MÏDDELRURGSCHE COURANT. N° 113. Donderdag 1861 19 September. ötnmmlanösrlje tij&mgm. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlissingen geschiedt de uitgave deu avond te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post f 3,40. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte doodbekendraakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent j met 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. Buitengewoon groote letters wordeu berekend naar de plaats die zij innemen. Editie van woensdag avond 8 ure. Middelburg 18 september. Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ont vangen, en ligt voor belanghebbenden ter inzage eene opgaaf wegens handel en scheepvaart van Groot Brittanje en Ierland gedurende de maand en de zes maanden, geëindigd 30 junij 1861. Zoo als men weet, is onlangs door den gemeenteraad het besluit genomen om. ter voldoening aan art. 16 van het con tract, indertijd gesloten tusschen de gemeente en de firma Robbécomp.betrekkelijk de gasverlichting, van beide zijden experts te benoemen, om te beslissen in het conflict tusschen beide contractanten. Naar wij vernemen is thans als expert voor de gemeente benoemd de heer P. M. de Ligny. en voor de concessionarissen de heer J. A. P. van Deinse, beide apo thekers en chemisten alhier, die zich een derden moeten toe liet kaatst ontvangen nommer der mail-editie van hetBata- viaasch handelsblad begint met eene „raededeeling aan den lezer" waarin wordt kennis gegeven dat de redactie van dat blad in andere handen is overgegaan. De nieuwe redactie aanvaardt hare taak met de verzekering dat zij tot. het zelfde doel en in den zelfden geest zal werkzaam zijn,en zetin breede trekken uiteen wat zij daaronder verstaat. Zij bedoelt, de bevordering van de belangen van Neder- landsch Indie, d. i. der welvaart zijner bevolking. Allereerst der inlandsche die het talrijkste is, de minste bescherming geniet en zich het rnocijelijkst regt kan vevschnffenhoe dieper men deze gezonken acht, hoe meer men verpligt is haar te verhellen. De redactie zal niet minder voorstaan de wel vaart der europesche bevolking, vooral omdat hare aanraking met de inlandsche het groote middel is om deze te ontwik kelen; zij zal zich daarom evenzeer in de bres stellen voor hen die in particuliere betrekking als voor hen die in dienst der regering werkzaam zijn. De beginselen die haar ten gids zullen strekken, zijn die des regts, der vrijheid en der orde. Voorwaar edele beginselen en wij noemen eene redactie gelukkig, die door deze bezield, om behoeften te doen kennen, maar ook behoeften te ver vullen, steeds een toon weet aan te slaan even waardig als de beginselen zeiven. Maarzij omschrijft hare bedoeling nader. Laat ons zien wat zij er onder verstaat. De redactie zal strijd voeren tegen net onregt dat den inlander, van welke zijde ook, wordt aangedaan, en zij geeft eene lange lijst van de vormen waarin dat onregt wordt gepleegd. Zij zal strijden voor het beginsel der vrijheid, en tegenover een stelsel van tucht en opvoeding door dwang, de leer plaat sen dat de handhaving der vrijheid vrijheid van arbeid, van handel, van drukpers, van geweten het eerste middel is tot. opvoeding. Maar en hier citeren wij letterlijk „terwijl de redactie onverholen de kracht der vrijheid in alle betrekkingen, ook derindische maatschappij,zal trachten aan te toonen, is zij zich levendig bewust van de groote bezwaren, door den tegenwoovdigen stand van zaken aan have volko- inene toepassing in den weg gelegd. Erkennende, dat de overgang van eene onnatuurlijke tot eene natuurlijke inrig- ting der maatschappij de zwaarste taak is ook voor de meest welwillende regering, wenscht zij bepaald te doen uitkomen, dat zij zal strijden voor het beginsel der orde. De regering is gebonden door de wet, zij heeft verpligtin- gen niet alleen jegens Indie, maar ook jegens Nederland, en mag daarom het beginsel der vrijheid niet onmiddellijk ten volle toepassen. Bovendien kan zij het niet. Indien zij b. v. plotseling ge- heelen vrijen arbeid bij de suiker-of koffijcultuur wilde invoe ren, zou deze ongetwijfeld achteruitgaan; indien zij op eenmaal alle heerediensten afschafte.zouden enkele spoed vereisehende openbare werken moeten worden gestaakt. Indien zij terstond Indie tot de markt van al hare produkten wilde maken, zou den aanvankelijk de kapitalen te kort schieten. De handha ving der orde vordert dus een bedachtzamen overgang. Maar evenzeer ter wille van haar is het noodig, dat die overgang met opregtheid gewild, en volkomen niet verbrokkeld aangevangen worde." De redactie noemt verder eenige voorbeelden oin te doen zien in welken geest zij zal ijveren voor een volledigeu overgang tot hervorming, tegenover de zucht die zij nu en dan bespeurt om door enkele op zich zelf staande vrijgevige vergunningen en proefnemingen, het verlangen naar eene geheel vrije beweging der indiscbe, maatschappij te sussen. Zij verklaart zich, ten dienste der bevolking, geheel afhanke lijk van de voorgestelde beginselen, maar in s^iien deele van eene partij. Deze laatste verklaring vooral achten wij eene gelukkige. Waar men zulke beginselen te ontwikkelen heeft, arbeidt men aan eene edele taak, men heeft een groot doel voor oogen.en de angstvallige vraag wat de vvensch is, wat de bedoelingen zijn van deze of gene partij, komt niet meer in aanmerking waar men in opregtheid met eigene overtuiging te radegaat. Voor hetgeen het Bataviaasch handelsblad zegt te willen, hebben wij groote sympathie; maar er is groot verschil tusschen wil len en volbrengen. Ovn bet doel nader te komen, behoort veel ernst en beleid; om hetwaarljjk te bevorderen, geldt het dik wijls niet alleen de vraag wat men zeggen moet, inaarhoe men iets zeggen moet, wanneer men te spreken, maar ook wanneer men te zwijgen hebbe. In het aanwenden der middelen ligt grootendeels het lot van het doel opgesloten. Wij hopen dat de nieuwe redactie daarin gelukkiger zal zijn dan haar voor gangster, die dikwijls door voorbarigheid, te groote hevigheid of onbedachtzaamheid aan de ware belangen derindische bevolking heeft afbreuk gedaan. In het programma wordt nog een punt aangeroerd dat wij niet met stilzwijgen mogen voorbij gaan. De vraag wordt gesteld „hoe de redactie zich plaatst tegenover de zooge naamde koloniale oppositie in Nederland," en het antwoord daarop bevredigt ons ten deele. In de eerste plaats: wij zien opposanten, maar eene koloniale oppositie erkennen wij niet. Wel gelooven en hopen wij dat er zich eene vormen zal, maar tot het bestaan eener krachtige, flink aaneengeslotene oppo sitie, die weeten duidelijk openbaart wat zij wil, zou allereerst een vast regeringstelsel moeten aanwezig zijn. In plaats daarvan zien wij nog transactie en aarzeling, en men kan de uiteenloopende meeningen, die zich tegen de tot nog toe gevolgde wijze van bestuur lucht geven, nietalseene oppositie aanmerken. Het Bataviaasch handelsblad spveekt dan ook, en teregt, slechts van eene „zoogenaamde." In de tweede plaats hadden wij meerdere duidelijkheid, meerdere volledig heid gevvenscht in het antwoord dat wij nu laten volgen en waarmede wij onze beschouwing eindigen. „De redactie zal geene partij voorstaan, dus ook niet deze (die der zoogenaamde koloniale oppositie). Al be tuigen wij met ingenomenheid onze instemming met zeer vele barer inzigten en met haar hoofddoel, toch wijken wij van haar af voor zoo verre zij vaak terugdeinst voor de erken ning der waarheid, dat veel vermomden dwang doorgaat onder den naam van vrijen arbeid, voor zoo verre zij de belem meringen die de tegenwoordige inrigting der indiscbe maat schappij aan den vrijen arbeid in den weg legt, te ligt telt, voor zoo verre zij nog te weinig ijvert voor het regt van Indie opzijn batig saldo, en voorzoo verre zij eene tijdelijke instand houding van het cultuurstelsel, gepaard met het streven naar de slooping daarvan, met den naam van behoud wil bestempelen." Bij den hoogen raad der Nederlanden, kamer van strafza ken, is dingsdag 17 dezer behandeld de zaak van Adriaan Polderman, oud 54 jaren, geboren en laatst woonachtig te St. Laurens, zonder beroep, thans in hechtenis, die zich in cassatie heeft voorzien tegen een arrest van het provinciaal geregtshof in Zeeland van den 3 julij 11., waarbij hij is schul dig verklaard aan moedwilligen doodslag op zijne wettige vrouw, met voorbedachten rade gepleegd, en te dier zake ver oordeeld tot de straf des doods en in de kosten. De advocaat van den rekwirant, mr. D. van Eek, heeft tegen het beklaagde arrest als middelen van cassatie voorgedragen 1schending van art. 185, eerste gedeelte, van het wetboek van strafvor dering, daar niet blijkt, dat, nahethooren van iederen getuige, aan den beschuldigde is gevraagd, of hi j iets tegen de gedane verklaring had aan te merken, en 2. schending van art. 434, in verband met art. 427 van het zelfde wetboek, omdat het hof heeft regt gedaan op testimonia de auditu. Op woensdag den 25 dezer, zal door den procureur-generaal van Maanen in deze zaak conclusie worden genomen. Uit Vlissingen schrijft men ons: Reeds lang geleden ontdekte men sporen eener verzakking aan de Dokhaven, omtrent bij de aanlegplaats van de stooiti- boot Stad Vlissingen, die in het begin dezes jaars van zulk eenen ernstigen aard werden, dat men het noodig achtte hier naar een onderzoek in te stellenwaaruit bleek dat er in de voorhaven, op die plaats hoogst waarschijnlijk ten gevolge van de aldaar gedaan wordende spuijingen een aanzienlijke ontgronding was ontstaan, die zich tot diep onder den muur uitstrekte, en waardoor de grond van de binnenzijde wegge spoeld werd. Dadelijk daarua werden vru wege de marine zeer doeltreffende maatregelen genomen om hierin te voorzien, en de verdere ontgronding, door middel van een zinkstuk met ongeveer 500,000 ponden steen bezwaard, belet. Hoewel nu ook de straat weder aangevuld en gelijk ge maakt werd, bleef er toch nog bij velen vrees bestaan, dat deze daar ter plaatse ondermijnd zou wezen, omdat men in sommige daarbij staande gehouwen nog altijd werking be speurde, en waarlijk, eenige weken geleden zag men een meerpaal, even binnen het hek der werf staande, plotseling tot op eene diepte van ongeveer 4ned. ellen in den grond ver dwijnen, waavdoor een groot gat veroorzaakt werd. Spoedig werd dit weder aangevuld, en meende men op grond van een aantal bewerkstelligde grondboringen tot eene aanmerkelijke diepte, zich overtuigd temogen houden dat de grond verder niet meer ondermijnd was. Toen men echter gisteren morgen weder eenige verzakking bespeurde, heeft men dan'- ter plaatse op nieuw geboord, waarbij de boorna een weinig vasten grond te zijn doorgegaan, plotseling naar beneden schoot, waaruit men konopmaken, datdaar nog een gat moest zijn. Aanstonds werden voorzorgen genomen om den omtrek af te schutten, welke maatregel juist ter regter tijd bleek geschied te zijn. daar heden nacht wederom een vrij groote hoeveelheid grond in de diepte gestort is. Men mag verwachten, dat deze verzakking spoedig zal her steld worden, en door een nader zorgvuldig onderzoek verdere voorvallen van dien aard, waaruit schromelijke ongelukken zouden kunnen ontstaan, voorkomen worden. Voor de arrondisseineiits regtbank te Zierikzee. werden op den 9 dezer behandeld drie zaken betreffende den burger lijken stand. Bi j vonnissen van den 16 dezer heeft de regtbank daarin uitspraak gedaan, en een ambtenaar veroordeeld in eene geldboete van f 2,50, wegens het niet vermelden in de geboorteacte van een kind. van den geslachtsnaam der moeder; een ambtenaar tot f 10 boete wegens het niet onmiddellijk inschrijven van eene hem gedane aangifte van eene geboorte terwijl de ambtenaar der gemeente Stavenisse is ontslagen van regtsvervolging. De laatste was gedagvaard wegens het bij eene aangifte van geboorte, aannemen van den voornaam Ilochart. welke het openbaar ministerie betoogde, dat een familienaam is, hetgeen het staafde door overlegging van het jaarboekje der regterlijke magt. De beklaagde beweerde daar tegen bij monde van den voor hom verschenen gemagtigde mr. J. Moolenburgh, dat de voornaam Ilochart, steeds in de familie van den aangever was gebezigd, dat deze regtbank dien zelfden naam in 18ö2 als voornaam had beschouwd dat ver moedelijk die naam afkomstig is van den oudtijds bekenden voornaam Hooghart en welligt, tijdens den franschen tijd in Ilochart is veranderd. Bij haar vonnis heeft de regtbank aangenomen de nedenluitsche uitspraak overeenkomende met Iloghart en dat dus hier een andere naam is gegeven dan de bekende familienaam Hochart. Men schrijft ons het volgende uit's Gravenhage, onder dagteekening van 1 5 september. De debuten voor het aangevangen opera-saizoen zijn thans in zoo verre afgeloopen. dat men met eenige zekerheid over de waarde der artisten spreken kan. Als geheel beschouwd, is het tegenwoordige opera-gezelschap zeer goed, zoo dat het thans wel der moeite waardig is de opvoering van eene opera bij te wonen; verleden jaar was het er geheel anders mede gesteld. De heer Tallon. premier te'nor en tous genres (beter bekend onder den naam van ténor léger) wordt als eetie groote aan winst beschouwd en is dit ook; maar hij is. gelijk alle wezen lijke aanwinsten, geen koopje en kost 2S00 francs per maand. In „Lucie" en de „Mousquetaires de la reine" reeds hoogst verdienstelijk,heeft hij inzonderheid als Arnold in „Guillaume Teil" uitgeblonken. Nooit hebben wij iemand gehoord, die met zoo veel gemakkelijkheid, smaak eu gevoel de hooge en moeijelijke passages van Arnolds rol voordroeg. In het duo van het eerste bedrijf van „Guillaume Teil" zong hij her haalde malen de hooge o en in het trio van het tweede bedrijf de cis met borststem. Het spreekt van zelf. dat de beroemde c in de slot-aria van het derde bedrijf niet mankeerde. Het meest is Tallon echter in de cantilena te bewonderen, omdat hij hier zijn talent als zanger vol gevoel en methode kan ont wikkelen. Wij hopen dat hij niet. gelijk het geval is geweest met anderen, om aan wansmaak van het publiek te voldoen, den titel van „zanger" met dien van „schreeuwer" zal ver wisselen. In de volgende maand zullen wij kennis maken met den heer Lescalier, fort premier ténor de grand opéra, den heer Michel Dennont, première basse, en mevr. de Breuck, forte première chanteuse. Wij hopen later het een en ander over hunne debuten te kunnen mededeelen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 1