MÏDDELBURGSCHE C O U R A N T. r no. Donderdag 1861. 12 September. vv. •;«r:.\s ,Jl>Ks Vl Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen deze gemeenteen Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren te» 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post 3,40. De inzending van ^dvertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone adverteatien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte doodbekendraakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 23 centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. Buitengewoon groote letters worden berekeud naar de plaats die zij innemen. Middelburg 11 september. Meer dan eens hebben wij gesproken over het onvoldoende van het brievenvervoer in onze provincie en over denadeelen die vooral hare hoofdstad daardoor ondervindt. Dat die klagten even min overdreven als ongegrond waven, willen wij met een enkel woord staven. Langs twee wegen worden in deze gemeente postpaketten aangebvagt en verzonden. Des morgens komt een post aan uitsfuitend voor de expedities uit het zuidelijk gedeelte onzer provincie en voor die welke uit of over Oost- en West-Vlaan deren gezonden worden; des namiddags een uit alle overige streken. Slechts eens per dag bestaat er dus gelegenheid tot geregelde verzending en ontvangst. Dit is reeds een nadeel dat niet alleen geen der andere hoofdplaatsen met ons ge meen heeft, maar zelfs gemeen ten van minderen rang en even ver buitenhetmiddenpunt deslandsgelegen.zijn indatopzigt gelukkiger. Van het Nieuwediep, Delfzijl en Venlo bestaat minstens twee raaal daags gelegenheid tot verzending naar de hoofdstad en elders. Wij zijn geenszins overtuigd dat eene goede postdienst in deze provincie kostbaarder zou behoeven te zijn dan in andere streken, maar al ware dit zoo, die meerdere kosten zouden in een land waar de staat het monopolie van het brievenvervoer bezit, nooit een beletsel mogen zijn om een toestand, die voor onze lezers buiten de provincie onbegrijpelijk moet zijn, onmid dellijk te doen ophouden. Het zou geene onbillijkheid zijn te verlangen dat ten minste twee maal daags geregeld vervoer plaats had, tnaai' volkomen regtmatig wordt het daarop aan te dringen bij de wi jze waarop thans de dienst is ingerigt. Schier overal wordtbij de posterijen het beginsel gehuldigd om de verzending zoo spoedig mogelijk te doen doorloopen en alle oponthoud op tusschenkantoren te vermijden, maar in onze provincie vindt dat beginsel zeer gebrekkige toepassing. Wij nemen ten bewijze hiervan slechts enkele voorbeelden. De brieven en dagbladen uit Belgie, Frankrijk en verdere zuidelijke landen, die vervoerd worden door de ambulante internationale postdienst, komen meerendeels te Rozendaal met den eersten trein des morgens ten 0 ure. juist li uur na het vertrek der postkar naar Middelburg. Zi j gaan met eene andere gelegenheid naar Bergen op Zoom om eerst den volgenden morgen naar Zeeland te worden verzonden. Het oponthoud te Rozendaal en Bergen op Zoom gezamenlijk bedraagt dus jwist 22£ uur. Met de verzending naar het vierde district, Oost- en West- Vlaanderen is het niet veel beter gesteld. De brieven daar heen wovden des avonds ten 5 ure verzonden. Bij onmiddel lijke doorzending zouden zij in den regel (men is van den overtogt der Wester-Schelde binnen een bepaalden tijd niet altijd verzekerd) ten 9 ure te Sluis, ten 11 ure te Brugge kun nen aankomen, hetgeen van te meer belang zou zijn daar langs dezen weg ook <le correspondentie met Engeland, via Ostende, plaats beeft. Nu echter blijven de brieven eerst een paar uur te Vlissingen, vervolgens den geheelen avond en een groot gedeelte van den nacht te Breskens liggen. Ook voor het verkeer der plaatsen in de provincie onder ling is de gelegenheid veelal niet gunstig. De brieven van Veere naar Noord-Beveland worden verzonden over Middel burg en Goes, en leggen een togtaf van ettelijke ureneven wel vaart tusschen Veere en genoemd eiland een veerschipper die zijne reis gewoonlijk in weinige minuten volbrengt. Brie ven die langs dien weg ongeveer in een paar uur te Wisse- kerke of Colijnsplaat zouden zijn,bereiken hunne bestemming soms eerst in nagenoeg 24 uren, daar ze meermalen eerst des morgens worden gedistribueerd. Tusschen Middelburg en Vlissingen neemt het verkeer jaarlijks toe. Ten bewijze van de behoefte aan eene drukke gemeenschap tusschen beide plaatsen kan dienen dat alleen per omnibus omtrent 4Ü,Ü00 personen 'sjaars worden ver voerd. De afstand is ruim een uur gaans en echter bestaat er geene gelegenheid om tusschen 7 uur 's avonds en 10 uur 's morgens een brief van Middelburg naar Vlissingen te ver zenden. Tot deze enkele voorbeelden willen wij ons voor het oogeu- blik bepalen; zij waren met vele te vermeerderen, maar deze weinige zijn voldoende om het gebrekkige en onregelmatige van het brievenvervoer duidelijk te doen in het oog springen. Zullen de handel en nijverheid die nog in Zeeland zetelen, voor verder verval bewaavd blijven, dan is het hoog noodig dat in het postwezen spoedig verbetering koine. En die verbete ring kan niet uitblijven, indien de regering het oor leent aan den vvensch onlangs} in ile beide kamers der staten gene raal uitgesproken. Onderscheidene leden die in mei 11. tegen liet ontwerp tot nadere wijziging der postwet stemden, oor deelden dat, zoo de schatkist aanzienlijke sommen, uit de inkomsten van het brievenvervoer voortspruitende, missen kon, die in de eerste plaats moesten worden aangewend tot verbetering van de binnen- en buitenlandsche dienst. Wij hopen dat aan die verbeteringen krachtig de hand zal worden geslagen en dat ook Zeeland daarin deelen zal. Voor onze industrie zijn thans bemoedigende vooruitzigten geopend, maar de verwezenlijking ligt nog in het verschiet. Eene uit breiding en meer voldoende regeling der postdienst zou reeds nu kunnen worden tot stand gebragt, en de gunstige gevolgen zouden zich onmiddellijk doen gevoelen. Men schrijft ons uit 's Gravenhage, dd. 9 september „Dezer dagen is hier de circulaire rondgezonden, waarbij de belangstellenden worden uitgenoodigd tot deelneming aan de oprigting van een zoölogisch-botanisch genootschap van acclimatatie, teneinde eenen zoölogisch-botanischen tuin te stichten. „Dit plan is reeds lang in de pen en schijnt dus niet zeer gemakkelijk verwezenlijkt te kunnen worden. Dit komt ons heel natuurlijk voor; want zal zulk een tuin alhier kans van slagen hebben, gelegen als hij zal zijn tusschen de diergaarden en botanische tuinen van Rotterdam en Amsterdam, waar mede het eene illusie is te denken dat hij zou kunnen concur reren? Doet hij werkelijk aan de genoemde invigtir.gen afbreuk dan is het nog meer te beklagen, want dan zullen wij op een traject van veertien uren gaans drie misgeboorten van diergaarden hebben 1 Men heeft dit reeds zoo zeer gevoeld, dater besloten moet zijn in den residentie-tuin geene vleesch- etende dieren op te nemen. Echter blijkt dit niet uit de circulaire, die daarvan niet gewaagt, maar een grootsch voor- uitzigt opent door te zeggen„Het genootschap heeft de strekking de kennis van dieren en planten, zoo wel van Neder land als van zijne buitenlandsche bezittingen, en iu het algemeen van de voortbrengselen der natuur, te bevorderen en uit te breiden. Dit beoogt het door onderwijs en aanschou wing. Daartoe zal bet trachten eenen geregelden cursus te openen, geschriften te doen uitgeven en eenen zoölogisch- botanischen tuin te stichten.waarin levende dieren en planten zullen verzameld, aangekweekt en aan proeven onderworpen wovden, en waaraan later een museum van natuurlijke his torie onzer buitenlandsche bezittingen zal worden toegevoegd. Het genootschap en zijne stichting zal het vierde van dezen aard m Europa, het eerste in Nederland zijn." Men ziet, dat voor zulke uitgestrekte plannen het nu ge vraagde kapitaal van f 150,UUO inderdaad niet te groot is. liet wordt verdeeld in drie seriën, en zoodra de eerste van f 50,000 is volteekend. wordt de vereeniging geacht tot stand te zijn gekomen. Ten einde de deelneming vooc alle beurzen toe gankelijk te maken, zijn de aandeelen gesteld op f50, te voldoen in vier driemaandelijksche termijnen. Deze bepaliug is onzes inziens nog de eenige die kans geeft op het slagen van de onderneming, daar nu zeker verscheidenen zullen deelnemen, die zich hadden moeten onttrekken indien men het oud aristocratische gebruik van f 500. f 1000 of f 5000 had gevolgd. Men ziet incredibile dictu dat, althans op financieel gebied, de democratische denkbeelden tot zelfs iu de residentie beginnen door te dringen. Uit Dordrecht wordt ons liet volgende gemeld De hoofdcommissie tot oprigting van het standbeeld van Ary Schetter heeft bepaald dat de plegtige onthulling daarvan zal plaats hebben in den loop der maand mei van het volgende jaar. De feestrede zal bij die gelegenheid gehouden worden door den heer W. R. Veder, predikant bij de nederduitsche hervormde gemeente alhier en lid van de hoofdcommissie. De vervaardiging van de feestcantate is opgedragen aan den dichter S. J. van den Bergh te 's Gravenhage. Uit Amsterdam schrijft men ons liet volgende De vriendelijke, goed verlichte zalen van Arti et Amicitiae zijn geopend en versierd met een vrij groot aantal schilde rijen, waaronder verscheidene van reële kunstwaarde. Ik wil u dezen keer onderhouden over diegenen welke mij, bij eene eerste beschouwing, zoodanig getroffen hebben, dat ik er een tweeden keer heen ben geweest om alleen die stukken nogmaals te bezigtigen. Ik wil daarmede niet beweren, dat er niet meer schilderijen zijn die de aandacht verdienen, maar de tentoon stelling duurt verscheidene maanden en wij hebben dus den tijd. Een der voortreffelijkste schilderijen is voorzeker het kapi tale landschap van W. lloelofs. Voor vele jaren reeds bewon derde ik de hoornen van dien talcntvollen kunstenaar en het deed mij leed, dat iemand die voor het moeijelijkste niet behoeft terug te deinzen, ons in den laatsten tijd slechts schil derijtjes met molentjes en grondjes liet zien. Het is waar. hij wist er eene poëzij in te leggen waardoor hij altijd zeker was succes te hebben, maar op den duur werden toch die onder werpen wat eentoonig. Wat voor den figuurschilder het levensgroote menschenbeeld is, zijn de boomen voor den landschapschilder, en even als er vele figuurschilders gevon den worden, die niet in staat zijn orri door stift en penseel alle spieren en bewegingen van den rnenseh weer te geven,zijn er ook slechts weinige landschapschilders die in het overtoo- veren van forsch geboomte, vooral waar de eik zich afteeke- nen moet vóór de beuk. en de populier weder vóór den eik. niets te kort schieten. Ik ken slechts een hollandschen land schapschilder, die Roelofs in het op het paneel brengen van boomen evenaart, namelijk B. C. Koekkoek, maar ik moet rond weg evkennen dat de stukken van Roelofs meer breed heid van behandeling, en een meer waar en krachtig koloriet bezitten. Ook de kleine schilderij is, hoewel eenvoudiger van onderwerp, hoogst verdienstelijk. Roelofs moet, dunkt mij. overal als een reëel kunstenaar worden erkend. Een ander schilder, wiens roem nog niet zoo vele jaren gevestigd is, maar die in den laatsten tijd een groo. en el ver diend succes heeft gehad, is J. H. L. de Haas. Hij leverde twee kapitale stukken. Het eene stelt eene hollandsche boer derij voor, waarop natuurlijk de beesten niet zijn vergeten. Het zonlicht is er uitmuntend in uitgedrukt, en zoo wel liet geheel als (ie deelen verdienen allen lof. Het is een behagelijk, fraai gestoffeerd en tevens krachtig landschap, en toch trok mij het andere stuk nog meer aan. Het „landschap na de overstrooming" is indrukwekkend door natuurlijkheid en treurige poëzij. liet is met deze schilderij dat de Haas te UtrechtV.ijne gouden sporen verdiende, en ik zeg met volle overtuiging amen op de uitspraak der commissie. Ik hoop dat het aangekocht worde voor de verloting, want sombere voorstellingen vinden onder de liefhebbers slechts zelden koopers, en het komt mij toch voor dat dit stuk niet onver kocht mag blijven. Onder de stadsgezigtschilders bekleedt sinds vele jaren K. Karsen eene eerste plaats. Ik heb reeds zóó veel schoons van dien meester gezien, maar ik zou toch durven beweren dat in één opzigt. zijn „gezigt op de stad Schweinfurt aan de Main1' zijn vorig werk overtreftik geloof namelijk niet dat hij ooit een eleganter kabinetstuk vervaardigd heeft. De compositie, de verlichting, de helderheid in de schaduw, het transparente water, de allevliefste stoffering met scheepjes, alles is even riant en behagelijk. Het doet mij leed dat een tnan als Karsen. hoe geacht ook, tegenwoordig niet zoo algemeen wordt erkend als hij verdient. De oorzaak ligt voor een deel aan de thans heerschende realistische rigting, die voorzeker wel hare goede zijde heeft, en verre te verkiezen is boven de sentimenteel- romantische die haar is voorafgegaan, maar toch ook nog niet de ware is. Men dweept met liet natuurlijke niet alleen, maar zelfs met hetplat-natuurlijke, en een man met zooveel dich terlijke imaginatie als Karsen, kan onmogelijk in het plat- natuurlijke smaak vinden. Het valt niet te ontkennen dat voor eenige jaren zijne composities wat al te veel uit eigen verbeelding waren opgebouwd, doch sedert hij zijne belang rijke reis door Duitschland, Oostenrijk en Hougavye heeft gedaan, heeft hij ook daarin groote vorderingen gemaakt. Daar heer^cht echter bij velen liet wanbegrip dat een hol- landsch kunstenaar niet anders dan hollandsche onderwerpen moet kiezen. Ik geloof dat de schilder daarin geheel vrij moet zijn. Laat Springer, een leerling van Karsen, zijne sehoone, hollandsche markt-, stvaat- en kevkgezigten vervaardigen, ze geven hem gelegenheid tot rijke figuur-stoffering, waarin hij zijn gelijken niet heeft; laat Weiszenbruch zijne onderwer pen zoo plat mogelijk kiezen, hij vindt in brokken muur en hoog oploopende huizen de gelegenheid om met pikante ver lichting te tooveren; laat Verveer in zijne schilderachtige achterbuurtjes dommelen en met geestige snelliclnjes werken, maar laat toch ook vooral Karsen bij dat alles.wat,hoe schoon ook, toch voor zoo verre de onderwerpen betreft, wat alle- daagsch blijft, ons boeijen met zijne rijke gezigten op aan rivieren liggende steden waardoor hij het geure meer tot het landschap doet naderen. Wie schildert water, schepen en muren als hij S. Altmanu heeft een portretstuk geleverd, dat ook zeer eene bijzondere vermelding waard is. Het stelt vier kinderen voor, welke niet bellen blazen bezig zijn. De compositie is moeijelijk maar volmaakt geslaagd, en koeweide vleeschklenr der kopjes wat te wensclien overlaat, is daarentegen de teeke- ning van elke figuur bezield of onbezield zóó juist als men slechts zelden van een nederlandsch kunstenaar ziet. Wij hebben van dien meester nooit iets bezigtigd, dat hierbij te vergelijken was. Het zeegezigt van II. Koekkoek jr. is eene stoute en krach tige schilderij, eu behoort ook stellig onder het beste wat hij ooit geëxposeerd heeft. Daar is een man in de kunst, die op de tentoonstelling veel voem inoogst, al heeft hij geen enkele schilderij geexposeerd. terwijl toch de bekende spreuk,,qu' il brille parson absence" niet geheel op hem van toepassing is. Ik bedoel de figuur-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 1