MIDDELBÜRGSCIIE CO! RAM
BIJVOEGSEL
VAN DE
van zaturdag 12 ootober 1861.
WIJZIGING in het besluit tot heffing
en verordening regelende de invor
dering eenev plaatselijke belasting
op het gemaal te Vlissingen.
(Vervolg.)
Verkoop van brood of meel. door bakkers of
meelverkoopers aan elkander.
Art. 31. De bakkers of meelverkoopers aan elkander brood,
gebak of meel willende overdoen, zoodanig dat de overdragt
bij de peilrekening in aanmerking worde genomen, zullen
zich moeten voorzien van een consent-biljet, doch hetwelk
niet zal worden uitgereikt, dan nadat door den afleveraar aan
den ontvanger de kwitantie van betaalde belasting of ander
bewijs van deugdelijken inslag, niet ouder zijnde dan eene
maand na de dagteekening der afgifte, mogt zijn vertoond.
De hoeveelheid meel zal door den ontvanger op den rug
van het biljet worden afgeschreven.
Inslag van meel of gekneed brood van de ingezetenen.
Art. 32. De broodbakkers zullen geen gekneed brood, van
welk meel ook te zamen gesteld, boven eene hoeveelheid van
vijftien pond, gelijk mede geen meel van welk belast graan
ook gemalen, boven eene hoeveelheid van vijf pond van eenig
ingezeten ter bakking mogen inslaan, tenzij voorzien van een
consent-biljet.
Vijftien pond gekneed brood of vijf pond meel of daar
beueden, zullen zij als voren mogen inslaan zonder consent
biljet, mits onverwijld bij de ontvangst van het ter bakking
bezorgde, door den bakker, van de hoeveelheid en soort, en
van den naam en de woonplaats des belanghebbenden,en van
den dag en het uur der bezorging, duidelijke aanteekening in
schrijfletters en met zwarten inkt worde gesteld, in een be
hoorlijk gewaarmerkt register, te dien einde, op aanvrage dei-
bakkers, kosteloos door de administratie te verstrekken, en
welk register steeds op de eerste aanvrage der ambtenaren, ter
inzage en raadpleging, door hen moet worden overgegeven.
Biljetten tot dekking van bevonden brood of meel vereischt.
Art. 33. Het bij hen bevonden brood, gebak of meel zal
door behoorlijke biljetten en, zoo veel noodig, door van kracht
zijnde inschrijvingen in het bij art. 32bedoeld register, gedekt
moeten zijn.
De biljetten zullen daartoe, behoudens het bepaalde bij
art. 32 en art. 35, niet langer van kracht zijn. dan gedurende
ééne maand, na de dagteekening van den molenaar, voor zoo
veel het door hen van den molen terug ontvangen en gemalen
graan betreft, of na de dagteekening van het consent-biljet,
wanneer liet meel door hen van anderen mogt zijn ingeslagen;
welke tijd echter op die biljetten, mits vóór deszelfs afloop,
door den ontvanger zal kunnen worden verlengd.
Bevinding van overwigt bij peiling.
Art. 34. Indien bij de peiling eene meerdere hoeveelheid
brood, gebak of meel van belast graan wordt bevonden, dan
volgens de bewijzen van betaalde plaatselijkebelasting.de
consent- en de peilbiljetten. na aftrek van het als uitgeslagen
daarop afgeschrevene. aanwezig mag zijn, en het verschil meer
dan één tiende beloopt, zal deswege proces-verbaal worden
opgemaakt.
Bepaling nopens het gekneed brood en meel.
Art. 35. Bij de peiling zal geen gekneed brood of meel,
hetwelk door den bakker mogt worden voorgegeven aan hem
door een ingezeten ter bakking te zijn bezorgd, en dus aan
dezen te behooren, als zoodanig worden beschouwd, tenzij
gedekt, óf door consent-biljet, öf door inschrijvingen in het
bij art. 32 bedoelde register.
Deze biljetten en inschrijvingen zullen tot dekking van
dusdanig brood of meel niet langer dan twee dagen na hunne
dagteekening van kracht wezen.
Herleiding van het meel en brood tot ongebuild
meel van belast graan.
Art. 36. Bij de peiling en liet onderzoek zullen aan hon
derd pond meel van belast graan, geacht worden gelijk te
staan
100 pond ongebuild meel van tavwe of van gepelde spelt.
77$ pond gebuild meel van tarwe of van gepelde spelt.
100 pond ongebuild meel van rogge.
90^ pond gebuild meel van rogge of ongepelde spelt.
125 pond week brood van tarwe of gepelde spelt.
119 pond koek of week brood van rogge of ongepelde spelt.
88 pond hard brood van tarwe of gepelde spelt of hard
beschuit,
80 pond hard brood van rogge of ongepelde spelt.
77$ pond fijn beschuit.
Intrekking der biljetten bij peiling.
Art. 37. Al de biljetten, met uitzondering van die in art.
32 vermeld, zullen bij de peiling worden ingetrokken, en ver
vangen door een bewijs-biljet, om de gevondene hoeveelheid
brood, gebak of meel te dekken, hoedanig biljet daartoe ins
gelijks slechts gedurende eene maand van kracht zal zijn,
ten zij verlengd door den ontvanger, en nadat deze zich van
de geheele of gedeeltelijke aanwezigheid der daarbij ver
melde graanspecien heeft overtuigd.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Bepalingen omtrent den vervoer.
Vervoer van meel.
Art. 38. Geen meel van tarwe, spelt, turksche tarwe (maïs)
of rogge, hetzij ongemengd, hetzij onder elkander of met
ander meel vermengd, zal boven de hoeveelheid van tien
pond mogen worden vervoe-.I. dan tusschen zons op- en on
dergang en gedekt door eene behoorlijke kwitantie van be
taalde belasting of conscnt-b 'jet.
Evenmin zal eenig meel van gemout graan, in welke hoe
veelheid ook, mogen worden vervoerd, tenzij voorzien van
het daartoe vereischte consent-biljet.
Bij het aanvragen en afgeven van zoodanige consent-biljet
ten, moet het bepaalde bij art. 31 worden opgevolgd.
Afleveringen van meel of gebroken graan, van welken
aard ook, en dus belast of onbelast, zullen, in verband met
het vorenstaande, van geen korenmolen of werf mogen be
werkstelligd worden, dan na zons op- en vóór zons-ondergang.
Met schriftelijke toestemming van den controleur, kan een
en ander ook nit zons-ondergang en vóór zons-opgang ge
schieden.
Al zoodanig meel, hetwelk onvoorzien van het vereischte
biljet, mogt gevonden worden op straten, wegen of andere
dergelijke algemeene of bijzondere ongebouwde eigendom
men, zal worden aangehouden.
ZESDE HOOFDSTUK.
Voorschriften omtrent den invoer en den uitvoer.
Invoer.
Art. 39. De invoer binnen de gemeente van brood, gebak
of meel, bloem en zemelen van belast graan zal alleen mogen
plaats hebben te land, komende langs de Rammekens- of
Duin poorten; en te water, in de Wester- of Dokhavens.
De invoer wordt gerekend te zijn verrigt, zoodra de ver
voerders van zoodanige belaste specien, zich met deze op het
grondgebied der gemeente bevinden.
Bepaling nopens den tijd tol in- en uitvoer.
Art. 40. Tusschen zons onder- en opgang vermag geen
invoer plaats te hebben, en ook geen uitvoer, indien ter zake
van dezen laatsten teruggave van belasting wordt verlangd,
dan alleen in zeer bijzondere gevallen, met schriftelijke toe
stemming van den controleur en onder toezigt van een amb
tenaar.
Aangifte van het ingevoerde.
Art. 41. Een ieder die gemalen of gebroken belast graan,
of meel, of wel brood of eenig anrler gebak daarvan zamen-
gesteld, invoert, zal alvorens die binnen te brengen of te los
sen. verpligt zijn om, wanneer de invoer aan de landzijde
geschiedt, dadelijk, en indien de invoer langs de waterzijde
plaats vindt, onverwijld nadat de vaartuigen aan den wal
gemeerd liggen, de vereischte schriftelijke verklaring deswege
te doen, aan bet kantoor van aangifte en toezigt, gevestigd
aan de poort of haven, waar de invoer plaats heeft.
Die verklaring zal moeten inhouden den naam des invoer
ders, het gewigt en de soort van het aangevoerde en den naam
en de woonplaats van den persoon voor wien het is bestemd.
Voldoening der belasting.
Art. 42. Geen invoer zal mogen plaats hebben dan na
betaling der verschuldigde belasting.
Art. 43. Na verificatie en accoordbevinding der gedane
verklaring met het aangevoerde, is de invoerder gehouden de
verschuldigde belasting te betalen en ontvangt daarvoor een
bewijs, inhoudende:
a. den naam van het kantoor;
b. de soort en het gewigt van het ingevoerde, met vermel
ding waarin het is vervat;
c. den naam en de woonplaats van den persoon voor wien
het ingevoerde is bestemd;
d. het bedrag der betaalde belasting;
de dagteekening en het uur der aangifte
f. den tijd gedurende welken het bewijs geldig is tot dek
king van de lossing, den vervoer en inslag.
Voor zoo veel de bij dit artikel bedoelde kwitantie op zegel
moet zijn gesteld, zullen de kosten deswege door den belas
tingschuldige te gelijk met de belasting, moeten worden
voldaan.
Invoer voor ingezetenen buiten de poorten wonende.
Art. 44. Bij aanvoer van de landzijde van belaste voor
werpen, met bestemming om te worden opgeslagen bij ingeze
tenen buiten de poorten der gemeente wonende, zal, alvorens
daarmede het grondgebied der gemeente te betreden, de aan
gifte en betaling moeten geschieden als boven is omschreven.
Invoer van graan of meel van de belasting vrijgesteld.
Art. 45. Voor zoo veel betreft den invoer van de onder
litt. a, b en c van het besluit tot heffing der belasting op het
gemaal vrijgestelde graansoorten, zal de invoerder daarvan op
de bij art. 1 voorgeschrevene wijze aangifte doen, en te dier
zake een consentbiljet worden afgegeven, inhoudende al wat
het bij art. 3 bedoelde bewijs van betaling moet vermelden,
uitgenomen het bedrag van den accijns; terwijl voor het
volgens litt. c van genoemd besluit bestemde meel, de bij deze
verordening vereischte verzanding door ambtenaren aan het
kantoor van den invoer moet worden verrigt, en daarvan in
dorso van het consentbiljet moet blijken.
Teruggave bij uitvoer.
Art. 46. Er zal teruggave van belasting overeenkomstig
het tarief van invoer worden verleend, wegens al de artikelen
bij deze verordening aan belasting onderworpen, welke buiten
deze gemeente worden uitgevoerd, mits de uitvoer geschiede
met de hoeveelheid van niet minder dan vijf en twintig pond
te gelijk van elk artikel afzonderlijk, behoudens dat de bij
deze bedoelde teruggave voor roggemeel, als ook voor het
daarvan gebakken brood en ander gebak, met hooger belaste
graansoorten vermengd, enkel tegen rogge meel, brood of
ander gebak, utoet worden berekend.
(Wordt vervolgd.)
§tatcn generaal.
STAATSBEGROOTING 1862.
Hoofdstuk IX A. (Nationale militie).
Ie afd. (avtt. 113) interesten, lijfrenten en tontines f 29,733,407,03
2e 14,15) amortisatie en aflossing van i'en-
te gevende nationale schuld:
art. 14. amortisatie en aflossing
van rente gevende nationale
schuldf1,060,000
art. 15. aflossing der
geldleeningvoor een
kiezelweg van Zut-
phen naar Goor - 6,000
- 1,066,000
f30,799,407,63
De memorie van toelichting hij dit hoofdstuk bestaat uit
sluitend uit becijferingen, tot staving van de waarheid der
uitgetrokken posten. Als bijlage is daaraan toegevoegd een
overzigt van de verminderingen, die de nationale schuld
gedurende de jaren 1850 tot en met 1861 heeft ondergaan.
Daaruit blijkt dat een nominaal kapitaal van f 187,973,441,46
geamortiseerd is, waartoe eene som van f 134,243,450,30$-
is besteed. Het bedrag der bespaarde renten beloopt
f 5,676,855,20.
Hoofdstuk XII (Onvoorziene uitgaven).
Eenig art. onvoorziene uitgavenf 100,000
Van gelijke som. die voor I860 was toegestaan, is uitgege
ven onder de hoofdstukken liooge collegien van staat f 2478,
justitie f 1330,30, binnenlandsche zaken f 17,850,65, her
vormde eeredienst f 2360, roomsch katholieke eeredienst f 85,
marine f 12,333,49, financien f30,410.80, oorlog f 3607,90.
Een aanzienlijk gedeelte dier sommen was bestemd tot aan
zuivering van uitgaven, behoorende tot wettig afgesloten
diensten. Het overige heeft meestal gestrekt tot het verleenen
van eenigen onderstand aan min gegoede personen, die tot
het staatsbestuur in eenige betrekking hadden gestaan.
Ontwerp van wet op de middelen.
Bij elk der posten van dit wetsontwerp vermelden wij de
geraamde opbrengst. Het ontwerp luidt aldus:
Art. 1. Ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de
algemeene begrooting voor het dienstjaar 1862, zullen over
dat jaar worden gebezigd
1, De rijksdirecte on indirecte belastingen, accijnsen enregtcn
hierna genoemd, waarvan de raming der opbrengsten hij deze wet ig
gevoegdte weten
a. de grondlastenf 8,590,000,
b. de belasting op het personeel- 5,915,000,
c. het patentregt- 2,270,000,
d. dc accijnsen:
suikerf 2,000,000,
wijn- 1,200,000,
binnenl. gedistel. - 5,520,000,
buitenl. gedistel.- 252,000,
zout- 2,520,000,—
zeep- 1,260,000.
bier en azijn - 500,000,
geslagt- 1,380,000.
steenkolen- 856,389,99
turf- 1,164,772,73
- 16,653,162,72
e. de regten en boeten van zegel, registratie,
hypotheeksuccessie en overgang bij
overlijden:
zegelregten f 1,450,000,
registvatieregten. - 4,250,000,
hypotheekrenten- 350,000,
regten van successie
en overgang - 3,000,000,
- 9,050,000,—
f. dc regten op den in- en uitvoer, de scheep-
vaartregten, de vuur-, ton- en bakengelden
en het formaatzegel
regten op den in-
scheepvaartregtcn - 750,000,
vuur-, ton- en ba
kengelden - 300,000,
formaatzegel. - 6.S00,
- 4,056,800,—
g. waarborg en belasting der gouden en zil
veren werken (hoofdsom en opcenten). 250,000,
2. Dc inkomsten der domeinen, wegen en vaarten - 1,185,763,07
3. De opbrengst der posterijen- 2,000,000,
4. De inkomsten van dc rijkstelegrafen, daar
onder begrepen de bijdragen van gemeenten
voor de instandhouding van telegraafkantoren - 315,000,
5. De opbrengst der staatsloterij- 410,000,
6. De opbrengst van akten voor de jagt en visscherij - 95,000,
7. De opbrengst der loodsgelden- 6S3,000,
8. Het regt op de mijnen- 1,100,
9. De opcenten op de hoofdsom der volgende be
lastingen, accijnsen en regten, te weten
a. 21^ opcenten op de grondbelasting - 1,796,850,
b. 20 opcenten op het personeel- 1,183,000,
c. 28 opcenten op het patentregt- 635,600,
d. 38 opcenten van den accijns op de steeu-
kolen, benevens op het collectief zegel daar
toe behoorende- 443,610,01
e. 2S opcenten van den accijns op de turf, he
nevens op het collectief zegel daartoe behoo
rende - 475,227,27
f. 38 opcenten op de regten en boeten van
zegel, registratie, hypotheek, successie en
overgang bij overly den- 3,439,000,
Transportere .f59,448,113,07