eenig belangrijk resultaat. De hoop die men op den goeden
uitslag der tegen Antasarigerigte manoeuvres gevestigd had,
is geheel verijdeldde kolonne Schuak heeft onverrigter zake
moeten terugkeeren. Volharding zij ons echt nederlandseh
wachtwoordzij alleen zal ten slotte de overwinning kunnen
schenken die, zoo zij door dapperheid en beleid verkrijgbaar
ware, sinds lang verkregen zoude zijn.
Van de overige buitenbezittingen zijn geene berigten van
eenig belang ontvangen; er heerscht de gewone rust, hier en
daar afgewisseld door zeeroovers.
De opbrengst van 1-0.000 pic. kofHj, op 1 dezer te Padang
geveild, is geweest f32,92 per picol, terwijl bij de vorige vei
ling f 35,63 besteed geworden was.
Op Java duurt ile regentnousson nu reeds ongeveer drie
maanden langer voort dan zij er regt op heeft, waardoor
natuurlijk verschillende gewassen met schade worden be
dreigd. In de residentie Bagelen, waar het na de overstroo
ming van februarij geplante tweede gewas mede mislukt is,
zou een hongersnood onvermijdbaar zijn zonder de groote
opofferingen waardoor de regering die ramp tracht te voor
komen. Gebrek zal er, tot den volgenden padie-oogst, in elk
geval blijven heersclien.
In China en Japan is voor het oogenblik alles rustig, wat dc
europeanen betreft. De hongersnood in een gedeelte van
Britsch Indie vermindert in vreesselijkheid.
De kordate en vrijzinnige taal van den heer Loudon heeft
bij de ingezetenen van Nederlandseh Indie het vertrouwen in
dit ministerie doen herleven; men verwachtzeer veel van hem,
vooral indien de keuze van een gouverneur-generaal zoodanig,
is dat ook van die zijde op krachtige en eerlijke medewerking
kan worden gerekend. Ouder de kandidaten in Nederland,
die thans nog genoemd worden, is er geen aan wien de publieke
opinie in Indie, zoo zij geraadpleegd werd. in eene zaak die
misschien kan gezegd worden haar aan te gaan, hare stem zou
geven. Uit de stembus op Java zou ongetwijfeld voortkomen
één van deze twee namen mr. A. Prins of jhr. nir. IJ. C. van
der Wijck. In het algemeen moge de benoeming vaneen
oudgast (in den niet-staatkundigen zin van het woord) tot
gouverneur-generaal minder aan te prijzen zijn. het is zeker
dat overwegingen van kleiner belang moeten wijken voor de
hoofdzaak, wanneer alleen onder de oudgasten waardige kan
didaten te vinden zijn.
De laatste mail bragt ons eenige exemplaren van het werk
„Java. or how to manage a colony" van den engelschen advo
caat Money; men zou aan de voorstellingen en gevoelens van
dien schrijver in Nederland minder gewigt hechten dan men
schijnt te doen, zoo men wist dat hij alles gezien heeft dooi
de regerings-bril, die men hem welwillend op den neus gezet
lieeft, zoo dat zijn geschrift in werkelijkheid niets anders is
dan een monument van ligtgeloovigheid. Men zal overigens
liet antwoord op dat boek hier niet schuldig blijven.
Yoor het overige zijn de berigten van belang ontbloot.
Den 4 julij is te Batavia de komeet ook waargenomen, en
vermoedelijk helderder dan hier te lande, alzoo men berigt
dat zij in luister en lengte van den staart die van 18)8 verre
overtrof.
De ingenieurs G. Borse en A. van Kerkwijk hebben een
uitvoerig verslag gedaan van hunne verrigtingen tot herstel
van den telegraaf kabel tusschen Batavia en Singapore, waar
toe de schroefschooner De draak te hunner beschikking was
gesteld. Op dc reede van Batavia was de kabel ter dikte van 3
a 4 strepen met eene korst omgeven van geringe hardheid, doch
geheel afgescheiden nan den omringenden modder. Onder
deze korst was de kabel geheel onbeschadigd en de ijzerdraden
zoo blank als of zij gepolijst waren. Op de beschadigde plaat
sen is de kabel met ijzerdraad versterkten metgoeinoeti-touw
omwoeld, omdat zich daaraan geene schelpen vasthechten.
Men koestert de gegronde hoop. dat de kabel weldra over
de geheele lengte hersteld zal zijn, en na ontvangst van zekere
werktuigen tot bekleeding in eenen voldoenden toestand
gehouden zal kunnen worden.
êSuigcrlijke stand.
Middelburg.
Eerste huwelijksafkondiging den 25 dezerG. P. deCloedt,
jm. 22 j. met M. C. H. C. Franquinet, jd. 31 j. F. de Vos
Burchavt, jm. 22 j. met K. P. Weber, jd. 21 j.
Vlissiugen, van 17 tot 24 augustus.
GehuwdJ. G. Lamorée, jra. 28 j., met E. F. Maas, jd. 20j.
J. M. Bouwman, jtn. 3S j., met A. de Pierre, jd. 33 j.
BevallenM. Stevens, geb. Maas, z. P. J. Pattist, geb.
van de Vrede, z. A. M. Ie Roy, geb. Tanis, z. J. Joziasse,
geb. de Rijke, z. W. C. Schot, geb. Pacoud, d. A.C.R. Tu
ning. geb. Bosschart, z.
OverledenS. van der Eyke, d. 1 j. P. C. S. Schouten, d.
4 w. C. F. J. Schouten, z. 4 w. W. J. van Raust, z. 13 j.
G. II. W. Nagel, jd. 20 j. J. G. Wegeling. z. 16 m. P. van
Delft, jm. 26 j. C. Kokelaar, z. 26 ra. C. H. dc Keizer, d.3 w.
M. C. J. Polderman, vrouw van P. Engelse, 42 j. H. Plasse,
z. 2 j. A. Oudijk van Putten, wedn. van J. Torman, 81 j.
P. Smits, d. 6 ra.
Goes, van 17 tot 24 augustus.
GehuwdF.Harinck,jm.25j.,met M. Hoogerwervejd. 21 j.
Bevallen: M. E. de Lange, geb. Merison, z. N. Boer, geb.
van 't Zelfde, z. C. Goossen, geb. Reijnhont, z. M. C. Liplijn,
geb. Cardon,
OverledenP. Crombouw, jd. 83 j.
Zierikzee, van 17 tot 24 augustus.
Bevallen: D. Smits, geb. Knuist, z. J. Horrevoets. geb.
Vingerhoed, z.
OverledenJ. van Duin, d. S n».
Thermometerstand.
26 aug. 's av. 11 u. 62 gr.
27 's morg. 7 u. 65 'srnidd. 1 u. 72 's av. llu. 62 gr.
28 's morg. 7 u. 64 's tnidd. 1 u. 76 gr.
BRIEVEN
OVER HET
KUNSTCONGRES TE ANTWERPEN.
IV.
Antwerpen, 21 augustus 1861.
Vr aag mij niet, mijn waarde, of het een „baantje" was, na
een avond van zoo veel genot, als het concert ons verschaft
had, en waarna al wederom het „kunstverbond," zoo als men
hier den Cercle artistique vertaalt, ons gezellig bijeenriep
vraag mij niet of er geestkracht, lichaamssterkte toe vereiseht
werd oin gisteren ochtend, den tweeden dag van het congres,
behoorlijk op zijn post te zijnwant uw onderdanige dienaar
was niet de eenige die na dezen driedaagschen feesttogt al
wat begon te gevoelen van eene zekere loomheid en matheid,
waartegen de geest zich wel verzet, maar waaraan het vleesch
maar al te zeer onderworpen is. Toch zou ik hem beklagen
die uit vermoeidheid na den aanvang van het congres was
binnengekomen, welks zitting aanving met het benoemen van
een nieuwen eere-ondervoorzitter, graaf van Kalkreuth, afge
vaardigde van Saksen-Weimar, en met het substitueren van
den heer Mazel, die voor die eer bedankt had, door den baron
van Brienen van Grootela^idt (zoo als de algemeene lijst dei-
tot het congres toegetredenen den naam van van Brienen van
de Groote Lint radbraakt henevens dien van het grootste deel
der hollauders), in die zelfde betrekking voor Nederland. De
weggeblevene immers miste de voorlezing van den brief van
Victor Hugo, welke op verzoek van het congres bij uitzon
dering werd medegedeeld. In dat schrijven geeft de beroemde
balling zijne sympathie le kennen voor hetgeen het congres
te verrigten heeft, het bespreken namelijk van vraagpunten
die de regeringen veel liever vvenschen te verschuiven dan te
beslissen. Hij drukt er zijne hoop in uit, dat de besluiten van
het congres strekken mogen in het belang van den eigendom
der voortbrengselen van letterkunde en kunst; want die
eigendom, beweerde hij te regt, is geen gewone eigendom
maar eene schepping. Tot heden toe heeft de wet de letter
kundigen en kunstenaars beroofd van de vruchten hunsgenies,
zonder le bedenken dat men volgens de zelfde beginselen,
den eigenaren hunne bezittingen zou kunnen ontnemen. Ilij
verklaart voorts dat hij een volkomen vertrouwen in het con
gres stelt en voegt er krachtig bij„niet gclooven is magte-
loos zijn; zoo het geloof eertijds bergen heeft verzet, thans
heeft het de magt de natiën op te wekken." Hij eindigt met
op te geven dat een keelziekte,waaraan hij reeds leed toen hij
nog zijne parlementaire roeping te volgen had, hem belet
deel te neuien aan de beraadslagingen der vergadering. Een
donderende toejuiching bekroont de voorlezing van dit epistel
De rapporteur der eerste sectie, welker zitting naar men mij
berigt heeft, allerbelangrijkst was, zoo als straks blijken zal, en
waarin onze van Lennep meteen weergaloozegemakkelijkheid
in het fransch het woord heeft gevoerdde heer Waïbroek,
advocaat te Gent, berigtte nu dat deze sectie, alvorens de
op hare agenda geplaatste kwestien van praktisch en stoffe
lijk belang te behandelen, van oordeel is geweest dat het vol
strekt onvermijdelijk was de belangrijke vraag in overweging
te nemen of de eigendom van kunstwerken altoosdurend dan
wel tijdelijk wezen moest. Na langdurige en gewigtige dis
cussie besloot men met S3 tegen 44 stemmen dat de eigendom
slechts tijdelijk behoort te zijn. Men heeft beweerd dat daar
om verscheidene leden tegen die stemming geprotesteerd
hebben, omdat zij van meening waren dat die meerderheid
slechts is verkregen doordien een aantal lieden die niet tot
deze afdeeling behoorden, de cohorte der bestrijders van den
eeuwigdurenden eigendom zijn komen versterken.
Dat dit duitschers zijn geweest, is mij in het oor gefluisterd,
en ik moet u bekennen dat ik, zoo het waar is en al keur ik de
daad ook afmij verheug over het resultaat. Waar zou het
met de gedachte heen, indien zij. uitgesproken, slechts het
eigendom bleef van hem die ze ten beste gaf aan de wereld?
Ik laat hier het rapport zelve zoo veel mogelijk volgen
Deze afdeeling is niet van meening geweest dat het congres
van Antwerpen eene voortzetting was van dat van Brussel
(in 1859 gehouden), en dat men geen acht had tc geven op de
aldaar genomen besluiten.
Te Brussel werd de kwestie van den duur der regten des
schrijvers op zijne werken voorgesteld en beslist. Hier, in te
gendeel, is men op andere kwestien gevallen, en men vraagt
nu vooral welke de middelen zijn der regeringen om de kun
stenaars in bescherming te nemen tegen hetbedriegelijk copi-
eren hunner werken.
Het voorstel der meerderheid, die het congres van Antwer
pen heeft willen beschouwen als eene voortzetting van dat van
Brussel, is dus ter zijde gesteld, en door de meerderheid be
slist. dat de kwestie der perenniteit" als niet officieel door
het congres voorgesi'éld, ook niet door het congres kan wor
den opgelost.
Een aantal sprekers hebben het woord gevoerd. Men heeft
de kwestie onderzocht of de schrijvers het regt hadden op het
eeuwigdurend bezit hunner werken in den persoon hunner
erfgenamen; of wel dat zij slechts eigenaars blijven in den
meest uitgestrekten zin des woords, zoo lang zij bezitters van
hunne werken zijn, en nog of zij. wanneer ze deze verkocht
hebben, een uitsluitend regt behouden om ze te reproduceren.
Eenige pasten hierop het regt van eigendom toe in zake
van meubelen, en staafden het regt van eigendom van den
mensch op zijn arbeid. Bezit de menscli onbezielde stoften en
slaagt hij er in deze op eene of andere wijze, nuttig voor zijne
behoefte, eene herschepping te doen ondergaan, wanneer hij,
in één woord er een werktuig van maakt dat den vooruitgang
bevordert, dan drukt hij daarop den stempel der persoonlijk
heid. Zijn werk is zijn wettig eigendomde denkbeelden
behooren aan een ieder. Niemand is eigenaar der Waarheid,
maar de auteur is eigenaar van den vorm, van de wijze waarop
hij zijne gedachten uitdrukt.
In zaken van kunst drukt eene schilderij, een beeld, eene
gedachte onder een stoffel ij keu vorm uit, en men kan zeggen,
dat, als er een vorm bestaat, die den mensch verpersoonlijkt en
hem als zoodanig teruggeeft, dit de kunstvorm is.
Neemt verschillende leerlingen van de zelfde school, ge
vormd door den zelfden meester, en laat hen een kunstwerk
uitvoeren onder bepaalde voorwaarden, en in welke laatste
het aantal en de houding der personen bepaaldelijk zijn aan
gewezen. Welnu, wat moeite men ook aanwende om gelijk
soortige werken te doen ontstaan, zoo zal dit eene onmoge
lijkheid wezen, eu ieder leerling zal op ziju werk zijn eigen
stempel drukken. Ziedaar het wijsgeerig argument ter gunste
van de onverjaarbaarheid van liet regt.
Men heeft beweerd dat wanneer de kunstenaars dit eischen,
dit slechts hetgevolgis eencr lage hebzuchtige gedachte; maai
er is iets anders, namelijk dat hij in zijn werk de rioodige mid
delen vinden moetom zich zeiven en zijn gezin te onderhou
den. En van beideöf hij moet hulpmiddelen ontvangen van
den staat, öf zich wenden tot een vermogend manhij moet
de dienstwillige dienaar van de regering of een hoveling zijn.
Wij willen het een noch het ander. De kunstenaar moet ten
minste in de zelfde verhouding gesteld worden als de minste
werkman. Hij moet kunnen leven van zijn werk en zijne erf
genamen met hem.
De kwestie van den kunsteigendom levert geen bezwaren
op zoo lang de kunstenaar in het bezit van zijn werk blijft
hij mag liet breken, bij mag een meesterstuk vernielen, omdat
de maatschappij geen regt heeft tegen over den kunstenaar-
eigenaar, maar de bezwaren vangen aan als de kunstenaar
zijn werk heeft verkocht.
Een beeld dat eene schoone gedachte afspiegelt en edele
gevoelens opwekt is niet volmaakt een persoonlijk voort
brengsel bet denkbeeld ontstaat in den geest van den mensch
op dat het dezen verlate; het moet een vorm aannemen, en
door dien aan te nemen treedt het in de maatschappij. Door
dien de denker, de kunstenaar dus hun denkbeeld onder een
bepaalden vorm brengen en uitdrukken, worden zij daardoor
publiek domein.
Van dat oogenblik af behoort dat denkbeeld aan geheel
de wereld door het eigendom aan den kunstenaar te laten,
geeft men hem regt ec-n verstandelijken moord te begaan.
Niemand mag vernietigen wat nuttig is, wat strekken kan
om den vooruitgang der maatschappij te bevorderen. Er is
aangevoerd dat men God zelf het regt zou ontzeggen te ver
nietigen wat den vooruitgang van den mensch zou kunnen
bevoordeelen; men kan den mensch niet toestaan, wat men
aan het Opperwezen zou willen weigeren.
Gaat men nu over tot het practisclie dan ontmoet men ook
groote hinderpalen in het toepassen der onverjaarbaarheid.
In 1793 bestond zij een oogenblik, doch weldra is men van
dien volstrekten eigendom teruggekomen. In Oostenrijk, in
Denemarken, in Noorwegen, in Duitschland heeft men het
eeuwigdurend bezit niet aangenomen.
Wijsselijk nooiligde de voorzitter ook de vergadering uit,
deze niet op de punten van beschrijving voorkomende vraag
onbehandeld tc latenwant, zoo het congres tot het behande
len var» die zaak overging, zou zijns inziens het hooge gewigt
der vraag beletten ai de overige aan de orde gestelde onder
werpen in overweging te nemen.
Dadelijk bestreed de zeeschilder Gudin dit voorstel. Met
warmte en eene groote gemakkelijkheid van spreken verklaar
de hij zich voorden altoosdurenden eigendom der voortbreng
selen van kunst, en uit naam van alle fransche kunstenaars
smeekte hij de vergadering zich met dit punt onledig te willen
houden. Het spijt hem van zijne duitsche kunstbroeders dat
zij zijn gevoelen niet deelenen hij betreurt het te meer, om
dat hij van hen heeft vernomen dat de eenige reden waarom
zij in dit opzigt verschillen van hunne fransche kunstbroeders
o-clegeu is in de vrees neen in de zekere overtuiging, dat de
pruissische en oostenrijkschc regeringen nimmer zullen mede
werken tot de erkenning dor beginselen van het eigendoms
recht. Was dit waar? Ik durf het niet beslissenwant toen
de heer Dietz, een schilder uit Munchende meening zijner
landgenooten wilde kenbaar maken, vingen deze heeren
terstond aan met ja en neen door elkander te schreeuwen, al
vorens de voorzitter het punt in stemming had gebragt. Een
uitbundig gelach van alle kanten was het gevolg van deze een
heid en eenstemmigheid der zonen des deutschen Vaterlands.
De minister van binnenlandsche zaken van Belgie beklom
het spreekgestoelte, nadat eerst baron Taylor van Parijs zich
had doen hooren in den zelfden geest als de zeeschilder Gudin,
en heftig bestreden was geworden door den heer Vervoort,
voorzitter der kamer van vertegenwoordigers, die het congres
bezwoer den kostelijken tijd niet te gaan verspillen inetnutte-
loozc beraadslagingen. De lieer Rogier werd door een drietal
salvo's van toejuichingen begroet. Ook hij verlangde niet dat
er van de orde van den dag zou worden afgeweken, en op uit
stekende wijze stelde hij in het licht dat zij rijk genoeg is om
de zitting te vullen. Gaarne greep hij deze gelegenheid aan
om zijn dank te betuigen aan de vergadering die hem wel tot
haar eere-voorzitter had willen benoemen, minder zoo als hij
zich uitdrukte „als officieel persoon, dan wel als vriend der
kunsten." In eenige woorden betoogde hij het nut dezer inter
nationale congressen, die de voortreffelijkste mannen op het
gebied van letterkunde en kunst in Europa met elkander in
aanraking brengen, en tusschen de volken betrekkingen in
het leven roepen, langzamerhand geschikt om al meer en
meer de kansen van een algemeenen oorlog te verschuiven.
Niets is voor het overige geschikter dan de aangelegenheden
der kunst bij de verschillende natiën te bevorderen, want de
groote kunstenaars behooren aan de geheele wereld.
Na deze redevoering, die luide werd toegejuicht, wilde de
vergadering geen andere sprekers hooren, die over het ge
noemde punt waren ingeschreven, en met overgroote meer
derheid werd er besloten dat het congres, overgaande tot de
orde van den dag, de vraag of de eigendom van kunstvoort
brengselen al dan niet eeuwigdurend zijn zal, niet zal behan
delen.
Dat besluit had men niet durven voorzien. Immers het
grootste aantal kunstenaars (en uit deze bestond de meerder-