit het oog verloren. De regering antwoordt dat het, nadat de rigting der lijnen in de wet is aangeduid door vermelding van de hoofdpunten, te betwijfelen valt of het vaststellen van de rigting in al hare onderdeden tot de rigting van den wetgever behoort. Wan neer de aanleg van een werk bij de wet is bevolen, dan blijft de uitvoering van dat werk voor de zorg der regering. De ont eigeningswet is tot heden nooit toegepast, dan wanneer bleek dat de toepassing noodigwas; er bestaat geen grond om dat middel te baat te nemen, wanneer de behoefte daaraan zich niet doet gevoelen. Door den aankoop der gronden bij min nelijke schikking worilt de schatkist niet benadeeld. De in genieurs zijn niet met dien aankoop belast en dus niet in de gelegenheid gesteld veel toe te staan, om het werk maar te kunnen voortzettendat staat zelfs niet aan de spoorwegcom missie, maar aan den minister. Het is te verwachten, dat binnen kort de onderhandelingen met Pruissen over de aansluiting zullen aanvangen, vermits er uitzigt bestaat dat de aanleg der lijn Zutphen-Enschedé weinig bezwaren van onteigening zal ontmoeten en alzoo spoediger voortgang kan hebben, en er van den anderen kant sprake is van het verleenen eener concessie voor een spoor weg op pruissiscngrondgebied ter aansluiting aan de lijn langs Enschedé. Betrekkelijk eene aansluiting langs Nijmegen werd reeds vroeger aan Pruissen te kennen gegeveu, dat uit zigt bestond op eene bevredigende oplossing, in zoo ver tot het concessioneren van de gevraagde lijn naar Kleef, gelijk zich liet aanzien, zou kunnen worden overgegaan. De concessie der lijn Arnhem-Nijraegen isgevraagd, behou dens een subsidie van zes millioen in de kosten der bruggen, en voorkeur voor de lijnen Nijmegen-Venlo en Nijmegen- 's Bosch. De regering heeft gemeend de concessie te moeten aanbieden op dien voet. dat aanvankelijk geen vaste bruggen wierden gebouwd, ten zij zonder subsidie, en van latere om standigheden afhankelijk wierd gelaten welke voorziening betrekkelijk de bruggen, zoo deze mogten blijken onvermij delijk noodig te zijn, zou zijn te nemen. Met eene voorloopige toezegging in dien zin is van de zijde der aanvragers genoegen genomen, aan wien door de regering tevens voorkeur is gegeven voor de lijnen Nijmegen-Venlo en Nijmegen-'s Bosch. Ook de onderhandelingen met Hannover over de aanslui ting der spoorwegen zullen eerlang worden geopend. Ten behoeve van eene verbinding in de rigting Almelo-Benthein- Saltzbergen is den heer Dull, te Almelo, voor de lijn Almelo- Heugelo-Oldenzaal tot de grenzen, concessie verleend bij acte van 20/21 augustus jl. De regering verdedigt zich tegen eene aanmerking van het verslag der kamer, alsof zij zekeren weerzin tegen partikuliere coneessien aan den dag zou leggen. Doch zij deelt het gevoe len dier leden, die zich verklaarden tegen het beginsel, om thans alle partikuliere spoorwegen toe te staan, onverschillig of daardoor het verkeer op de staatsspoorwegen worde benadeeld. In het algemeen is de regering het met sommige leden eens, dat de voorkeur moet gegeveu worden aan hooge vaste brug gen over onze rivieren, boven lage bruggen met beweegbare openingen. De kosten zijn wel hooger, doch men kan door hooge bruggen sommige pijlers in de stroombaan vermijden, waardoor het gevaar van ijsverstoppingen zooveel verminderd wordt dat de voorzieningen van de dijken, ten gevolge van den bouw der spoorwegbruggen gevorderd, van veel geringer omvang kunnen zijn. Hetgeen alzoo aan de eene zijde wordt verloren, wordt van den anderen kant, ten minste gedeeltelijk gewonnen. Over de Lek bij Kuilenburg wordt eene vaste brug noodig geacht. Of te Rotterdam eene brug over de Maas zal worden gebouwd, is nog onbeslist; dit zal af hangen van de rigting van den spoorweg door het land van Ysselmonde of door den Alblasserwaard. Jn ieder geval echter zou eene brug met beweegbare gedeelten daar hoogst hinderlijk voor de drukke scheepvaart zijn, daar er soms, op het vak waar de brug gelegd zou moeten worden, tot 163 schepen toe in één unv passeren. Het aanschaffen van materieel voor de exploitatie der lijnen is noodig, indien zal worden vermeden, dat sommige sectien voltooid zijn zonder geëxploiteerd te kunnen worden. Sectien die aan bestaande spoorwegen aansluiten, zouden welligt door deze geexploiteerd kunnen worden, indien zij hetnoodige materieel bezittendoch dan zal de staat de voorwaarden ook moeten aannemen, welke die maatschappijen willen stelleu. Het aanschaffen van materieel schijnt om deze en andere redenen volstrekt noodig; voor het leveren van goed mate rieel is veel tijd noodig. Welligt zal binnen een niet zeer ver verwijderd tijdstip met de exploitatie op sommige sectien kunnen worden begonnen. Het materieel moet dus tijdig worden aangeschaft. Hierdoor wordt de kwestie der exploi tatie niet beslist; de vraag over het te volgen stelsel van exjdoitatie blijft in haar geheel. Er is gewezen op het gebruik van stalen spoorstaven. Doch hunne prijzen zijn het drievoudige van die der ijzeren, en hoewel hun duur zeker eenige malen grooter is, kunnen de ijzeren toch ook 15 tot 20 jaar in den weg liggen. Op stations echter, op hellingen, alwaar de spoorstaven veel slijten, en op bruggen, alwaar eene groote zekerheid noodig is, zullen stalen spoorstaven aangewend worden. Op alle lijnen, uitgenomen de lijn Utrecht-Kuilenburg, is met het werk der onteigeningen begonnen. De bestekken voor het maken van den weg en de kunstwerken op de eerste sectien zijn gereed of zullen binnen weinig tijd gereed wezen; en wanneer genoegzame medewerking van de zijde der grond eigenaars wordt ontmoet, zal dit jaar nog voor een zeer aan zienlijk bedrag kunnen worden aanbesteed. Met het maken der grondteekeningen enz. van de tweede sectien wordt of is begonnen de onteigening der daarvoor benoodigde gronden zal dus in het volgende jaar kunnen geschieden. Door de aanneming van het wetsvoorstel betrekkelijk de dading met de Maatschappij voor de indijking van op-en aanwassen in de Ooster-Schelde zal het mogelijk zijn, tot het bedrag der voor het kanaal van Zuid-Beveland uitgetrokken som, werken aan te besteden. Ten gevolge van die aanneming zal ook aan den aanleg van de lijn van llozendaal naarWoens- drecht kunnen begonnen worden. Het overnemen van den bestaanden spoorweg van Rozendaal naar Breda wordt door de regering wenschelijk geacht, indien het op billijke voor waarden kan geschieden. Gemeenteraad van Goes Zitting van 7 october. Afwezig ileheeren Hochavt, ziek, en Saaijm&ns Vader. De notulen der vorige zittingen worden gelezen en goed gekeurd. Daarna legt de lieer van Voorst Vader in handen van den voorzitter de eeden als nieuw benoemd raadslid af, waarop hij met een kort woord word geïnstalleerd. De voorzitter deelt mede dat de heer Ivakebeeke, ter vorige vergadering herbenoemd als wethouder, die betrekking bij vernieuwing heeft aanvaard. Hij stelt voor tot de benoeming van een derden ambtenaar van den burgerlijken stand over te gaan, waartoe genoemde heer Kakebeeke met 7stemmen wordt verkozen, terwijl eene stem op den heer Soutendam is uit- gebragt. Tot de benoeming der vaste comraissien overgegaan zijnde, worden achtereenvolgens herbenoemd in de commissie voor het financiewezen de heeren van Kerk wijk, voorzitter, Smalle- gange en van Voorst Vader; in de commissie voor de strafverordeningen, waarvan de burgemeester volgens de wet voorzitter is, de heeren Kake beeke en de Knokke van der Meulen. Vervolgens wordt overgegaan tot de zamenstelling der com missie, om burgemeester en wethouders te dienen van raad en bevigt nopens de toelating van leerlingen op de scholen voor minvermogenden en de bewaarschool, waartoe achtereenvol gens met algemeene stemmen wórden gekozen tot voorzitter de heer van Kerkwijk, tot leden de heeren Saaijmans Vader, J. Kooinans, T. Pieterse, D. Hihlernisse en P. II. Timans. Wordt gelezen de brief van heeren gedeputeerde staten dd. 30 augustus, waarbij wordt toegezonden een adres, door Verhagen en co. c. s. aan Z. M. ingediend, strekkende om liet raadsbesluit tot opheffing der kamer van koophandel alhier niet goed te keuren, met verzoek de beschouwingen van den raad daaromtrent te mogen vernemen. Daarna geschiedt voorlezing van dat adres, waarbij een dertigtal handelaren dat verzoek tot Z. M. rigten, voorname lijk op grond dat nu, meer dan ooit te voren, de uitgebreid heid van handel en nijverheid eene kamer van koophandel voor deze gemeente wenschelijk maakt. Terwijl eindelijk nog wordt gelezen een brief van den lieer Verhagen, waarbij uitvoerig uiteen gezet wordt, dat de kamers van koophandel adviserende ligchamen zijn, over wier meer der of minder nut dus alleen kan geoordeeld worden door die genen welke die adviezen vragen en dat de hier bestaande kamer in ruime mate aan deze hare roeping, en niet zonder vrucht, beantwoord heeft, hetgeen hij met enkele voorbeelden opheldert. De voorzitter brengt dit punt in behandeling en zal gaarne het woord geven aan de leden, ten einde de beschouwingen van den raad aan heeren gedeputeerde staten mede te deelen. De heer van den Bosch, die in de vergadering, waarin tot de opheffing besloten is, niet tegenwoordig is geweest, ver klaart verwacht te hebben dat van burgemeester en wethou ders een preadvies zou zijn uitgegaan. De voorzitter antwoordt dat hier geen sprake is van eenig voorstel, maar de beschouwingen van den raad zijn verzocht. De heer van den Bosch meent dat het in dezen hoofdzake lijk hierop aankomt1, dat de leden der vorige kamer in dei- tijd op het behoud der kamer hebben aangedrongen, zonder bijdrage uit de gemeentekas, en 2. dat de bijdrage der ge meente, niet bij de wet, maar bij koninklijk besluit is op gelegd. De voorzitter beantwoordt de eerste vraag toestemmend, ook de laatste; maar voegt er bij dat, wanneer eene kamer be staat, er behoort gezorgd te worden voor de bezoldiging van een secretaris, doch daarentegen ieder gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om de wenschelijkheid uit te drukken eene kamer daar te stellen of eene bestaande op te heften. Hij wil gaarne zijn persoonlijk gevoelen mededeelen en dan verklaart hij geheel te deelen in het zoo even voorgelezen stuk van den heer Verhagenhet is dan ook tot zijn persoonlijk leedwezen geweest, dat burgemeester en wethouders door den drang der omstandigheden zijn geleid tot het voorstel tot opheffing der kamer, maar hoe anders? Het bedanken dei- leden moest eene nieuwe verkiezing ten gevolge hebben en dus zouden de zelfde moeijelijkheden zich dadelijk weder voordoen; mogt de raad nog kunnen toegeven de f 50jaar wedde van den secretaris toe te staan, dan is hij bereid dat voorstel in te trekken. De heer Kakebeeke verklaart dat gevoelen te deelen. De heer de Knokke van der Meulen verklaart er prijs op te stellen dat eene kamer in deze gemeente gevestigd blij ve, daar hij dit nuttig acht. Hij zou dus gaarne zien dat de raad op zijn besluit terug kome. De heer Smallegange verklaart zich bepaald daar tegen en verzoekt voorlezing van het besluit van den raad tot op heffing. De heer van Kerkwijk herinnert dat de kamer in het leven geroepen is op verzoek van eenige handelarenhet komt hem voor dat deze, indien zij zoo veel prijs stellen op het behoud eener kamer, genoegzaam in staat zijn de kamer behoorlijk te bezetten en een secretaris te erlangen. De heer van de Putte vindt het verzoek van gedeputeerde staten zeer onbestemdhij zou meenen dat het geven van een overzigt van al hetgeen betrekkelijk de kamer is voorgevallen, welligt doel zou treffen. De heer van den Bosch vraagt of er eenigen grond is voor de bepaling eener som van f 50 tot bezoldiging van een secretaris. De voorzitter wijst op art. 15 van het koninklijk besluit, waar, onder meerder, gesproken wordt van de bezoldiging van een secretaris. De heer van den Bosch acht het dus niet noodig daarvoor een vast bedrag te fixeren, maar meent dat het besteden dei- toelage geheel aan de kamer behoort. De lieer van de Putte persisteert bij zijne meening oin een overzigt der geheele zaak te geven. De heer de Knokke van der Meulen meent dat het de bedoe ling van gedeputeerde staten is, om op het genomen raadsbe sluit terug te komen, en lot eene hoogere toelage te besluiten. De heer van Voorst Vader is vau oordeel dat de raad dit niet doen kan, ten zij hij tot de overtuiging wovdtgebragt dat hij gedwaald heeft. De heer Smallegange is dit volkomen eens en zal nimmer zijne stem voor eenige verhooging geven. De heer Soutendam verklaart geheel het gevoelen te deelen door den voorzitter geuit. Ook de heer Kakebeeke doet zulks, terwijl hij de gevraagde bijdrage zoo gering acht, dat dit wel geen geldverspilling lice- ten mag. De lieer van de Putte stelt als motie van orde voor, het besprokene in een beknopt verslag te vervatten, in de volgende vergadering vast te stellen en aan gedeputeerde staten mede te deelen. Alzoo is besloten. Door de agenten van policie eenige verhooging van bezol diging verzocht zijnde, zal dat verzoek aan de leden worden rondgezonden. Wordt in behandeling gebragt de rekeuing over 1860 en begvooting voor 1862 van het burgerlijk armbestuur, waar omtrent de financiële commissie hoofdzakelijk berigtdat de toestand van het armwezen niet ongunstiger te noemen is, de rekening en begroolingen tot geene bedenkingen hebben ge leid en zij mitsdien adviseert tot vaststelling. Alzoo wordt besloten en de rekening gearresteerd in ontvang op f 2S8S7.90L in uitgaaff20996,10Lgocd slot f 7891,S6; ter wijl de begrooting wordt vastgesteld in ontvang op f32127,54, in uitgaaf 22788,11, goed slot f9339,43. De behandeling der verordening op de openbare gezond heid wordt aangehouden, eenige stukken overgelegd en de vergadering gesloten. SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 6