MIDDELBURGSS HE COURANT TWEEDE BIJVOEGSEL VAN DE van clingsdag 24 september 1861. Statest generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van maandag 23 september. AANBIEDING DER BEGROOTINGSWETTEN VOOR 1862. De minister van financiën houdt eene rede, nagenoeg aldus luidende Mijne heeren, Het gebruik vordert, dat de minister van financien, bij het aanbieden der staatsbegrooting, in eenige beschouwingen trede, omtrent den toestand van 's lands geldmiddelen. Ik heb dus de eer, terwijl de begvooting voor 1862 door mij aan deze kamer wordt overgelegd, hare aandacht in te roepen voor het volgende: In de eerste plaats zal te letten zijn op de uitkomst van de aan het jaar 1862 voorafgaande diensten, die nog niet geheel aangezuiverd zijn. Toen in het vorige jaar de staatsbegrooting voor 1861 werd ingebragt, gaf mijn ambtsvoorganger te kennen, dat van het batigslotoverhetdienstjaar 1858 nog eene som van f69,611.07 voorhanden was. Dat overschot, hetwelk bij de afsluiting der rekening bleek f70,092,72 te bedragen, werd bij de wet van .19 augustus 1861 (Staatsblad no. 74-) toegevoegd aan de mid delen van het dienstjaar 1S61tot bestrijding van de op dit laatste dienstjaar aangewezen afschrijving van het kapitaal der schatkistbiljetten, bedoeld bij het eerste lid van art. 3 dei- wet van den 18 junij 1S51 (Staatsblad no. 65). De dienst 1858 is derhalve geheel aangezuiverd. De ter algemeene rekenkamer overgelegde rekening der staatsontvangsten en uitgaven over het dienstjaar 1859 levert een overschot op vanf 5,556.864,194 Daarop is reeds aangewezen bij de wet van 7 junij 1860 (Staatsblad no. SI) tot amortisatie van nat. schuld f 1,491,449,654 Bij de wet van 19 augustus 1861 (Staatsblad no. 74) tot afschrijving van het kapitaal der voormelde schatkistbil jetten - 4,000.000.00 f 5,491,449,65 Blijft beschikbaar op de dienst 1S59 - 65,414,54 Wat de dienst 1861 aangaat, is, volgens den staat van ver gelijking, overgelegd nevens de memorie van toelichting van het ontwerp van wet op de middelen van het nu volgende jaar, het bedrag der ontvangsten als volgt Gewone ontvangstenf 62,218,867,09 Koloniaal batig slot. over 1859 - 22,559.171,43 Bijdrage uit de kolonialegeldmiddelen over 1SG0, onder de benaming vau renten van schulden, regtstreeks geloopen heb bende ten laste van 's rijks overzeesche bezittingen- 9.800,000.00 Toevoeging om te worden aangewend tot amortisatie van schuld uit de beschikbare middelen van de diensten 1857, 1858 en 1859 f 4,550,000 Idem uit het fonds voort spruitende uit koopprijzen Yan domeinen - 650,000 - 5,200,000.00 Totaal der ontvangsten f 99,778,03S,52 De uitgaven uit deze dienst gedaan of nog te doen zijn, met in achtneming eener vroeger gevolgde verdeeling, te stellen als volgt: algemeene dienst f 40,751,511,32 Rentebetaling29,644,992,52 Amortisatie13,205,196,49 Buitengewone uitgaaf voor spoorwegen - 1,000,000,00 Idem voor het defensiewezen 520,000,00 f 85,122,400,33 Vermoedelijk batig slotf 14,655,638,19 waarvan op de dienst 1861 zal zijn over te schrijvenin gevolge de wet van 16 augus tus 1861 (Staatsblad no. 71), nopens de voldoening van het aandeel van Neder land in de afkoopsom van den Stadertol f 300,783,52 in gevolge de wet van 19 augustus 1861 (Staatsblad no. 74), betrekkelijk de af schrijving van het meergemeld kapitaal schatkistbiljetten- 73,496.39 te zaraen f 374,279,91 zoodat het vermoedelijk voordeelig slot van de dienst 1S60 blijft- 14,281,358,2S De dienst 1861 zal waarschijnlijk eene bate kunnen ople veren van ruim f2,780,000, De gewone middelen werden geraamd op f 60,862,006,24^. Eene vergelijking der verkregen opbrengst over de verloo- pen maanden van het dienstjaar met het daarmede overeen komende tijdvak vau de dienst I860, geeft echter vrijheid aan te nemen, dat de opbrengst over het geheele jaar 1861 de raming zal ovevtveffen met f 1,000,000,00 Zij wordt dus gesteld opf 61,862,006,24^ Het koloniaal batig slot over i860 zal niet minder bedragen dan- 23,195,000,00 De bijdragen ter zake van den beken den rentepostuitde koloniale geldmidde len over 1861, beloopen - 9,800,000,00 Transporter f 94,857,006,24* Per transport f 94,857,006.244 Aan deze dienst is, krachtens reeds aan gehaalde wetten, toegevoegd a. uit de beschikbare middelen van de dienst 1860 (afkoop Stader; .1) - 300,7S3,52 b. uit die van de diensten 185S, 1859 en i860 (afschrijving van het bekende ka pitaal schatkistbiljetten)- 4,143,589,11 Totaal der middelen - 99,301,378,874 De aanvankelijk voor deze dienst vastgestelde begrootin gen beliepen.f 84,185,145,354 Zij werden verhoogd Het He hoofdstuk, afdeelinggehouwen, bij de wet van 20 mei 1SG1, Staatsblad no. 42, met- 20.500,00 Het Ille hoofdstuk bij de wet van 16 augustus 1861, Staatsblad no. 71, wegens den afkoop van den Stadertol met. - 310,000,00 Het IXe hoofdstuk a bij de wet van 19 augustus 1861, Staatsblad no. 73. tot in koop en amortisatie van nationale schuld met- 3,000,000,00 Het zelfde hoofdstuk bij de wet van 19 augustus 1861. Staatsblad no. 47, lot af schrijving van het kapitaal der meerge melde schatkistbiljetten met- 9,799,950,00 Totaal der begrootingen. f 97,315,595,354 waarvan men mag aannemen, dat niet zal worden uitgegeven- 800,000,00 f 96,515,595,35 4 Vermoedelijk batig slot van de dienst 1861 f 2.785,783.52 Er zal dus bij den aanvang van de dienst 1S62 voorhanden kunnen zijn Overschot van dienst 1859 f 65,414,54 1S60 ....- 14,281,358,28 1S01 - 2,785,783,52 Tezamen. f 17,132,556,34 Deze uitkomst raag inderdaad gunstig heeten. Het ware te wenschen, dat spoedig een belangrijk deel van die overschotten tot delging van schuld kon worden besteed. Doch het zal raadzaam zijn, hiertoe niet over te gaan, alvorens bij de wet beslist zij omtrent de verbeteringen van de gemeen schap van Amsterdam en Rotterdam met de zee, omtrent de afschaffing der slavernij in onze west-indische bezittingen en ook omtrent de thans aangeboden begrooting. Het is op deze laatste, dat in de tweede plaats de aandacht dient te worden gevestigd. Het eindcijfer der begrooting voor 1862 belooptf S6,434,328,39 Hiervan dienen echter, ter vergelijking van dat cijfer met dat der begrooting voor 1861 te worden afgetrokken de uitgaven thans op het Xle hoofdstuk gebragt, die vroeger regtstreeks werden gekweten uit de kolonialegeldmiddelen ten bedrage van - 1,571,538,94 Blijft. f 84,862,789,45 De begrooting voor 1861 zonderde ver hoogingen van f 9.799,950,00 voor de afschrijving van schatkistbiljetten, van f 3,000,000,00 voor delging van schuld en van f310,000,00 voor den afkoop van den Stadertol bedraagt- 84,205,645,35£ Er wordt dus meer voor 1862 voorgedragen f 657,144,094 Er is meer geraamd voor het lie hoofdst. f 3,550,00 Ille - 49,130,00 IVe - 31,023,00 Ve - 543,851,33 Vie - 5,125.00 Vile - 5.661,00 VIIIe - 253.721,50 IXe B- 43,714,00 IXe - 8,218.25 Daarentegenisminder geraamd voorliet IXe hoofdstuk A f 185,849,981 Xe - 101,000,00 943,994,08 2S6,849,9S4 Blijft de bovengemelde verhoogiug van f 657,144,094 De redenen dezer voorgestelde verhooging zijn in de bij de verschillende hoofdstukken gevoegde toelichtingen opgege ven. Het zal dus niet noodig wezen die hier te vermelden. Voornamelijk zijn het de behoeften van den waterstaat, van het lager onderwijs en van 's lands verdediging ter zee, die vermeerdering van uitgaven vorderen. Doet de begrooting zich in dit opzigt min gunstig voor, het is verblijdend, dat tegen de voorgestelde verhoogingen toe neming der gewone inkomsten des rijks ruimschoots opweegt. Die gewone inkomsten toch zijn bij eene matige raming voor 1S62 gesteld opf61,627,488,07 en werden voor 1861 geraamd op - 60,862,006,24$ dus meer voor 1862 f 765,481,824 De voorgedragen uitgaven zouden alzoo volledig kunnen worden gedekt door 's rijks inkomsten, bestaande uit de ge wone inkomsten en de bijdragen der koloniën, indien het aan de dienst 1S62 toe te voegen koloniaal batig slot van het dienstjaar 1861 slechts eenigzins overeenkwam met het cijfer der in de laatste jaren genotene batige sloten. Doch dat slot hetwelk, op grond van berekeningen, aan het einde van april van dit jaar bij het departement van koloniën gemaakt, ge acht werd f 12,200.000' te zullen bedragen, is in augustus gebleken niet meer dan f 7,200,000 te zullen beloopen. De redenen dezer vermindering, in de toelichting van het on werp der wet op de middelen breeder ontwikkeld, zijn hoofdzakelijk daarin te zoeken, dat de tinveiling minder heeft opgebragt dan geraamd was, dat in 1861 niet zoo veel koffij en suiker aan de marktkan worden gebragt als verwacht werd. en dat ter aanvulling van het geldelijk te kort in Indie veel meer wordt vereischt, dan waarop was gerekend. Ten gevolge van het lager cijfer van het batig slot gaan de begroote uitgaven van 1862 de geraamde inkomsten met ongeveer f 6,300,000 te boven. Tweederlei middel biedt zich aan ter voorziening in dat te kort. Het koloniaal batig slot van het dienstjaar 1S62 kan aan de middelen tot dekking der dienst worden toegevoegd; of een deel] der overschotten van vroegere diensten, die aan het einde van dit jaar. zoo als ik reeds heb medegedeeld, tot een bedrag van ruim f 17,000,000 aanwezig zullen zijn, kan daaronder worden opgenomen. Het bezigen van het eerste middel ware niets anders doen, dan wat tot 1S58 altijd is gedaan eu wat. met opzigt tot alle belastingen en alle andere inkomsten des rijks, en zelfs met betrekking tot een deel der koloniale baten, steeds geschiedt. Het kon nu zelfs veel veiliger dan vóór 1S5S plaats hebben, daar de wet van 19 augustus 11. (staatsblad no. 74), tot afschrijving van het kapitaal des schatkistbiljetten, be doeld bij het eerste lid van art. 3 der der wet van 18 junij 1851, de ongeregelde in 's rijks kas bestaande gaping van bijna f9.800,000 gelukkig heeft doen ophouden. Maar, be halve dat het toevoegen van het batig slot van 1862 aan de middelen van dat dienstjaar een terugkomen zou zijn op een sedert 1858 met goed gevolg betreden weg. schijnt het min raadzaam, omdat welligt eene belangrijke som uit de kolo niale middelen van 1862 ten behoeve der vrijmaking van de slaven in de west-indische bezittingen zal moeten worden besteed en daardoor het batig slot van dat jaar opnieuw ge ring kan worden. Het aanvaarden van het andere middel strijdt met de in het belang der orde van 's lands geldmiddelen te betrachten leer, dat de op de jaarlijksche begrooting uitgetrokken, ge wone uitgaven door werkelijke inkomsten behooren te wor den gedekt, en dat hetgeen geen inkomst, hetgeen een buiten gewoon middel is, ook tot dekking van buitengewone uitga ven moet dienen. Doch, wordt het koloniaal batig slot van 1862 niet aan de dienst toegewezen, dan dient wel uit de overschotten van vorige jaren, tot dekking der dienst, te worden geput. Ook verdient het opmerking, dat, indien de post van f 19,000,000 voor het aanleggen van spoorwegen op de begrooting niet voorkwam, Me geraamde inkomsten de uitgaven met ruim f 3,700,000 zouden te bovengaan. Nu kunnen de uitgaven voor de spoorwegen, hoezeer door de wet voor eene reeks van jaren aan de schatkist opgelegd, als buitengewone, als de kos ten voor een buitengewoon werk, worden beschouwd. Niet zonder grond kan dus worden beweerd, dat het toevoegen eener soin van f 6,300,000 uit de overschotten van vorige jaren aan de middelen voor 1S62 alleen noodig is, ten einde het uitgeven van f 10,000,000 voor de spoorwegen mogelijk te makenen dat bij gevolg die som tot dekking eener bui tengewone uitgaaf zal worden besteed. Inzonderheid de over- weging van dit laatste heeft geleid tot het voorstel, hettweede middel ter voorziening in het te kort te gebruiken. Wordt in aanmerking genomen, dat, wanneer dit zal ge beuren, nog altijd uit de overschotten van vorige jaren eene som van ruim f10,800.000 bij het aanvangen der dienst 1862 beschikbaar zal wezen, dan zal zeker de toestand van. 's lands geldmiddelen geenszins ongunstig worden genoemd. Er is, mits der schatkist, het zij in het moederland, het zij in de overzeesche bezittingeng eene te hooge eischen worden gedaan, geenerlei reden om zich over dien toestand te ver ontrusten. Onderscheidene omstandigheden doen zich voor, die tot het koesteren van goede verwachtingen steramen. Hierop zij, in de derde en laatste plaats, de aandacht nog eenige oogenblikken gevestigd. In den loop van dit jaar blijkt het doorgaand vermeer deren van de opbrengst der middelen op nieuw. Over de acht eerste maanden was die opbrengst in het geheel f350,927,45 hooger dan die over de acht eerste maanden van 1860. Die vermeerdering is te verblijdender. omdat de registratieregten f220,357,59, en de versterf-en overgangsregten f311,355,114 rainder dan in het vorige jaar hebben opgebragt. De uit de gezamenlijke indirecte belastingen verkregen som is f 573,201,544 lager. De directe belastingen, de accijusen en alle overige middelen, met uitzondering dei- indirecte belastingen, hebben alzoo te zamen over de acht eerste maanden van dit jaar ruim f900,000 meer opgebragt dan over het zelfde tijdvak van het vorige. De opbrengsten van den landbouw zijn, zoo veel uit de tot nog toe verkregen berigten is op te maken, met uitzondering van het gewas der aardappelen, ver van ongunstig te noemen. In de fabrieknij verheid openbaart zich vooruitgang. Nieuwe ondernemingen zijn of worden aangevangen. De scheepsbouw is staande gebleven. In de zeven eerste maanden vau dit jaar werden in de vaart gebragt 79 schepen, metende 8,648 ton; terwijl in de zeven eerste maanden van 1860 insgelijks 79 schepen, doch 11,511 ton metende, in de vaart kwamen. De aanzienlijke uitbreiding der scheepvaart, in het vorig jaar waargenomen, houdt stand. In de zeven eerste maanden van 1861 zijn ingeklaard 4679 schepen, metende 9L7>694 ton, uitgeklaard 4939 schepen, metende 927,S41 ton. In het zelfde tijdvak van I860 beliepen de inklaringen4788 schepen, melende 901,635 ton, de uitklaringen 5001 schepen, metende 934,266 ton. Had in het vorig jaar, in vergelijking met het daaraan voor afgaande. eene groote vermeerdering van den in-, uit-en door voer plaats, die vermeerdering neemt steeds toe. SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 7