der zal moeten koopen, indien er gronden, dijken of bermen
der polders benoodigd zijn voor den staatsspoorweg van
Roozendaal langs Bergen op Zoom naar Goes, Middelburg
en Ylissingen.
De minister van binnenlandsche zaken herinnerde aan het
hooge belang van de zaak, hetgeen de reden was, dat de rege
ring, na de verwerping der vroegere voordragt, weder met
eene nieuwe te berde was gekomen. Om de spoorwegwet
getrouw te kunnen naleven was het noodig spoedig tot deze
groote werken te kunnen overgaan, en wierd de voordragt
verworpen, dan zou er aan het tot s'.and komen van den
zeeuwschen spoorweg vooreerst niet te denken vallen. Het
werk der spoorwegen was nu reeds zoo ver gevorderd, dat
binnen kort met de tweede sectie een aanvang kan worden
gemaakt, en tot die sectie behoort het gedeelte waarover nu
gehandeld wordt. In de eerste sectie kon nu spoedig met de
uitvoering een aanvang worden gemaakt en het was den minis
ter aangenaam te kunnen mededeelen. dat gisteren de eerste
schop daartoe in den grond gestoken was. en wel te Zutphen.
Om nu op andere punten daarmede even spoedig te kunnen
voortgaan moest men met den minister medewerken om alle
voorkomende belemmeringen uit den weg te ruimen. Lang
durige processen zouden daarin eene groote vertraging kun
nen te weeg brengen, omdat zij langzaam en onzeker zijn.
Bij eene transactie als deze moest men niet uit het oog ver
liezen, dat hier geene sprake is van eene gewone concessie die
door intrekking kan worden vernietigd, maar van een con
tract. dat alleen langs den weg van regten of bij transactie
kan opgeheven worden. De regering heeft gemeend zich niet
aan de onzekerheid van eene procedure te moeten wagen, te
minder omdat bij de nu voorgestelde transactie de belangen
van den staat in allen deele zijn behartigd. Het argument
toch, dat men eventueel benoodigde gronden voor f 2000 per
bunder zou moeten terug koopen, had geene kracht, omdat
die gronden ten volle dezen prijs waard zijn en men er in geval
vnn onteigening veel meer voor zou moeten betalen. De ver-
u v rp;.ig der wetsvoordragt zou den staat duur te staan komen,
terwijl daarentegen de aanneming aan den noodlottigen toe
stand van het oogenblik een einde maken zou.
De heer van der Linden merkte aan, dat het aan de rege
ring zelve moest geweten worden, indien de tegenwoordige
toestand noodlottig was. Zijns inziens werd de transactie
niet zoo zeer voorgesteld in het belang van het rijk, als om
van de zaak af te komen en spoorwegen te krijgen. Spreker
ontwikkelde de reden, waarom men op het oogenblik nog
niet verder met de zaak was. Den 22 december I85S werd
de eerste transactie gesloten, tot wier aanbeveling gezegd
werd. dat bet belang van den staat de voltooijing vorderde
van het kanaal door Zuid-Beveland, want dat zonder dien
geene afdamming van de Ooster-Schelde kon plaats hebben,
en dat zonder die afdamming geene doorloopende spoorweg
verbinding tnsschen Zeeland en Noord-Braband kon tot stand
gebvagt worden. Het wetsontwerp tot goedkeurig dier trans
actie werd eerst den 10 maart 1859 ingediend, en daarop werd
het in julij van dat jaar door de kamer afgedaan, die te kennen
gaf dat zij den weg van regten wilde ingeslagen hebben. Den
11 april I860, dus eerst negen maanden later, ging van de
regering eene sommatie tot onderhandeling uit. In december
daaraanvolgende werd eene nieuwe transactie gesloten en
weder duurde het vijf maanden eer de kamer daar kennis van
kreeg; in mei 1861 werd het daartoe betrekkelijke wetsont
werp ingediend. Den noodlottigen toestand dezer zaak heeft
de regering dus door al die vertragingen zich zelve te wijlen.
Als echter deze wet verworpen werd, meende spreker dat de
zeeuwsche spoorweg er toch wel zou komen.
De heer van Heukelom herhaalde zijne bezwaren en be
treurde bet, dat de regering telkens als zij eene wet wenscht
te doen aannemen, op de spoorwegen wijst. Hij had het
beter geacht dat de weg van regten ware ingeslagen, dan dat
men eene schikking als deze had aangegaan.
De heer van Diggelen verdedigde het wetsontwerp, met de
opmerking dar, indien de regering zich vóór 1859 kan beroe
pen op de „vvenschelijkbeid" van deze transactie, deze nu
eene noodzakelijkheid was geworden, omdat datgeen,
waarop bij die vroegere gelegenheid slechts „uitzigt" bestond,
liet aanleggen van den zeeuwschen spoorweg, nu „zekerheid"
was. Grootelijks ten nadeele van Zeeland en Noord-Braband
zou de aanleg van dien spoorweg in de waagschaal worden
gesteld, indien deze wet wierd verworpen. De dading was in
het belang der schatkist.' Spreker, in der tijd als deskundige
geraadpleegd, had het werk waarvan hier sprake was, in het
belang van den staat sterk aangeraden, omdat, terwijl de
Maatschappij dorre zandplaten ontving, die niets opleverden
en waarop geen koolzaad kan groeijen, de staat veel ontving
en niets behoefde te geven.
De heer van Heemstra zeide dat de tegenwoordige regering
zich het verwijt van verkeerd gehandeld te hebben, niet be
hoeft aan te trekken, want dat de tegenwoordige toestand
veeleer een gevolg is van de handelwijze der regering van
1852, die van de oorspronkelijke concessie ligtvaardig was
afgeweken, en gedoogd had dat met de inpoldering een aan
vang werd gemaakt, eer het kanaal door Zuid-Beveland vol
tooid was. De afkeuring der bepaling dat de staat tegen
f2000 per bunder gronden kan terug nemen, was een gevolg
van gebrek aan locale kennis, want die gronden komen geens
zins in de lijn der spoorwegen.
De heer van der Linden verweet van zijn kant aan de rege
ring gebrek aan locale kennis en herhaalde weder verschillende
zijner bezwaren.
Hierna werd de beraadslaging gesloten en het wetsontwerp
met 42 tegen 10 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heerenDuymaer van Twist, Ter Brug
gen Hngenholtz, van Heukelom, Thorbecke, Dullert, Begram,
van der Linden, Betz. Heemskerk en van Hoevell.
Na nog eenigc werkzaamheden van ondergeschikt belang
en het behandelen van de huishoudelijke begrooting dei-
kamer voor 1862, in committe'-generaal, werd de vergadering
tot nadere bijeenroeping gescheiden.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van 24 julij.
Voorzitter de lieer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren Snouck Hurgronje, van de Graft en
Damme, terwijl de heer Rekker later zitting neemt.
De notulen der vorige zitting voorgelezen en goedgekeurd
zijnde, wordt voor kennisgeving aangenomen de mededeeling
des voorzitters dat zijn ingekomen de volgende stukkena.
het gedrukt verslag van den toestand dezer provincie in het
jaar 1S60, zoo als dit in de jongste zitting der provinciale sta
ten is overgelegd. Dit verslag wordt voor de leden ter inzage
nedergelegdb. missive van gedeputeerde staten dezer pro
vincie, houdende goedkeuring der onderhandsche aanbeste
ding van eene ijzeren kraan c. van de zelfden, goedkeuring
der rekening van de dienstdoende schutterij over het dienst
jaar 1860; d. van de zelfden, goedkeuring der in de vorige
zitting door den raad genomen besluiten tot af- en overschrij
ving van eenige posten op de gemeentebegrooting voor het
lpopende dienstjaar; e. van de zelfden, goedkeuring der gra
tificatie van f 100 aan de gemeente-grafdelvers.
De voorzitter berigt voorts dat nog is ingekomen eene
missive van gedeputeerde staten, waarbij zij kennis geven
dat bij hun is ontvangen eene voordragt van het bestuur dei-
godshuizen voor de daarstelling van een nieuw gasthuis en
aanhoorigheden, en waaromtrent zij de beschouwingen van
den raad wenschen te zien kenbaar gemaakt. Op voorstel
des voorzitters wordt besloten deze missive te stellen in han
den eener bijzondere commissie, die daarover hare zienswijze
aan den raad zal mededeelen. Met goedkeuring der vergade
ring worden door den voorzitter tot leden dier commissie
aangewezen de heeren Snouck Hurgronje, Lantsheer, van
Uije, Damme en van Visvliet.
Een door het comité voor het 6e zeeuwsch muzijkfeest
ingezonden brief tot dankbetuiging voor de ondervonden
medewerking bij het feest, en inzonderheid voor de tot het
vuurwerk verstrekte bijdrage, wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Door dirigerende leden der teeken-akademie wordt bij mis
sive eervol ontslag aangevraagd, op verzoek, voor den lieer
J. Pelgrom, als lesgevend meester in de teekenkunde naar
pleister. ïn dadelijke behandeling genomen, wordt eenparig
besloten liet gevraagde eervol ontslag toe te staan.
De voorzitter laat voorlezing doen van een adres van eenige
ingezetenen dezer gemeente, waarbij zij hunne bezwaren te
kennen geven tegen de heffing ran 50 cent voor elke kar die
door den pachter van den beerput wordt weggehaald. Adres
santen vermeenen dat de in der tijd door den pachter opgege
ven redenen waarom die heffing zou noodig zijn, als het werpen
van water in de putten, waardoor de waarde der specie zoo
zeer verminderde enz., ongegrond en zeer gezocht zijn; want
dat, al moet geen 50 cent per kar betaald worden, de kosten
aan eene ruiming verbonden nog vrij groot en die werkzaam
heid voor de bewoners der gebouwen niet amiers dan onaan
genaam kan zijndat het daarom niet waarschijnlijk is dat de
ingezetenen zic-h zei ven door het inwerpen van water zouden
benadeelen. En wat het weigeren betreft om twee achtereen
volgende nachten de ruiming te doen plaats hebben, zoo zulks
in eene nacht niet kon geëindigd worden, mede eene grief des
pachters, gelooven adressanten dat zulks door den pachter
zeiven zou kunnen verholpen worden, indien hij afstand deed
van de gewoonte om meer dan een pilt in ééne nacht te ledi
gen, of zoo hij geschikter personeel bezigde. Van de bedien
den des pachters hebben de ingezetenen dikwijls overlasten
somtijds ontzien zij zich niet om geldelijke belooning te vragen
voor het geheel ledig halen van den put. Een en ander ver
meenen adressanten aan den raad te moeten kenbaar maken,
met beleefd verzoek om op eene of andere wijze aan hunne
bezwaren te gemoet te komen, of wel bij eene volgende ver
pachting de betaling van 50 cent op te heffen.
Dit adres wordt in handen gesteld der commissie, die vroe
ger het verzoek des pachters behandeld heeft, en alsnu wordt
uitgenoodigd in (leze weder rapport uit te brengen.
Nog wordt voorgelezen een verzoek van verschillende
broodbakkers in deze gemeente om vrijstelling van belasting
voor hunne brandstoffen voor 19/20 gedeelten, op grond dat
vele andere verbruikers van brandstoffen voor hunne fabrie
ken of trafieken van die belasting zijn vrijgesteld. Dit ver
zoekschrift wordt der financiële commissie ter hand gesteld.
Wederom is een rekwest ingekomen van H. J. van de
Kamer corap., met bijgaande verklaring van L. Bakker, die
door aankoop is eigenaar geworden van de bloemisterij van
wijlen J. Regeur en betuigt geen bezwaar te hebben tegen de
aangrenzing der stoomhoutzaagmolen van genoemde adres
santen. Het rekwest strekt om nu, gelijk bij besluit van den
7 mei jl. door den raad was toegestaan, doch later door adres
santen niet benoodigd was, nog 1571—lellen grondsin erfpacht
te mogen hebben.
Daar, als door den raad hiertoe besloten wordt, de goed
keuring van gedeputeerde staten moet worden ingewacht,
vraagt de heer van Deinse hoe lang het tijdsverloop tusschen
de inzending en terugontvangst van gedeputeerde staten zijn
zal Hij doet deze vraag alleen, omdat de rêgterlijke autori
satie voor den verkoop aan L. Bakker nog moet worden
verleend, en zoo deze niet gegeven wordt, er weder bezwaar
zou ontstaan, gelijk al vroeger liet geval was. De heer van
Diggelen deelt dit gevoelen. De voorzitter zegt vernomen te
hebben dat de autorisatie door de regtbank zal worden ver
leend, doch daar hij dit slechts bij gerucht weet, stelt hij voor
de beslissing tot zoo lang aan te houden, waartoe wordt
besloten.
De voorzitter berigt dat bij burgemeester en wethouders is
ingekomen eene kennisgeving van mevrouw wed. T. J. Gersen,
van het overlijden van haren echtgenoot, in leven hoofdon
derwijzer aan de openbare school voor gewoon en meer uit
gebreid lager onderwijs voor jongens. Deze brief, welke reeds
is beantwoord, wordt voor kennisgeving aangenomen.
Door dit overlijden, meent de voorzitter, zal welligt eer
lang eene wijziging ïn het financieel dier inrigting noodig
wezen, waarom bij voorstelt en dien overeenkomstig
besloten om de regeling daarvan bij voorraad aan de coilWraÉ
sie voor de scholen in handen te geven.
Het le suppletoir kohier van den lioofdelijken omslag over
dit dienstjaar heeft, naar berigt van den voorzitter, ter visie
gelegen. Van C. J. Pelle, winkelier alhier, is een adres inge
komen met verzoek om van dat kohier te mogen worden weg
gelaten, daar hij niet in de klasse van f900 tot f 1000 kan
vallen en bovendien bezwaard is door de zorg voor eene ruim
SOjarige grootmoeder. Deze bezwaren onderzocht en juist
bevonden zijnde, wordt besloten adressant van de vol te
roijeren. Na eene daardoor ondergane vermindering van
f5,50, wordt het kohier gearresteerd tot een bedrag van
f 218,711.
Overeenkomstig de gemeentewet heeft de opname der
kas van den gemeente-ontvanger over het 2e kwartaal van
het loopende dienstjaar plaats gehad; in kas is bevonden
f31,198,69.
De gemeenterekening van het jaar IS60 overgelegd zijnde,
blijkt een goed slotte bevatten van f 12,309.20.1. Deze wordt
in handen der commissie voor de financien gesteld.
Het verslag van de opneming der gestichten, door den wet
houder Snouck Hurgronje, wordt voor de leden ter visie
gelegd.
Door den voorzitter wordt, namens burgemeester en wet
houders, eene ontworpene instructie overgelegd voor den
klokkenist en marktmeester benevens hunne assistenten. De
deliberatiën hierover worden aangehouden.
Als uitslag der stemming hij de jongste verkiezing voor zes
leden van den gemeenteraad, deelt de voorzitter mede dat al
de aftredenden herkozen zijn en zich bij voortduring tot de
vervulling dier betrekking hebben bereid verklaard. Deze
mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Bij het schilderen van den Abdijtoren is gebleken dat ev
nog eenige belangrijke herstellingen aan dien toren te doen
zijn, waartoe door den gemeentebouwmeester een verhoogd
crediet van f450 is aangevraagd. Dit crediet is met alge-
raeene stemmen verleend.
De voorzitter berigt dat de geheele correspondentie over de
bezwaren met betrekking tot de administratie der godshuizen
en het burgerlijk armbestuur (beheer der armenweezen door
het bestuur der godshuizen zie de zitting van 22 mei, voor
komende in het nommev dezer courant van 25 mei) voor
de leden heeft ter visie gelegen. Op zijn voorstel wordt be
sloten deze zaak in handen te stellen van eene commissie,
bestaande uit de heeren: Snouck Hurgronje, Lantsheer en
van Visvliet, ten einde daarop later aan de vergadering rap
port uit te brengen.
De openbare zitting wordt hierop voor eenige oogenblikken
geschorst.
Na de heropening, terwijl inmiddels de heer Rekker ter
vergadering is gekomen, wordt bij resumtie in beraadslaging
genomen het in de zitting van "19 junij jl. bij monde van den
heer Siffié uitgebragt rapport namens de commissie aan welke
is opgedragen den raad te dienen van advies omtrent hetgeen
te doen staat na het door den hoogen raad op den 23 februarij
jl. gewezen arrest, waarbij de vordering is toegewezen van
jhv. mr. J. van Reigersberg Versluys alhier, tot restitutie van
zijnen gedeeltelijken aanslag in den hoofdelijken ontslag, en
waarvan alleen het eerste onderdeel in die zitting werd behan
deld (zie het nommer dezer courant van 22 junij).
De eonclusien van dat rapport, strekkende om1te berus
ten in bedoeld arrest en in overeenstemming daarmede voor
taan te handelen; 2. teruggave van belasting te doen aan allen
die over het dienstjaar 1S56 hunnen aanslag alleen onder
formeel protest voldeden; 3. de kracht van zoodanig protest
niet uit te strekken tot de volgende jaren, voor welke even zeer
reclame of protest in forma behoort te zijn gedaan binnen zes
maanden na het eindigen van het dienstjaar 4. in te trekken
de in der tijd op verschillende adressen gevallene afwijzende
beschikking; 5. ook de verzoekschriften, welke over een
bepaald jaar loopen, niet te doen strekken over eenig ander
jaar; 6. aangezien noch protest noch adres met dagvaard
is gelijk te stellen, geenerlei renten of kosten le vergoeden,
en 7. overlegging te vorderen van een deugdelijk certificaat
van den burgemeester of extract uit het bevolkingsregister,
waaruit het verblijf buiten de gemeente blijkt, worden, bij
afzonderlijke voorlezing, bij meerderheid van stemmen goed
gekeurd.
Burgemeester en wethouders stellen voor en wordt alzoo
door den raad besloten, dat van alle personen die restitutie
gevraagd hebben eene nadere opgave zal worden gedaan.
Daaronder zal ook voorkomen de heer J. P. W. Boddaert,
die reeds vroeger eene aanvraag om restitutie van te veel
betaalde belasting deed en nu. na de eindbeslissing in de
vordering van jhr. mr. J. van Reigersberg Versluys, daarop
terugkomt.
Namens burgemeester en wethouders legt de voorzitter het
advies over omtrent het in de zitting van 7 mei jl. ingediend
rekwest van J. Hootsman, koopman in telhout, waarbij hij
verzoekt eene wijziging te brengen in art. II van het besluit
tot heffing van plaatselijke belastingen op voorwerpen van
verbruik, in dier voege dat de belasting op telhout tot op de
helft mogt worden verminderd (zie liet nommer dezer cou
rant van 9 mei). De conclusie van het rapport strekt om
gemeld rekwest te wijzen van de hand, aangezien het niet is
wij te pleiten van overdrijving. De adressant is bij de be
staande heffing niet bezwaard, daar er in de belasting op de
verschillende houtsoorten eene behoorlijke verhouding is iu
acht genomen. Dien overeenkomstig wordt besloten.
Door de commissie voor de financien is overgelegd, na
accoord bevinding, de rekening van de godshuizen over 1860.
Deze is goedgekeurd tot een bedrag vanbuitengewone ont-
vangsten f3976,41, gewone ontvangsten f48,615,69L Kamen
f52,592,10i; gewone uitgaven f46,715,79, buitengewone
uitgaven f1,883,57, oninvorderbaar f3805,60, nog in te
vorderen f 169,90, zamen f 52,574,S6. Alzoo een batig slot