*3uitmlcmi)$d]e tijïungm. Kerk- en sclioolnieuws. Ten gevolge van het bedanken van den heer D. Chantepie de la Saussaye, predikant bij de waalsche gemeente te Leiden, voor het op hem uitgebragt beroep naar de hervormde ge meente te Vlissingen en het daardoor onvervuld blijven dei- bestaande lacature, is door den breeden kerkeraad uit het vroeger opgemaakt viertal alsuu beroepen de lieer N. A. de Graaf te Apeldoorn en het Loo. LI. Zondag heeft de plegtige inwijing plaats gehad van de duitsch-evangelisclie kerk te 's Gravenhage, waarvan om streeks anderhalf jaar geleden de eerste steen werd gelegd. Nadat de gemeente een psalm had aangeheven onder begelei ding van het orgel en de harmonie-muziek, gedirigeerd dooi den heer Botgorschek, nam de heer Hoffman, hofprediker van Berlijn, het woord en sprak eene inwijingsvede uit. Daarna betrad de voorganger van die gemeente, de heer Kogel, den kansel. Hij sprak naar aanleiding van den eersten zendbrief van Petrus, kap. II, vers 1 tot 8, en wekte op om na den bouw, die in steen volbragt was, voort te gaan methooge- ren bouw, met den bouw desgeestes. De kerk is gebouwd in den gothischen stijl. De toren is van den grond tot aan de spits 64 el hoog; hij prijkte zondag met de r.ederlaudsche, wurtembergsche. duitsclie en andere vlag gen, terwijl de kerk van binnen eenvoudig, maar smaakvol versierd was. H. M. de koningin, de minister voor de zaken der hervormde eeredienst enz., de staatsraad-commissaris des koningsin die provincie, de burgemeester der residentie, de kerkbesturen van de remonstrantsche, lutherscke, waalsche en hervormde gemeenten, de heer Schwartz, van Rotterdam, met eenige andere leeraren en vele andere autoriteiten en bijzon- dere'personen van alle gezindten, woonden de plegtiglieid der inwijing bij. Maraase eaa leger. De troepen die te Milligen het tweede kamp uitmaken, zullen het den 16of 17 dezer" betrekken. Daaronder behooren t.lei anderen het le, 2e en 3e battaillon van het 2e regement infanterie, uit de garnizoenen Vlissingen, Neuzen, Veere en Port Bath, onder kommando van den luitenant-kolonel van Overstraten. Een particulier schrijven uit Rio-Janeiro meldt, dat Zr. Ms. transportschip De heldin, na eene vrij voorspoedige reis van 45 dagen, den IS junij de baai is binnengeloopen. De stoomschepen Berkel en De vecht, beiden den 1 mei uit Nederland vertrokken,lagen ter reede. ITet vertrek dezer drie schepen was bepaald op 6 julij. Per stoomboot is te Nieivwediep van Harderwijk aangeko men een detachement sterk 150 onder-officieren en manschap pen, om onder bevel van kapitein Eschauzier en medegeleide der 2e luitenants Beek en Lamot en den 2en luitenant-kwar tiermeester Roebij met de Electra naar Oost-Indie te worden overgebragt. Igurgeriajke stasad. Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging den 4 dezer: J. van de Woestijnc, jm. 25 j.. met E. J. Y. Freeman, jd. 24 j. A. L. van der Lijn, jm. 21 j., met F. Kunstenaar, jd. 23 j. J. Both,jm. 22 j;, met M. van Nijnatten, wed. 25 j. J. van Belzen, wedn. 25 j., met G. Kuiper, jd. 31 j. Vlissingen, van 27 julij tot 3 augustus. Bevallen: A. A. Keraeling,geb. Paap, z. M. Harent, geb. Brouwer, z. J. P. Verbeek, geb. Roeloi's, d. J. P. Smit, geb. van Ililst, d. C. Kokelaar, geb. Bouwens, d. Overleden: C. J. Kroon. z. 2 in. M. J. Braber, z. 22 m. J. A. van Erp, z. 6d. P.Jansen, man van A, Hoogerheide, 15 j. J. Auer, jm. 18 j. Goes, van 27 julij tot 3 augustus. Gehuwd: J. Barbier, jm.23j. met K. Does, jd. 23 j. L. Heijnsdijk, jm. 26 j. met J. Heilman, weduwe, 28 jaren. Bevallen: A. C. Claassen geb. Smolders, z. K. den Boer geb. Buijs, d. M. Pieper geb. Bras. z. M. van de Visse geb. v. d. Weert, z. E. D. de Vreugd geb. Kerpel, d. Overleden: H. M. J. Boddingius. jd. lij. R. de Jonge, d. 2m. J.van Doorn, vrouw van A. de Kouter, 19 j. S. de Jonge, vrouw van J. P. de Witte, 11 j. Zievikzeevan 27 julij tot 3 augustus. Bevallen: C. den Dekker geb. Koppens, d. C. de Graaf geb. Hoeder, d. OverledenG. Botbijl, vrouw van J. van Klooster, 27 j. (te Noordwelle.) G. Dijkgraaf, weduwe. SO j. J.Timmer mans, z. 7 m. M. C. A. le Clercq. d. Ifid. L. C. Schoenmaker, z. 3 m. J. A. Franke, z. 6 ra. E. Taehie, vrouw van J. F. Schouten, 63 jaren. Hulst, van 15 tot 31 julij. Bevallen: E. Schopman.geb. Rombout, z. Overleden: A. de Witte, d. 19 d. W. J. Volleman, z. 2 j. Yerkoopiiigen en aanbestedingen. Maandag 11. zijn te Vlissingen ten verkoop aangeboden de navolgende perceelen, als: I. Een winkelhuis, in de lange Nieuwstraat, wijk II no. 265 en uitkomende in het lange Groenewoud, wijk H no. 8, verkocht voor f2361. II. Twee pakhuizen in het lange Groenewoud, wijk H no. 9, verkocht voor f 351, en wijk II no. 6/7, verkocht voor f 560. En op gisteren: I. Een woonhuis met erve en gedeelte tuin in de Korte Noordstraat, wijk E no. 119, uitkomende in de Lange Zarke, verkocht voor f2257. II. 1 roed. 21 ell. tuin in de Lange Zarke, gelegen achter het le perceel, verkocht voor f 500. III. Een huis en erf in de Korte Noordstraat, op den hoek van de Lange Zarke, wijk E no. 120 en 121, ver kocht voor f1115. IV. Een dito in de Lange Zarke, wijk E no. 127, verkocht voor f 1310. V. Een dito in de Korte Noordstraat, wijk F no. 13, verkocht voor f 1450. VI. Een dito in de Lange Zarke, wijk F. no. 152, verkocht voor f 975. VII. Een dito op den Kousteenschendijk bij de Duinpoort, wijk A no. 99, verkocht voor f2100. VIII. Een pakhuis met tuin in de Scherminkelstraat, wijk A no. 107, verkocht voor f 1313. IX. Een zeer logeabel woonhuis en erve bij het drooge Dok, wijlc 1 no. 28, verkocht voor f 2126. Thermonieterstand. 5 aug. 's av. 11 u. 61 gr. 6 's morg. 7 u. 66 'smidd. 1 u. 69 's av. 11 u. 60 gr. 7 's morg. 7 u. 65 's midd. 1 u. 70 gr. Staten generaal. TWEEDE KAMER. VOORLOOPIG VERSLAG. 15EGROOTING VOOR DE STAATSSPOORWEGEN VOOR 1860 EN 1861. Vele leden konden zich niet vereenigen met het beginsel, bij de voorgedragen wetten aangenomen, dat de uitgaven voor de staats-spoorwegen geheel afgescheiden zouden wor den gehouden van die voor de andere staatsbehoeften. Hier door zou een afzonderlijk spoorwegfonds worden gevestigd, doch de kamer heeft, op grond van ongunstige ondervinding, meermalen reeds het bewijs gegeven dat zij niet meer tot het oprigten van afzonderlijke fondsen wil medewerken, en in het algemeen wilde men alles vermeden hebben wat den aan leg van spoorwegen tot een afgezonderden tak van beheer zou kunnen maken. Andere leden daarentegen keurden het beginsel dezer wetsontwerpen goed, en wenschten dat hetgeen eenmaal voor den aanleg van spoorwegen was toegestaan, uitsluitend voor dien aanleg zou worden gebezigd. Ditdoel kan alleen bereikt worden door de spoorweg-begrooting geheel afzonderlijk te houden, en door telkens het saldo der rekening op de spoor- wegbegvootmg voor het volgende jaar over te brengen, zou men in staat zijn de uitgaven voor de spoorwegen in volgende jaren veel hooger te raaien. In eene afdeeling betwijfelde men. of, daar eene som van tien millioen voor de spoorwegen reeds op de staatsbegrootino voor 1S61 uitgetrokken is, eene nadere aanwijzing voor het gebruik dier som wel noodig is, want de regering geeft nu toch niets meer dan globale cijfers, welke de kamer niet beoor- deeleu kan. Maar andere leden dier afdeeling stemden met die bedenking niet in, want al ware de indiening eener afzon derlijke wet, niet uitdrukkelijk toegezegd, dan zou die toch noodzakelijk zijn; het toestaan van eene zoo groote som als tien millioen bij één enkel artikel der begrooting, was een ge volg van den drang der omstandigheden, maar is op zich zelf onregelmatig en verkeerd zulk eene aanvrage vereischt eene afzonderlijke behandeling, opdat de kamer in staat zij, over elk onderdeel haar gevoelen te doen kennen. Uit de toelichtingen tot deze wetsontwerpen blijkt, dat de regering zich bevoegd acht de benoodigdegronden bij minne lijke schikking aan te koopen en eerst, wanneer er behoefte toe bestaat, onteigeningswetten zou indienen. Verscheidene leden achtten zulk eene handelwijze strijdig met de onteige ningswetvan 1851, en met het geldelijk belang van den staat; in ieder geval is hierbij de beslissing over de definitieve rigting der lijnen betrokken, maar de wetgever heeft geen afstand gedaan van zijn regt 0111 daarop invloed uit te oefenen. Het door de regering aangenomen stelsel werd echter door andere leden goedgekeurd, naar wier oordeel het regt van den wetgever ook inliet geheel niet werd gekrenkt, omdat reeds bij de spoorwegwet van augustus I860 de hoofdpunten zijn aangewezen langs welke iedere lijn loopenzal, hetgeen alleen met opzigt tot de noord-hollandsche lijn in het midden is gelaten. Wilde men nu de rigting van elke lijn nog meer in bijzonderheden gaan afbakenen, er zou in de kamer een nood lottige strijd over bloot locale belangen ontstaan, terwijl daal de wijze, waarop de rigtingen thans worden vastgesteld, alle waarborgen oplevert. Sommige leden verlangden dat in de begrootingswet de rigting van iedere sectie meer in bijzonderheden wierd om schreven. Dan bleef het regt der wetgeving om invloed uit te oefenen ongekrenkt en kon de regering van haren kant met het aankoopen van perceelen b.j minnelijke schikking voort gaan. In al de afdeelingen werd gevraagd hoe ver de regering gevorderd is met de onderhandelingen met het buitenland betrekkelijk de aansluiting onzer nieuwe spoorlijnen aan het duitsclie spoorwegnet. Vooral kwam daarbij de aansluiting aan de pruissisehe spoorwegen in de rigting vanVenloin aanmerking. Ook wenschte men iets naders wegens de uit- zigten op aansluiting met Hannover te vernemen. Men vroeg ook, welk stelsel de regering thans volgt ten aanzien der aanvragen om concessien voor spoorwegen, vooral voor zoo ver die door particulieren aan te leggen lijnen met de staats-spoorwegen in verband staan. Door sommige leden werd het gevoelen voorgestaan, dat men over de rivieren vaste bruggen moet bouwen, omdat er aan bruggen met beweegbare vakken groote nadeelen ver bonden zijn. Niet slechts is het gevaar voor de treinen groo te r, omdat door onvoorzigtigheid de tijdige sluiting kan verzuimd worden, maar ook kan de vaart er door bedorven worden. Andere leden zagen echter tegen de bezwaren en kosten van vaste bruggen zoo zeer op, dat zij die nergens wilden gebouwd hebben. Om de scheepvaart niet te belem meren, zouden die bruggen toch zeer hoog moeten zijn, met eene daaraan beantwoordende hoogte van de spoorbaan op de beide oevers, hetgeen hier en daar onoverkomelijke bezwaren kon opleveren. Bruggen met beweegbare vakken konden, naar het oordeel van die leden, inderdaad weinig grond tot bedenking opleveren. Men wenschte vrij algemeen te weten wat men te verwach ten had van de wet op de exploitatie der spoorwegen, die de regering volgens art. 1 der wet van augustus 1860 verpligt is in te dienen. Sommige leden oordeelden echter, dat dit vraagstuk nog niet rijp was voor beslissing, en dat in elk geval, althans op sommige iijnen, de exploitatie in den aanvang van staatswege moest plaats hebben, en dus ook het daarvoor noodig materieel moest worden aangekocht. Hiertegen voerde men weder aan, dat, als de exploitatie van rijkswege begonnen was, zij ligt op den zelfden voet zou blijven voort duren. Eenige leden waren echter van oordeel, dat, in het belang der reizigers, eene exploitatie van staatswege de meest wenscbelijke was. De vraag of de cijfers der begrooting voldoende waren toegelicht, kon men niet algemeen toestemmend beantwoor den. Eigenlijk bezat deze begrooting nog het karakter van eene credietwet. Sommige leden meenden, dat de regering geenszins geslaagd was eene op waarheid gegronde begrooting te leveren. Men ondervond thans de gevolgen van de bepa ling, dat voor de staatsspoorwegen jaarlijks tien millioen op de staatsbegrooting moeten gebragt worden, ook dan wanneer het onmogelijk is dat bedrag te verwerken. Indien toch alleen werkelijk te doene uitgaven in aanmerking waren ge komen. waarom dan bij v. f 250.000 voor het kanaal van Zuid- Beveland in rekening gebragt, met welk werk nog geen begin kan worden gemaakt. [Dit gevoelen werd in de afdeelingen geuit, toen de dading tusschen den staat en de Ooster-Schelde- raaatschappij nog niet goedgekeurd was door de kamer.] In verband met deze aanmerking werd in bedenking gege ven, om geene sommen voor de lijn van Rozendaal totWoens- d recht uit te geven, zoolang geene zekerheid bestond, dat met de afdamming van de Ooster-ScheUle een begin kon worden gemaakt. Een spoorwegvak tot Woensdrècht was dan toch. indien men niet verder komen kon, van luttel beteekenis. Amerika. Omtrent de nederlaag door de federalisten geleden maakten we in ons vorig nonimer met een enkel woord melding. Het agentschap Reuter geeft nu eenige meerdere bijzonderhe den. Die berigten, gedagteekend New-York 25 julij, luiden als volgt: Het bondsleger onder den generaal Dovvell heeft destelling der separatisten bij Manassas aangetast en na een gevecht van negen uren, waarbij aan weêrszijden groote verliezen werden geleden, drie batterijen vermeesterd. Daarop beeft de gene raal Beauregard, eene versterking van 25,000 man ontvangen hebbende, de bondstroepen op zijne beurt aangetast en ze tot overhaaste vlugtgenoodzaakt. Hetgeheele bondsleger vlugtte in wanorde naar de zijde van Washington, terwijl de generaal Dovvell te Centreville en te Fairfaxcourt vergeefsehe pogingen deed om de verschrikte vlugtelingen tot staan te brengen. De weg van Centreville naar Alexandrie was met gekwetsten bedekt. De separatisten vervolgden de bondstroepen tot Fairfax, die hunne geheele artillerie, een groot aantal wape nen en munitie en vele officieren verloren. Volgens gerucht is de generaal Johnston onder de gesneuvelden. Ook de vijand heeft zware verliezen geleden. Het leger der separatisten, 90,000 man sterk, stond te Manassas; hetgeheele bondsleger is naar Alexandrie teruggetrokken. De vestingwerken van Washington zijn nog versterkt, zoo dat die stad eiken aanval kan wederstaan. Het bondsbestuur heeft door den telegraaf van alle zijden versterkingen ontboden, en men maakt krach tige toebereidselen om weder aanvallender wijze te werk te kunnen gaan. Na de nederlaag bij Manassas zijn reeds 80,000 man nieuwe troepen aangekomen. Engeland. Londen 3 augustus. In het huis der gemeenten heeft eer gisteren bij gelegenheid der beraadslaging over eene wet betreffende de inrigting van een korps zee-officieren voor de reserve der zeemagt, weder eene woordenwisseling plaats ge had over de voortdurende toerustingen ter zee in Frankrijk en hier te lande, en hebben eenige leden, o. a. de heeren Lind say en White, op nieuw aangedrongen op eene overeenkomst met Frankrijk, ter bepaling van de in beide landen te onder houden scheepsmagt, ten einde alzo o den ouderlingen naijver in het aanbouwen van schepen, die voor beide de staten op den duur verderfelijk zou wezen en ligtelijk tot een oorlog kon leiden, te doen ophouden. Lord Palmerston, die verzocht werd zijn gevoelen over zoodanige overeenkomst mede te deelen, heeft zich ten stelligste daartegen verklaard. Hij deed daarbij opmerken, dat dergelijke schikking, indien zij doel zou treffen, niet alleen met Frankrijk,maar ook met de overige zeemogendheden, zoo als Rusland, de Vereenigde-staten van Noonl-Amerika, Spanje enz., gesloten zou moeten worden dat dit eene zeer moeijelijke zaak zou wezen, die gedurig aan leiding zou geven tot achterdocht en twisten, en alzoo, wel verre van het behoud des vredes te verzekeren; zeer ligtelijk eene aanleiding tot oorlog kon worden; dat buitendien Enge land zich door geenerlei overeenkomst met eenige vreemde mogendheid behoort te laten binden ten aanzien van dc sterkte zijner zeemagt, maar, even als andere staten, in dat opzigt eene volkomene vrijheid om naargelang van omstan digheden te handelen, moet behouden. De sprekers, die de bedoelde overeenkomst verlangd hadden, hebben deze bedenkingen onbeantwoord gelaten. Het ministerie zou door aan zulk een verlangen toe te geven, gewis zijne populariteit verliezen. De nationale hoogmoed der engelschen duldt niet dat eene vreemde mogendheid de uitbreiding der zeemagt zou verhinderen, en liet meest popu laire gouvernement in Engeland zou spoedig zijn invloed en gezag zien verdwijnen, indien het wilde trachten die gevoe lige snaar onzer natie te kwetsen. De engelschman brengt inderdaad liever zijn laatsten stuiver ten offer, dan de zee magt van zijn land door den invloed van vreemde potentaten te zien beperkt. Duitsclilaiid. Men schrijft uitWeenen, 30 julij, aan de BÖrsenhalle: De staatkundige wereld houdt zich in het geheim veel bezig met twee reizenwaarvan eene reeds is volbragt en de andere nog moet plaats hebben. Vooreerst is het de reis naar Brussel van lord Clarendon, oud minister van buitenlandscha zaken in Groot-Brittanje, eene reis die, naar men zegt, in ver band staat met de politieke gebeurtenissen en de aandacht

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2