Het getal der binnenlandsche verzondene nieuwsbladen belie]), i
in 1859 4,907.323.
I860 5,107,710,
en dat van andere gedrukte stukken
in 1859 911,8G0 vellen,
I860 988,915
Uit of naar het buitenland gingen
in 1859 1,681,498 gedrukte vellen,
1SG0 1,852.985
De opbrengst der posterijen beliep over de acht eerste maan
den van elk jaar
in 1850 f 893,057,35*
1S5S - 1,168,601.40
1S59 - 1,234,890,72*
18G0 - 1,309.513,05
1SG1 - 1.343.565,07
De afstanden over welke brievenvervoer plaats had, bedroe
gen op 1 september der volgende jaren
1850 6,247 nederlandsehe mijlen,
1851 12,700
1860 19,254 V
1S61 19,430
Aan het slot der nota verdedigt de regering breedvoerig
het bestelgeld van brieven, dat ten platten lande geheven
wordt. Zij toont onder vier punten aan
1. dat de bedoelde heffing en daaruit voortvloeijende onge
lijkheid van behandeling een gevolg is van de uitdrukkelijke
bepalingen der wet, die de kosten der bestelling in gemeenten
waar geen postkantoor gevestigd is niet van regtswcgc onder
het rijksport begrijpt;
2. dat andere landen ons opdat punt niet vooruit zijn;
datinPruissen en Hannover van eiken brief, die binnen de ste
den uitgegeven wordt, 3 cents en van eiken briefin de buiten
gemeenten 3 tot 12 cents bestelloon gevorderd wordt dat men
in Engeland wel geen bestelgeld heft, maar de belangheb
benden in vele gevallen verpligt zijn hunne brieven zelf op
het postkantoor te gaan afhalendat in vele gemeenten van
Frankrijk slechts om den anderen dag of drie malen inde
week gelegenheid is om brieven te ontvangen of te verzenden,
en dat men daar en in Belgie, door het lang onderweg blijven
van de brieven, verstoken is van de gelegenheid om per kee
renden post te antwoorden, van alle welke bezwaren men
hier, tegen betaling van een gering bestelgeld, bevrijd is;
3. dat Limburg wel is waar van het bestelgeld vrij is, doch
dat dit een gevolg is van de omstandigheid dat daar die heffing
niet bestond toen de nederlandsehe postwet er werd inge
voerd, en er, bij het bestaande voornemen om die heffing van
lieverlede overal te doen vervallen, geene reden bestond om
haar in het genoemde gewest eerst nog in te voeren
4. dat het de wensch is, het bestelgeld allengs overal op te
heffen, zoo dat het dan ook nu reeds in een groot gedeelte des
rijks niet meer gevorderd wordt. De geheele afschaffing is
echter op dit oogenblik nog gewaagd, omdat het eene zaak
is, waaruit in de gevolgen groote uitgaven kunnen voort-
vloeijen.
Hoofdstuk XI (departement van koloniën).
Ie afd. (artt. 14) kosten van het departem. f 135,682,75
2e 56) pensioenen en wachtgeld. - 10,176,—
3e Uitgaven ten behoeve van
nederlandsch Oost-Indie:
Art. 7. Onderwijs in de oostersche taal-, land
en volkenkunde enz., te Delft f 20,920
te gemoetkoming aan kandi
daat-ambtenaren voor de indi-
sche dienst-14,000- 34,920,
8. Opleiding van assistenten voor den
scheepsbouw in N. I- 2,100,
9. Opleiding van kweekelingen voor het
boschwezen in N. I- 4,162,50
10. Opleiding van kweekelingen voor het
mijnwezen in N. Imemorie.
toelage aan den ingenieur-titulair voor
de mijnen in N. If 500 - 500,
11. Traktement en toelage van den trans
lates voor de japansche taal- 3,360,
12. Opleiding van tolken voor de chine-
sche en japansche talen- 1,200,
13. Onderwijs in het maleisch aan naar
N. I. bestemde predikanten- 500,
14. Toelage aan de commissie voor de pro-
testantsche kerken in O. en W. I.- 1,000,
15. Toelage aan den secretaris der commis
sie voor de zamenstelling van een wet
boek var. strafregt voor N. I. f600
schrijfloonen en schrijfbehoeften - 200 f 800,—
16. Uitgave van een japansch-engelseh-
nederduitscb woordenboek- 6,500.—
17. Toelage van een adviseur voor cul
tuur-aangelegenheden f2,000
reis- en verblijfkosten - 500
schrijf-en teekenloonen - 1,000- 3,500,
18. Opleiding van stuurmansleerlingen
voor de gouvernementsschooners en
kruisbooten3,600,
19. Opleiding van machinisten voor de
dienst in N. I1,680,
20. Toelage voor militaire ad viesen. .- 600,—
21. Traktementen en onkosten van'hetko
loniaal werfdepot te Harderwijk .- 66,541,05
22. Studiekosten van kadetten op de mili
taire akademie te Breda, voor de O. I.
dienst f69,300
Kosten van eerste uitrusting
aan de akademie- 1,895
Traktement en toelagen aan
den leeraar in de javaansche en
.maleiscbe talen2,880 74,075,
Transporter - 350,897,30
Per transport - 305,897,30
23. Opleiding van jonge lieden totgenees-
en artsenijmengkundigen voor de O.I.
dienst- 19,900,
24. Studiekosten van officieren van ge
zondheid in speciale vakken- 1,500,
25. Verpleging van O. I. militairen in het
invalidenhuis te Leiden- 1,806,—
26. Kosten van het koloniaal militair in
validenhuis op Bronbeek- 9G,294.39
4e afd. art. 27. Subsidie aan de kolonie Suri
name Memorie.
5e 28. Subsidie aan Curasao en onder-
hoorigheden Memorie.
6e 29. Subsidie aan de kust van Guinea.
Memorie.
7e 30. Onvoorziene uitgaven-1,250.000,
Totaal van het hoofdstuk f 1,720,397.69
Wij hebben de onderdeelen der derde afdeeling van dit
hoofdstuk der begrooting zoo uitvoerig opgegeven omdat dit
de hier te lande voor de koloniën gedaan wordende uitgaven
j zijn, wier mededeeling sinds zoo vele jaren door de staten
I generaal verlangd is.
In de memorie van toelichting zegt de minister van kolo-
nien hoofdzakelijk het volgende
„De op de begrooting gebragte uitgaven welke hier te lande
in het belang van Nederlandsch-Indie worden gedaan, ge-
j schieden zonder dat hetindisch bestuur daartoe bepaaldelijk
de tusscbenkomst van het departement van koloniën heeft
ingeroepen. Eene vergelijking met de uitgaven, welke over
j 1S60 uit de koloniale geldmiddelen hebben plaats gehad, is
j niet wel mogelijk, omdat de rekening over dal jaar nog niet
is opgemaakt, veel minder goedgekeurd. De begrootingen
'van ontvangsten en uitgaven van de west-indische koloniën
en de nederlandsehe bezittingen ter kuste van Guinea zijn
nog niet ontvangen, zoo dat het bedrag der subsidien voor
memorie moest worden uitgetrokken. Dit zal derhalve door
overschrijving gevonden worden uit den post voor onvoor
ziene uitgaven, die om die reden zoo hoog is geraamd.
Eene som van f 6000 wordt aangevraagd tot de verboo
ging van de meest karige bezoldigingen der hoofd-en verdere
ambtenaven. Deze aanvraag strekt om bij de hoogere eischen,
welke meer en meer aan hen moeten worden gedaan tot het
regelmatig verrigten der steeds toenemende werkzaamheden,
de ontmoediging tegen te gaan. welke zich van velen dreigt
meester te maken ter zake van de schraalheid hunner bezol
diging, die een gevolg is van de bestaaude wanverhouding
tusschen werk en loon, en tusschen rang en inkomen. Dat er
geene overdrijving plaats heeft, valt in het oog. wanneer men
in aanmerking neemt dat hier sprake is van 35 tot 40 hoofd
en andere ambtenaren. Verder worden nog f 4000 gevraagd,
om, des noodig, aan het ambtelijk personeel nieuwe werk
krachten te kunnen toevoegen, daar de werkzaamheden aan
houdend toenemen."
De bijzonderheden betrekkelijk de professoren aan de
delftsche akademie. de kandidaat-ambtenaren, de vervaardi
ging van een japansch-nederduitsch woordenboek, de verlee
ning van den rang van adviseur voor cultuur-aangelegenbeden
aan professor de Vriese, enz., hebben wij reeds in ons vorig
nomrner, in het voorloopige overzigt van dit hoofdstuk,
medegedeeld.
Gelijk boven gezegd werd, is de raming van den post voor
onvoorziene uitgaven op f 1,250,000 hoofdzakelijk het gevolg
van het voor memorie uittrekken der subsidien aan de west-
indische koloniën en de kust van Guinea. Tot aanvulling
daarvan wordt gerekend op circa f 1.200,000. Daarbij zijn
tot grondslag genomen ongeveer de zelfde cijfers als voor het
loopende jaar, terwijl daaronder is begrepen eene som van
f 300,000 voor in 1S62 te nemen voorbereidende maatregelen
ter zake der emancipatie van de slaven.
Onder de bijlagen komt een uitvoerig stuk voor betreffende
de kosten van inrigting van het landgoed Bronbeek tot een
koloniaal militair invalidenhuis.
Hoofdstuk VIII (Marine).
Ie afd. Kosten van administratie
A. Departement (artt. 13)f 121,000
B. Directién der marine te Amsterdam,
Hellevoetsluis, Vlissingen en Wil
lemsoord (artt. 4—6)125,925
C. Inspectie en verificatie van tijdme
ters èn andere zee-instrum. (art. 7). 3,450
D. Reis- en verblijfkosten (art. 8) 24,000
2e (artt. 917) Loodswezen, betonning,
bebakening, verlichting,
quaranlainedienstenz. 864,474
3e 1828) Materieel der zeemagt en
van 's rijks werven „4,419,061,50
4e 2942) Personeel der zeemagt „2,992,340
5e 43—50) Pensioenen wachtgel
den, gratificatiën enz. 497.239
6e' 51 onvoorziene uitgaven 50,000
f9,087,589,50
Dit hoofdstuk is globaal verhoogd met ruim drie tonnen
gouds, terwijl daarentegen voor dokwerken f94,679 minder
is uitgetrokken.
De memorie van toelichting treedt in eene uiteenzetting
van de redenen der min gunstige resultaten die verkregen
zijn, niettegenstaande bet verhoogde budget sedert 1856. De
minister meent die grootendeels te moeten toeschrijven aan
te groote activiteit in verhouding tot het budget, versnippe
ring der magtin kleine vaartuigen, en te veel werven en daar
uit voortvloeijende te hooge kosten van administratie.
De eigenaardige bestemming der vaartuigen voor de dienst
in klimaten welke zoo veel verschillen met onze luchtstreek,
maakt ze ongeschikt voor de overige diensten welke er van
worden gevergd, namelijk de oceaanvaart en de verdediging
der zeegaten. Het behoort onder demoeijelijkst op te lossen
vraagstukken schepen te willen bouwen die aan de beide ver-
eischten voldoen, en men loopt gevaar, uit verlangen in één
vaartuig alle goede eigenschappen te vereenigen, een schip te
krijgen dat in geen dezer goede eigenschappen uitmunt. Men
moet dus bouwen: 4 oorlogschepen, 2 vaartuigen voor kolo
niale dienst, 3 vaartuigen voor binnenlandsche defensie.
De bovengenoemde eischen, welke aan de schepen onzer
marine worden gedaan, stellen haar in een exceptioneel
ongunstigen toestand bij vergelijking met die van andere
mogendheden, en zal wel altijd de oorzaak zijn, dat zij, wat
de zamenstelling der vloot betreft, daarbij ten achteren staat,
hoezeer de elementen, welke de nederlandsehe zeemagt uit
maken, bij die van andere natiën zonder onderscheid ten
gunstigste afsteken.
Het derde punt, onze uitgebreide administratie, is een
natuurlijk gevolg van het te groot aantal werven, zoo dat het
personeel te gering is en zeer doeltreffend over drie. in plaats
van overviel- kan worden verdeeld. Van de krachten van het
geringe personeel gaat veel verloren door den grooten omvang
en daardoor moet bij de minste buitengewone inspanning
noodzakelijk werk blijven liggen. Dit beeft men ondervond
den bij dein dienst stelling van de batterij Neptunus, waaraan
bij geene mogelijkheid zoo spoedig kon worden voldaan als
in een gegeven geval noodzakelijk mag geacht worden. Bijal
dien onverwachts tot eene spoedige wapening voor binnen
landsche defensie moest worden besloten, zou er blijken dat
een geruimen tijd moest verloopen alvorens men daarmede
gereed zou zijn.
De minister begreep de verantwoordelijkheid van een der-
gelijken staat van zaken niet op zich te.mogen nemen, maai
den toestand aan de volksvertegenwoordigingte moeten bloot
leggen, daar bij overtuigd is, dat dit de eenige weg is die tot
verbetering kan leiden. Hij zou ongaarne een toestand willen
bestendigeu. die, inogt de staat in oorlog worden gewikkeld,
de schromelijkste gevolgen na zich zou slepen. Hij is daaren
tegen ook diep doordrongen van bet gevaarlijke dat er in
gelegen is, dat telkens verwisselende hoofden' van bestuur
hunne individuele denkbeelden over de zeemagt zouden willen
in praktijk brengen en daardoor voortdurend veranderingen
maken in het kostbare materieel; welke denkbeelden nog
eiken dag gewijzigd worden en afhankelijk zijn van de resul
taten der proeven welke onze naburen nemen met houten,
ijzeren en gepantserde schepen. Hetgewigt dezer bezwaren
heeft de minister doen besluiten, voorloopiggeenebeduidende
verandering te brengen in bet door den afgetreden minister
gevolgde plan. alvorens de vertegenwoordiging bekend te
hebben gemaakt met den toestand waarin de zaken zich be
vinden en haar de gelegenheid te hebben gegeven zicli te
overtuigen dat de voorstelling juist is en de middelen, tot her
stel aangegeven, vertrouwen verdienen.
De regering schroomt niet te verklaren, dat het met de
zelfde middelen als voor 1861 zijn toegestaan, in 1862 op verre
na niet mogelijk.zou zijn aan al de eischen tot afbouw van de
schepen, die.op stapel staan, te voldoen, zoo dat zij ongene»en
is nieuwe kielen te leggen, alvorens de verdedigingsmiddelen
in voldoenden staat zijn gebragt. De cijfers der overgelegde
begrooting leveren het bewijs, dat bij den aanbouw overspan
ning heeft plaats gehad, waardoor dringend werk is achter
wege gebleven. Dit, gepaard aan eene te groote activiteit,
heelt tot de uitkomst geleid, dat de minister niet dan met zorg
de toekomst zou te geraoet gaan. indien hij niet vertrouwen
mogt, dat het gevaar voor oorlog voor het oogenblik is ge
weken.
Sedert zijn optreden heeft de minister een aantal maatrege
len genomen, welke op den gang van zaken invloed hebben
uitgeoefend, doch in geen onmiddellijk verband staan met de
voor te dragen middelen van herstel.
De regering verzoekt nu de volksvertegenwoordiging de
gevraagde verhooging toe te staan, ten einde voort te kunnen
gaan met den aanbouw der op stapel staande schepen en met
de aanbesteding der daarbij behoorende stoomwerktuigen
alsmede een aanvang te kunnen maken met de herstelling
der werf te Amsterdam.
In verband met hetgeen gezegd is van den te grooten
omvang onzer werven, bestaat bij de regering bet voorne
men om eene derzelve op te heffen en het werkvolk over
de drie andere te verdeelen. Amsterdam moet de eenige
werf van aanbouw zijn, omdat zij ligt buiten bet bereik
van den vijand en de groote handelstad alle hulpmidde
len oplevert; zij zou dan zeven hellingen bekomen.
Aan grootere schepen zal vooreerst geene behoefte be
staan; kleine vaartuigen zouden bij partikulieren of op de
werf te Willemsoord kunnen gebouwd worden. De rege
ring is van meening, dat de schepen voor de oost-indisclie
dienst niet in Nederland moeten worden gebouwd.
De werf die opgeheven zou worden is die te Vlis
singen. De opheffing zou kunnen geschieden op liet tijd
stip, dat de aldaar op stapel staande schepen zullen zijn
afgebouwd en uitgerust, als wanneer de voltooijng van den
zeeuwscben spoorweg vermoedelijk niet ver af meer zal
zijn en deze voor den handel zoo gunstig gelegene stad een
nieuw tijdperk van ontwikkeling te gemoet gaat. De werf
zou dan iot een entrepot kunnen worden ingerigt. Alvorens
men hiertoe overga, dient die te Amsterdam in behoorlijken
staat te worden gebragt, hetgeen in den tijd van vier jaren zal
kunnen geschieden.
SNEL.PERSDRUKICERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.