MIDDELRURGSCHE COURANT. r 99. Zaturdag 1861, 17 Augustus. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen doze gemeenteen Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post ƒ3,40. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte doodbekendraakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Editie van vrijdag avond 8 ure. Tlanltonöiijmgm VAN HET HUK, PROVINCIALE EN GEMEENTEBESTUREN. AANBESTEDING. Op vrijdag den 30 augustus 1861. des voormiddags ten 10 ure zal, onder nadere goedkeuring, door den commissaris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den waterstaat in het 11de dis trict, aan het lokaal van het provinciaal bestuur te Middel burg, worden aanbesteed Het onderhouden van de rijks los- en lading plaats en bijbehoorende werken te Bath, tot en met den 31 december 1863. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrijving, voor het geheele onderhoud in massa. Het bestek ligt ter lezing aan het lokaal van het ministerie van financien, aan dat van het provinciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en op alle zoodanige plaatsen, alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaatswerken in gemelde provineie ter lezing gelegd worden. Zullende den 'iden en 3d en dag vóór de besteding de noodige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts nadere inlichtingen te hekomen zijn aan het bureau van den hoofd ingenieur van den waterstaat jhr. J. R. T. Ortt, te Middelburg, en bij den ingenieur T. Bleckmann, te Goes. De minister van financien. VAN TETS. öinncnUmtrscl)e tijöingcn. middelburg 16 augustus. Door de Provinciale commissie van geneeskundig onder zoek en toevoorzigt in Zeeland zijn geëxamineerd en bevor derd de heeren J. C. Iloogendorp, tot stedelijk heelmeester, J. W. Akkerman, J.W. Ie Nobel en P.Gasille tot apothekers. Een onzer correspondenten schrijft ons het volgende omtrent de op 13 en l i dezer te Amsterdam gehoudene alge- meene vergadering der Maatschappij tot nut van 't algemeen. De 77ste algemeene vergadering der Maatschappij tot nut van 't algemeen werd dingsdag geopend en voor de helft ge houden. Met zou een zeer overtollig werk zijn, neen uitvoerig verslag te leveren van het daar verhandelde. Ieder lid kan het later vernemen van zijne afgevaardigden, later nog eens uit de handelingen. Toch wil ik een paar punten aanstippen en rele veren. Vooreerst: de openingsrede van den voorzitter, mr. August Philips, had verdiensten naar vorm en inhoud. De vorm was sierlijk, onberispelijk, glad als een aal. Wat vijl en politoer hadden kunnen doen, was gedaanmogelijk was er naar sommiger smaak wat al te veel gevijld en geblanket. De inhoud had strekking. Vergelijking van vroegere bijeenkom sten van afgevaardigden met die van dezen tijd. Vroeger was het karakter dier bijeenkomsten feestvieringdans en muziek, booge genoodigden, een schaar van dames luisterden ze op. De redevoering van den voorzitter was een feestrede. Thans daarentegen trad gaandeweg duidelijker het wetgevend ka rakter der vergadering op den voorgrond. Duidelijk vooral sprak dat karakter uit het onlangs aan de departementen toegekende reet om amendementen te maken. Spreker wil dat regt beoordeelen noch veroordeelen, maar toch opmerken, dat liet den kring der beraadslagingen ter algemeene verga dering uitzet, en duseene groote mate van zelfstandigheid bij de afgevaardigden veronderstelt, (die immers volstrekt niet vooraf weten welk amendement en van welken kant zal voorgesteld worden). De inhoud, zeide ik, had strekking. Ge begrijpt, welke. Dat de departementen der Maatschappij voor een goed deel doortrokken zijn van den revolutie-geest, die zich in staat en kerk, die zich alom openbaart,dat de neiging, om zich los te scheuren van de gestelde magten, om geheel vrij en naar eigen goeddunken te handelen, zich sterk, ook hier, ontwik kelt, dat is niet af te keuren, is niet goed te keuren, is een teeken des tijds. Het hoofdbestuur neemt wijsselijk de zaak, zoo als ze nu eenmaal is. signaleert het feit, maar accommo deert zich zoo veel mogelijk naar de vrijheidszucht der onder deden. Wel drukte de algemeene secretaris zich wat sterker dan de voorzitter uit, sprak van „plaatselijke zelfzucht", van „verschijnselen, die verwonderd of bezorgd maakten als uitingen van toenemende middenpuntschuwende kracht"* Maar toch, ook de heer van Hees stelde zich niet als bolwerk tegen den tijd. „Het hoofdbestuur hoopte betere dagen. Nederlanders als wij waren, zouden we wel nimmer vergeten de spreuk der vaderen, het „eendragt maakt magt." Nadateenige ondergeschikte punten behandeld waren en na eene korte schorsing der vergadering, bragt een der leden van het hoofdbestuur verslag uit omtrent de ingezonden school boeken. Het onderwerp der vergoeding van reis- en verblijf kosten van afgevaardigden, leidde tol langdurige beraad slagingen ten slotte werd zulks bepaald op 10 cent per mijl, nadat menig amendement was verworpen en menig woord gesproken, met eene belangstelling, eener betere zaak waardig. Bij acclamatie vereenigde men zich met het voorstel om de proeve te staken, genomen met de volksvoorlezingen, en de verwezenlijking van dit punt nader aan den tijd over te laten. Na veel vermoeijenis werden de lectoren in grooten haast dood gemaakt, terwijl geen oogenblik hunne goede diensten, door woord en schrift toch ontegenzeggelijk aan velen bewezen, werden herdacht. Ziedaar de belangrijkste onderwerpen waardoor zich de eerste dag kenmerkte. Einde lijk werd eene commissie benoemd om de urgentie te beoor deelen der onderwerpen, tijdeus de vergadering ingekomen. Ik ga voort met het mededeelen van wat mij voorkomt onder het verhandelde meer algemeene aandacht te verdienen. Het eerste werk van den tweeden dag was het bij acclamatie genomen besluit om den heer P. M.G. van Hees,dit jaar voor de 25ste maal als algemeene secretaris ter vergadering aanwezig, namens de maatschappij een aandenken in zilver aan te bie den. Na het genomen besluit binnen geroepen, dankte hij de vergadering m korte, goede woorden voor dat blijk van be langstelling. Van Hees is meer dan een goed secretaris, hij is een goed niensch. Daarna voorstel van het departement Leiden. Daar kwam de revolutie-geest, de „middenpunt schuwende kracht," „de plaatselijke zelfzucht" in werking. Wie 't toen niet begrepen had, begreep thans, wat 't hoofdbestuur gisteren met zijne u medegedeelde, wenken had bedoeld. Dat voorstel strekte om „den overwegenden invloed van het hoofdbestuur" op de vaststelling der door het hoofdbestuur opgemaakte begroo ting te verminderen, door wijziging in aantal en zamenstel- ling der voor het onderzoek dier begrooting jaarlijks be noemde commissie. Tot nu toe bestond ze uit elf leden, waar van vier tevens leden van het hoofdbestuur; Leiden wilde negen in 't geheel en twee tevens leden van het hoofdbe stuur. Dordrecht stelde voor: die commissie gedeeltelijk per manent te maken, zoo dat telken jare een paar aftraden. Rotterdam wilde schipperen. Dertien leden en vier van het hoofdbestuur. Rotterdam leed het gewone lot der midden mannen; zijn voorstel werd verworpen. Leiden, door Dor drecht geamendeerd, kreeg zijn zin. De debatten waren lievig, ,,'t Is een votum van wantrouwen" zei het hoofdbe stuur. „Neen" sprak Leiden, „zoo heeft mijn departement 't niet bedoeld." En dat was't eenige wat de afgevaardigde uit Leiden sprak! „Neen," zei Dordrecht, „geen votum van wantrouwen; dan had mijn departement van Leidens voorstel niets willen weten." „Ge stelt u de zaak verkeerd voor," sprak het hoofdbestuur. Uw fout is, dat ge de commissie u denkt als zamenkoinst van twee vijandelijke magten die elkaar eiken voetgromls met woede betwisten. Maar dat is zoo niet. Het is een zamenkoinst van elf personen, individuen, beraad slagende over zekere zaak." „Het hoofdbestuur is zelf reeds commissie", sprak het algemeene departement bij monde van mr. de Vries, „alle elf zijn leden der e'éne maatschappij. De extra-hoofdbestuurders ad hoe (de zeven niet-leden van de commissie) hebben immers de meerderheid. Waarom het hoofdbestuur te beknibbelen?" „Neen," sprak Breda, plus royaliste que le roi, „Leiden heeft gelijk als het van overwe genden invloed spreekt, maar die invloed is nuttig en noodig. Alleen als het hoofdbestuur van financiële knoeijerijen ver dacht werd, zou zulk een voorstel te pas komen." „En, sprak hethoofd bestuur, „bijna alle posten der begrooting zijn im* mer bij dc wet geregeld. Waartoe dus zoo veel scherper con trole?" Op een en ander ontbrak geen repliek. Leiden gaat niet ver genoeg," zei Harderwijk. Iemand regter in zijn eigen zaak dat strijdt tegen de natuur. Dus moesten eigenlijk ook die twee leden van het hoofdbe stuur nog uit de commissie gebannen. Doch we zullen ons maar met den eisch van Leiden tevredenstellen." „En ieder auteur, sprak Dordrecht, heeft immers een voorliefde voor zijn inkt. Niemand zal zeggen: mijn valk is een uil; ieder meent dat zijn uil een valk is." „Ge hebt gelijk, sprak het radikale Zutphen, dat we ons de commissie voorstellen als eene zamenkomst, niet van elf individuen, maar van vijandige krachten. Ja, er zijn strijdige belangen, van hoofdbestuur en van departementen. Er is tweederlei doel. Wij (departementen) willen geven wat we missen kunnen, maar ook houden wat we noodig hebben. Ge ontvangt ongeveer een f 30,000 aan quotadat kan mo gelijk wel wat minder. Er komen op die begrooting, die ge zegt dat bijna geheel bij de wet geregeld is, toch nog al eens posten voor, die de departementen minder goed bevallen. En gij komt immers, gij, hoofdbestuursleden, na afspraak en, gesloten ter commissie-vergadering, en staat als een man tegenover zeven, elk op zich zelf staande, leden." Ge ziet het Zutphen was althans niet minder radikaal dan het vorige jaar met zijn voorstel over vermindering der quota. Maar ge zult ook bemerkt hebben, dat de argumenten van het hoofdbe stuur zeer zwak waren. Zijn theorie van personen die beurte lings leden van het hoofdbestuur en leden eener commissie zijn, 't een zonder invloed op't andere, die hun eigen werk keuren als of ze er vreemd aan waren, is eene onhoudbare theorie. Zijne redenering, dat het hoofdbestuur geene ma»t tegenover, maar deel van de leden is, gaat heel goed op. Maar hoe, als de leden meenen, dat het hoofdbestuur zich zulk een magt toekent en toeeigent Dan deed het immers wijzer met bonne mine a mauvais jeu te maken, en door zijn onmidde- 1 ijk toegeven die meening der leden te logenstraffen. Aan den anderen kant is 't even waar, dat het aannemen van het voorstel een leelijk teeken des tijds is. De maatschappij heeft veel goeds tot stand gebragt en kan nog veel doen. Maar als men voortgaat met voorstellen te doen en aan te nemen, als Zutphen in 't vorige. Leiden dit jaar ter tafel bragt, als men alles in 't werk gaat stellen om den band, die het ligchaaiu bijeenhoudt, zijn hoofdbestuur, uiteen te rafelen en te scheu ren, dan kan dit, ja, zeer goed een gevolg zijn van het te zeer knellen van dien band, dan zijn de rukken en horten op zich zelf niet af te keuren, maar dan zal toch buiten kwestie de maatschappij over niet langen tijd, bandeloos en krachte loos, voor den grond liggen. Gelukkig is, wat ik u gisteren schreef, het hoofdbestuur zelf genegen om den vrijheidsgeest, zoo veel dit kan. toe te geven. Moge zijne wijsheid en gema tigdheid in staat zijn de leden van het groote ligchaam nog lang bij een te honden Men meldt ons het volgende uit 's Gvavenliage van 15 augustus „Heden is de koning naar het Loo vertrokken, werwaarfs de koningin zich den 21 dezer begeeft. Den 23 zal de geheele koninklijke familie te Soestdijk bijeen komen, om daar de 45e verjaring van de komst der koningin-moeder in Nederland te vieren. De koningin begeeft zich verder in het laatst der loopende maand naar Stutgard. „Op de gebruikelijke wijze is heden de naamdag van keizer Napoleon van vvege de fransche ambassade hier gevierd. In de rooinsch-katholieke kerk aan den Boschkant is een Te deum gezongen. In den namiddag had er een diner van 30 couverts bij den franschen gezant plaats, bijgewoond doovdc ministers, de hooge hofbeambten en het corps diplomatique. De heer van Zuylen van Nyevelt, minister van buitenlandsche zaken, bragt een toast uit op den keizer der franschen, waarop de fransche gezant met een dronk op onzen koningen de konink lijke familie antwoordde. „Het heeft de aandacht getrokken doch zeker weinig be vreemding gebaarddat de pauselijke nuntius bij het Te deum de dienst niet heeft waargenomen en ook bij het diner niet is tegenwoordig geweest. Gelijk uit de berigten der dag bladen zal gebleken zijn, had hij jl. maandag deze residentie verlaten. Reeds verleden jaar had hij bij deze zelfde gelegen heid bezwaren gemaakt, die nu na de erkenning van het koningrijk Italië door Frankrijk onoverkomelijk schijnen te zijn geworden. Men meent te weten dat de nuntius te Rome instructien gevraagd heeft welke gedragslijn hij behoorde te volgen, en dat hij blootelijk gehoorzaamd heeft aan de beve len van zijn gouvernement. Indien zijne afwezigheid niet het karakter eener manifestatie moest dragen, zou hij zich zeker vroeger op reis hebben begeven. Het voorgevallene is een genoegzaam bewijs, dat er op liet oogenblik tusschen Rome en Frankrijk eene groote verkoeling bestaat." Den 11 dezer heeft de prins-opperbevelhebber hij dagorder zijne tevredenheid aan de te Milligen gekampeerd hebbende troepen te kennen gegeven. Voorts heeft Z. K. H. aan ieder onder-officier eene halve flesch wijn doen uitreiken en aan de manschappen van ieder eskadron vijf en twintig gulden. De officieren zijns 's avonds door Z. K. IT. onthaald. Men leest in de Rotterdamsche courant „Naar men wil weten, zou de eerste concessie tot den aan leg van een spoorweg van de vorstenlanden naar Samarang door den minister van koloniën zijn veleend. Verder berigt men, dat de gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie reeds met 1 september Java zou verlaten om naar het moe derland terug te komen."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 1