moeting te schetsen van zoo vele mannen, uitstekende in kunst en kunstzin als zich misschien ooit op de liefelijke golven der Maas vereenigden, toen de hengel der boot hen opriep ter bedevaart naar de vriendelijke stad van Druon Antigoon, aan wie Antwerpen, gel jk gij weet, hare eerste stichting dankt. Het zou niet mogelijk wezen de talrijke vriendelijke aange- zigten te schilderen, de hartelijk gulle lach waarmede de vrienden der kunst en der wetenschap (want ook enkele harer vertegenwooidigers waren daar te zamen) elkander begroetten. De stemming was feestelijk in de hoogste mate; ernstige gesprekken wisselden zich af met de luimigste en ten bewijze van het eerste voer ik u alleen aan dat Multatulis „gebed van een ongeloovige'' door een onzer werd voorge lezen, en niet minder ernstig beoordeeld. Of liet veroor deeld werd? Er werd hulde gedaan aan veel diep gevoel dat in dat stukje doorstraalt maar ook de schrijver werd beklaagd, <1 ie in een enkele passage schijnt te meenen dat het opperwezen niet meer is dan een minister van koloniën. Waart gij van de partij geweest, gij zoudt vooral genoten hebben genoten hebben ook door de heerlijke waiergezigten, die zich vooral tusschen Fijenoovd en de Dordsche killen aan onze oogen vertoonden j meer dan door de tegenwoordigheid der gezanten van Tunis, die den togt met ons mede maakten, en waaronder ik er heb hooren roemen die voortreffelijk fransch spraken. Hun uiterlijk den fez «iet medegere- kend verried echter geenszins dat zij tot dien voormaligen roofstaat hehoonlen. zoo vaak door onze vloten naar verdienste gestraft; in tegendeel de hoogste beschaving en een niet al te sterke oostersche type kenmerkte hen. niet het minst den gene raal, die liet hoofd der ambassade scheen te wezen. Wat reeils kort na de komst op de boot niet weinig tot hilariteit aanleiding gaf. was de opmerking van een haagsclien schilder, die een, ook met een fez gedekten letterkundige voor een man uit Tunis hield, en een zijner vrienden toevoegde„dat er een onder <1 ie tunezen was die dan verwonderlijk goed hol- landseh sprak." O-V.- aankomst te Antwerpen, die, in 't voorbijgaan gezegd, een uur later dan gewoonlijk plaatsgreep, omdat de douanen te Esscheu ons zoo lang hadden opgehouden,niet om- dathet hun aan voorkomendheid ontbrak, maar omdat er aan de lange reeks van passagiers geen einde scheen te komen onze aankomst te Antwerpen kenmerkte zich terstond door de meest mogelijke hartelijkheid. De lieer Cuylitz begroette de hollandsclie broeders uitnaam van de kunstwereld, waar van het niet onnatuurlijk is als van zoo vele andere toespra ken in 'tleven, dat velen haar niet verstonden. Toch begrepen die harten even als het mijne dat het een goed, een flink woord was. gelijk mij later werd verzekerd want het werd van onze zijde begroet, met een daverend hoezee! en hoerah terwijl de muz.jk van de burgerwacht, liet „Wien neerlandsch bloed" aanhief. De duitsclie en fransche kunstenaars waren ons vóór geweest, hoewel zij later d«tn wij werden verwacht, en ook deze bevonden zich nog in de embarcadère van het station, en weldra met hen of met een gedeelte hunner ver- eenigd, zetten wij ons terstond in beweging oin de onthulling te gaan bijwonen van liet standbeeld van Boduognat, dat de stad aan den beeldhouwer Ducaju te danken heeft en om meer dan een reden een welgeslaagd beeld lieeten mag, en misschien een der schoonste groepen is, die Belgie bezit. Nu hoor ik u vragen: wie was Boduognat?en net geheel ten onregte komt die vraag u op de lippen. Zoo velen onzer hebben haar aan elkander gedaan toen wij nog op de boot gelegenheid hadden tot gedachten wisseling, maar eerst toen wij op weg waren om het beeld te zien onthullen, vernamen wij. dat hij die het voorstelde niet was geluk men een antwerpsch raadslid zeer kwalijk genomen had. toen lij het durfde verkondigeneen „citoyen-sans calotte", maar de eerste held die voor de onafhankelijkheid van Belgie heelt gestreden, en wel dat hij de Nerviers. de Atrebaten en de Ver- mandezen, zeven en vijftig jaren vóór Christus geboorte, ver- eenigiie om de onafhankelijkheid der belgen tegen tien romemsehen veldheer Cesar te verdedigen. Nabij liet dorp Prèle, aan de boorden der Sambre ontmoetten de beide legers elkander; van weerszijden werd de strijd met hardnekkigheid gevoerd de belgische volksstammen verdedigden hun grond met wanhopigen moed maar waren in 't eerste genoodzaakt voor de zegevierende legioenen des romeinschen aanvoerders te bukken. De belgen sneuvelden, en op hunne lijken verdedigde Boduognat zich nog gewond en stervend tegen den vreemde, die hem het dierste kwam ontruk ken. Het is te regt en schoon van hem gezegdluj was de laatste strijder, het eerste slagtoffer. De belgische broeders zien dan in hem den eersten hunner helden, en zij hebben niet willen achter blijven ook voor hem een gedenkteeken op te rigten. waardig de waarde zijner daden. Ik heb daar straks u gezegd dat het beeld schoon is het is in vele opzigten voortreffelijk, liet geheel is grootseh, en menig onzer stand beelden mogt wenschen in het bezit te zijn van zulk een sier lijk voetstuk als dezen Boduognat draagt. Meer kan ik er u niet fan zeggen, omdat ik vrees langwijlig te wordenmaar dit weet ik, dat liet gelukkig is geplaatst in de zelfde wande ling die vóór een tiental jaren geheel nieuw is aangelegd waar een oogwenk later het beeld van Coudenberg, den groo- ten kruidkundige der l(ie eeuw werd ontsluijerd, en door den beeldhouwer Jos. de Cuvper vervaardigd. Of het volk beide in beeld gehragien kentis een andere vraag: maar zeker is het dat lief hen door hunne apotheose zal leeren kennen, en dat ik mij steeds verheug waar de kunst dergelijke steenen tafelen oprigt. l.aat mij u zeggen en dan stap ik van de beelden afdat ik onder het volk de volgende glosse hoorde, in antwoord op de vraag, wat Coudenberg toch wel gedaan liad ..Wel, hij is de eerste apotheker geweest, die de fteskens van zeven stuivers oji één franc heeft gebragt. en daarom hebben de apothekers van dezen tijd hem er neergezet." Vermoeid en uitgeput kwam ik bij den vriendelijken ant- werpenaar aan, die mij gedurende de feesten zijne woning liad aangeboden, met eene gastvrijheid, waaraan men in Holland een voorbeeld nemen mag. Meen niet dat ik in deze de eenige gelukkige benallen zijn wij geherbergd op de voor- 1 treffelijkste wijze en ik weet dat een der eersten der stad, die zich in Baiien-Baden met zijne familie bevond, over is gekomen om zijne hollandsclie gasten te ontvangen; en dat hij heden is teruggegaan omdat li j moest, huis, kelder, be dienden ter beschikking stellende van lien die hij ojizettelijk was komen welkom lieeten aan zijn haard. Nadat wii ons versterkt en verfrischt hadden, riep ons de zoo gunstig beken de Cercle artistique die heerlijke zaal met bevalligen tuin, midden in de stad gelegen en te benijden ook door den Haag en Haarlem, al bezitten zij buiten hunne wezenlijke of denk beeldige muren een trotsch of bevallig boseh. Daar ook ont brak liet niet aan toespraken van verschillende autoriteiten, en door dezen of genen beantwoord tot dat het oogenblik genaderd was waarop de stoet van meer dan 1200 kunste naars, dichters en letterkundigen zich zou formeren en zich voortmaken naar het stadhuis, waar de burgemeester vao Antwerpen hen zou welkom lieeten. Voorafgegaan door de muztjk ik meen van het 10e regement, begeleid door honderden van fakkelen, zetten wij ons in beweging, en in weerwil van den avond met de meeste orde. Nergens zag men gedrang van het volknergens eene poging om verder te gaan dan men wist te vermogen. Inderdaad ook weder iets ter navolging aan te bevelen aan het volk buiten Antwerpen. Toch laat de sleutel van dit passende en hoogst lofwaardige gedrag der menigte zich gemakkelijk vinden; zij is hier gewoon aan optogten en ziet ze. zoo als wij zeggen om een haverklap. Trouwens heden ochtend hebben wij er gezien bij twintigtallen nu eens een optogt van buks schieters dan weder van boogschutters straks van de burgerwacht, om weder gevolgd te worden door een van roeijers en wat dies meer zij het is dus iets lang niet vreemds als ten onzent - en liet volk weet dat het er inorgen of over morgen weêr zal zien: deze opmerking is niet geheel oor spronkelijk, maar van een antwerpenaar pur sang afkomstig, en bezit daarom misschien eenige waarde te meer. Maar om tot onze schapen terug te keeren dat is hier onze onafzien bare reeks van stadhuisgangers, wij bevinden ons na een vrij langen togt, en langs den eenigen nog in Belgie, zoo men mij zeuïe, bestaanden vrijheidsboom, en voor den ingang van het stadhuis slaande, weldra in hetaan zoo vele historische herin neringen rijke gebouw. De receptiezaal, prijkende met de por tretten der koningen en der vorstelijke familie,waaronder het portret van prinses Charlotte mij door liet innemende en liefelijke vooral trof, had hare deuren voor ons geopend, en het was hier dat wij in de hartelijkste, de meest vereerende woorden werden toegesproken door den burgemeester Loos, d.eop niet minder indrukwekkende wijze werden beantwoord door den heer Hugelinan in 't franseli. door den lieer Cave Thomas in 't engelsch, den cngelschman Donaldson in het franseh. den heer Dietz in het duitsch, en, la<t but not the least, door onzen Hofdijk in het hollandsch. De eerewiju was nu aangeboden gedronken en geprezen, al had Jan van Rijsvvijck gezegd dat liet geen heerevvijn zijn zou, er hadden verschillende voorstellingen aan den burgemeester plaats tnaar de vreeselijke hitte joeg ons weldra de zalen uit en naar buiten, waar de maan in de glazen der spaansche huizen zich spiegelde, de oudste van Antvverjien, waaronder ook dat hetwelk Alva ter woon had verstrekt en thans tot pakhuis is ingerigt en de ojitogt keerde in de zelfde orde naar den Cercle artistique terug; waar men vrij lang b;j elk ander bleef, onder het genot vooral van heerlijke muzijk, waarbij het „Ou peut on être mieux" en de volksliederen der verschillende volkeren schering en inslag uitmaakten. Moede en mat was de dag geweest, tnaar rijk aan veel dat zich zelden zoo laat genieten; de eene kennismaking en ont moeting volgde de ander; deze verrassing werd weder door gene vervangen; het was in één woord een dag vol afwisseling en vol levensgenot, en toen ik mij ter neervlijde in de vriende lijke woning, boven \vier ingang mijn naam ju de kleuren en met liet wapen mijns lands is opgehangen even als die van alle vreemdelingen voor de huizingen waar zij zijn opgeno men achtte ik mij gelukkig, te weten dat liet aanstaande congres, hetwelk ons naar hier heeft geroepen, beter resultaat zal hebben dan liet juist voor drie honderd jaren met het zelfde doel gehoudene, als wanneer voor een enkele daarop liet martelaarschap volgde en dat de geest des tijds niet doodt, maar levend maakt, en dat liet meer en meer een stre ven wordt van deze dagen om het licht te la.en schijnen voor demenschheid, gelijk de groote voorganger der meuschen dit reeds voor achttien eeuwen heeft gewild. Ziedaar, mijn waarde, uiijn eerste epistel uit deSchelde- stad, waaraan wij vóór dertig jaren geheel andere namen toe kenden, even als zij ons loen anders zou hebben ontvangen maar het is en blij ve zoo als van Lennep eens in den zelf den Cercle artistique heeft gezegd Oude veeten Zijn vergeten. En nu nog een hartelijktot morgen of overmorgen. S. NB. Deze brief, volgens postmerk maandag morgen te Antwerpen op het kantoor ontvangen, en ons via Brugge en Sluis toegezonden, is eerst lieden morgen hier aangekomen. Een tweeden ons heden avond geworden, kunnen wij niet meer in dit nommer op nemen. ALGE M EENE NATIONALE TENTOONSTELLING VAN NIJVERHEID TE HAARLEM. IX. Tot dusverre de hoofdrubrieken der tentoonstelling door- loopen hebbende, kan het niet anders of wij moeten hier en daar nog het een en ander over het hoofd hebben gezien, dat echter vermelding verdient. Ook daarvan willen wij dus met een kort woord verslag geven. J. J. Bruinsma, te Leeuwarden (1) heeft in den vorm van eene schilderij in achtkante lijst achter glas, 39 voorwerpen betrekkelijk de ontwikkeling van den zijdeworm bijeen ge bragt. van het ei tot de zijde. met. eene bijgevoegde geschrevene verklaring van al die artikelen. Tot nog toe wisten wij niet dat de zjdeteelt een tak van nederlandsche nijverheid was indien deze inzending da&rvan echter als een bewijs mag beschouwd worden, dan begroeten wij haar met genoegen. Anders echter zouden wij geneigd zijn te vragen, met welk doel deze verzamelingofschoon op zich zelve zeer merk waardig hier ten toon is gesteld. De bol- en knolgewassen en zaden voor land- en tuinbouw, van de Hma E. H. Krelage en zoon te Haarlem 2), is zeer uit gebreid en in nette flesschen ten toon gesteld. Veel meer trekt echter de aandacht de daarbij opgehangen schilderij, waarin op een fluweelen grond 91 door die firma behaalde medaljes, waaronder 11 gouden, zijn ten toon gesteld. Dit getal doet de vraag rijzen of het wel raadzaam is, op bloemen- en vruchtententoonstellingen medaljes uit te loven Het denkbeeld van eervolle onderscheiding, aan eene medalje verbonden, gaat geheel verloren, wanneer men er opééne tentoonstelling met verschillende inzendingen wel vijf, tien ja twintig behaalt. En onzes inziens is ook de moeite aan het kweeken van een plant of gewas besteed, geen arbeid van eene soort die bekrooning met eene medalje verdient. Welke geleerdheid, welk genie, welke inspanning van den geest is daarbij nooilig? Naauwkeurigheid en kennis van de eigen- schajipen der plant is het hoofdvereischte. en mogt het zaad ziekelijk z n, dan zal de ervarenste kweeker er geen gezond en bloeqend gewas uit kunnen trekken. De natuur, die het voortbrengt, zou dus de medalje verdienen, doch de kweeker speelt maar eene zeer ondergeschikte rol. Door dit wegwer pen van medaljes dalen te gelijk d.e. welke voor anderen meer verdienstelijken arbeid verleend worden, in morele waarde. Geld is, onzes inziens.de eenige verdedigbare beloo ning voor bekwaamheid in het kweeken van planten of bloe men. Velen, wien de medaljes beginnen te walgen, nemen dan nu ook de waarde in geld. Wij herinneren ons de anec dote gehoord te hebben aangaande een voornaam neder- landsch kweeker, dat hij besloten bad 2U0 meilaljes te beha len, en dan bij verdere bekroonmg de waarde in geld aan te nemen. Het kostte dien man, die eene uitgebreide zaak heeft, niet de ininste moeite om tot het genoemde getal te komen, dat h j nu sinds lang bereikt heeftonze bengtgever zag bij hem een grooten houten bak voleerepenningen! Als de penning der eer zoo gemakkelijk te verkrijgen valt. is er niet veel eer meer aan verbondep. De kunst om lerensmiddelen van allerlei aard tegen bederf te bewaren en dus geschikt temaken voor gebruik op lange reizen of in jaargetijden wanneer men anders de bedoelde artikelen niet bekomen kan. schijnt hier te lande reedsop eene vrij uitgebreide schaal gedreven te worden. Eene aanzien lijke hoeveelheid is dooi negen inzenders ten toon gesteld in nette flesschen of blikken bu sen. De blikken bussen van Van der Gnendt en Lnyten le Rotterdam (AS). zijn van glazen bodems voorziens, door welke men het artikel en den toestand waarin het Zich bevindt, kan waarnemen. Het moet erkend worden dat menige huismoeder, d.e niet op de hoogte der wetenschap is, verschrikt zou staan overliet onoogelijke voor komen dat vooral de verduurzaamde groenten vertoonen want door uitstooming en zamenper.;ing zijn zij ineenge schrompeld of verkleurd en alles behalve smakelijk op het gezigt. Bij de gewone bereiding in de keuken hernemen zij echter weder hare gedaante, kleur en zoo wij hopen smaak, ofschoon omtrent dit laatste punt de gevoelens nog eenigzins verdeeld zijn. In ieder geval is het een zeer nuttige tak van fabricatie,die nog eerst in hare kindschlieid verkeert. Aan de belangrijke inzending u t dit vak door Alherdingh Thijm en co. te Amsterdam (72). herkent men den fabnekant die de letter- en oudheidkunde tot zijne schudsgodessen heeft verkozen, aan de b.jgevoegde naam-en prijslijst, prijkende bovenaan met de afbeeldingen van twee behaalde medaljes (een gouden van de Maatschappij van nijverheid en een zilve ren van deYiichtclub te Rotterdam) en in de hoeken met vier gekleurde wapens, terwijl de rubrieken telkeus aanvangen met eene middeneeuwsehe hoofdletter in goud en kleuren. De azijn-vervaardiging in al hare onderdeden is hier ver tegenwoordigd door dertig fraaije kristallen flesschen met het product der azijn makerij onder de firma wed. Herman Dra- veman te Haarlem (99). Wij gelooven menigen lezer iets nieuws mede te deelen wanneer wij hem, volgens het hier ten toon gestelde, kennis geven van het bestaan van lavendel-, rozen-, oranjebloesem-, kamfer-, bezoardische-, anti-nareoti- sche-.anti-mepliitische*, anti-odontalgisclie-. blanket-, koorts- werende-, maagdelijke-, colcliieuin- en andere az'jnen. vooral den azijn „der vier dieven" niet te vergeten. Op elke flesch staat de prijs vermeld. De verzameling toilet-zeepen er. parfumcrien van Sanders en co. te Leiden 157). verdient de aandacht door de smaak volle rangschikking en het parijsche voorkomen (door keuze van flesschen en etiquetten) dat ten onzent nog altijd eene sterke aanbeveling is. Vreemd is daarbij een groot vierkant stuk witte zeep in de gedaante van een dam- of schaakbord, metroode, witte en blaauwe vakken. De moeijelijke vijlenfabricatie is slechts door ééne firma vertegenwoordigd, G. Watson en zoon te Rotterdam (312), die daarvan echter eene groote en op het oog uitmuntende collectie heeft ten toon gesteld, ronde, driekante en vierkante. Eétie platte vijl is door den inzender zelf geheel met hameren beitel gekapt met een stadsgez.igt in het midden en aan elk uiteinde de voorstelling van een werkman in zijne werkplaats. Veel lof verdienen de verschillende proeven van schilder werk. dat houtsoorten of marmer nabootst. De nos. 497 tot 509zijn zeergeschilctomeenhoogdenkbeeld van debekwaam- heid onzer huisschilders in dat vak te geven. liet inlegwerk is inzonderheid op eene oogbedriegelijke wijze nagebootst. Onder de proeven van stoffen verwerij verwondert menigeen zich over de inzendingen van II. Koetzer te Haarlem (03i),

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2