MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Donderdag
N°- 83.
4861.
11 Julij.
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zatnrdags.
Binnen deze gemeenteen Ylissiugen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post ƒ3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte
doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22
centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontanfc.
Buitengewoon groote letters wordeu berekend naar de plaats die zij innemen.
Editie van woensdag avond 8 ure.
StonhonöiQinjjcn
VAN HET KIJK, PROVINCIALE EN GEMEENTERESMÊN.
AAN BESTEBIN CJ.
Op vrijdag den 12 julij 1861, des voovmiddags ten 10 ure
zal, onder nadere goedkeuring, door tien commissaris des
konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid,
door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn
van den hoofdingenieur van den waterstaat in het 11 de dis
trict, aan het lokaal van het provinciaal bestuur te Middel
burg, worden aanbesteed in twaalf perceelen
Het maken van buitengewone verdedigings
werken. aan de oevers der calamiteuse polders
Zuidkraaijert, Borsselen, Willem Anna, Wil-
helmina en Oostbeveland, Stavenisse, Scher-
penisse, Schouwen (districtFlaauwers). Brui-
nisse, Nieuw Noordbeveland, Oud en Jong
Breskens, Margaretha, Kleinen Huissens en
Eendragt en Walsoorden,
Deze aanbestedingen zullen geschieden bij inschrijving en
opbod, voor ieder perceel afzonderlijk.
Het bestek ligt ter lezing aan het lokaal van het ministerie
vau bintienlandsclie zaken, aan dat van het provinciaal be
stuur van Zeeland, te Middelburg, en op alle zoodanige
plaatsen, alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaats
werken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden.
Zullende den Aden, 3den en 2den dag vóór de besteding de
noodige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts nadere
inlichtingen te bekomen zijn aan het bureau van den hoofd
ingenieur van den waterstaat jhr. J. 11. T. Ortt, te Middelburg,
voor de werken in het algemeen, alsmede bij de ingenieurs te
Goes, te Zienkzee, te Breskens en te Neuzen voor de werken
tot elks arrondissement behoorende.
's Gravenliage, 15 j unij 1861.
Namens den minister van binnenlandsclie zaken,
De secretaris-generaal
J. SCHRODER.
NIB. De gegadigden worden verzocht volledige billetten
in te leveren, aanwijzende de namen, voornamen, beroepen
en woonplaatsen van hen en hunne borgen en de sommen
voluit geschreven.
Gedrukte billetten zijn te bekomen bij den drukker van het
gewestelijk bestuur U. F. AUER.
Burgemeester en wethouders van Goes maken bekend, dat
de betrekking van Opzigter der gemeentewegen en werken
aldaar vaceert, en roepen mitsdien een iegelijk, diegenegen
is daarnaar te solliciteren, op om zich, bij op zegel geschreven
adres, aan den raad aan te melden, vóór of uiterlijk op woens
dag den 17 dezer.
De jaarwedde aan deze betrekking verbonden, is bepaald
op f 6Ü0.
Gedaan te Goes, den S julij 1861.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAÜBEEN.
De secretaris.
H. C. PILAAR.
töiimcnUmösclje tijïnntjcu.
Middelburg 16 Julij.
Heden heeft de tweede kamer der staten generaal weder
eene zitting gehouden, waarin onder anderen een wetsont
werp is ingekomen tot goedkeuring van den afkoop der Stade-
tol. Daarbij is het aandeel van Nederland bepaald op 169,963
thalers.
Bij de voortgezette beraadslaging over het wetsontwerp op
de nationale militie zijn de artikelen 18 tot en met 29 (van de
inschrijving voor do militie) aangenomen. De behandeling
van de beide eerste paragrafen der vierde afdeeling (van de
loting en naloting) is daarop uitgesteld eu vervolgens artikel
44 (over vrijstelling van de dienst) aangenomen.
Uit Vlissingen meldt men ons heden
Gisteren namiddag is per stoomboot Stad Vlissingen alhier
aangekomen de luitenant-generaal C. Daneels van Wijck-
huyse, directeur der eerste artillerie-directie. Hij zal heden
óver de artillerie-troepen inspectie houden.
De generaal-majoor C. II. G. Steuerwald, directeur van
het materieel der artillerie, heeft de magazijnen alhier in oogen-
schouw genomen, en is heden morgen vertrokken naar Neuzen
Door llei' muziekkorps vau het: 2de regement infanterie
itl garnizoen alhier, is gisteren avond eene serenade gebragt
aan den lieer A. L. von Preuschen, majoor der artillerie, bij
gelegenheid van zijne benoeming tot ridder der orde van
den Nederlandschen leeuw.
Gisteren avond is in de dokhaven alhier aan boord van het
nieuwe vuurschip, bestemd voor den Noord Hinder, het licht
beproefd geworden, en zulks heeft, naar ik verneem, aan de
verwachting beantwoord. Zoodra het goed weder is, wordt
hetvuurschip naar zijne bestemming vervoerd, ter vervanging
van het thans aldaar liggende, hetwelk naar Vlissingen komt
om nagezien te worden.
Men schrijft ons uit Zievikzee van 9 dezer
Heden heeft voor de arrondissements regtbank alhier de
heer J. Sipkes, benoemd notaris te St. Maartensdijk, volgens
zijne godsdienstige gezindheid, de bij de wet op het notariaat
gevorderde belofte afgelegd.
Heden morgen is door (le justitie gearresteerd een jongeling
van 18 jaren, die zich moet schuldig gemaakt hebben aan
gewelddadige aanranding van een meisje tusschen de 8 en 9
jaren.
Uit 's Gravenhage schrijft men ons
Ten vervolge op de rceus door mij geleverde beschouwin
gen over de schilderijen-tentoonstelling, moet ik u tlians nog
voor het onderstaande eene plaats verzoeken.
Wat te zeggen van Tonlmouche, den veel geprezenen en
veel gelaakten Aug. Toulmouehe te Parijs, die onder no. 476
het kaartenhuis en onder no. 477 de moederlijke kus expo
seerde liet eerste stelt een jong meisje voor (schier te oud
voor de bezigheid die zij verrigt), voor eene witte tafel met
vergulde ornamenten gezetenwaar zij een kaartenhuis
bouwt, terwijl aau hare linkerzijde eene jongere zuster in
luije houding zit, en aan haie regterzijde andere broertjes cu
zusjes haar werk aanstaren. Ondanks vele voortreffelijkheden,
loopen wij, openhartig gezegd, met dit stuk niet hoog; het
voorschrift der oude meesters, dat de ordonnantie den pira
midevorm moet hebben, is stipt in het oog gehoudenliet
meisje, dat de kaarten in een zet, neemt de hoogste plaats in
en van daar daalt de lijn der figuren aan beide zijdende tech
nische uitvoering is voortreffelijk zuiver, het koloriet is aange
naam en harmonisch, en toch toch zit er eene pretentie,
eene geaffecteerdheid, eene gemaniëreerdheid in het geheele
tafereel, die onaangenaam aandoenhet stuk dringt zich als
't ware met onbescheidenheid aan de aandacht van den be
schouwer op en schijnt hem toe te roepen ziet gij mij wel?
daar ben ik nu." De wiskunstige regel, dat dedeelenhet
geheel uitmaken, faalt hier; elke figuur op zich zeiven is los,
en desniettemin is bet geheele tafereel stijf. De beide banden
van hetlustelooze meisje zijn le lang en onvolkomen aan liet
gewricht gehecht. Veeleer 2omlen wij onze goedkeuring aan
het andere stuk schenken, dat eene uiterst jeugdige moe
der voorstelt uiet haar kind op den schoor, dat haar een kus
o-eeft en waarbij vooral in de lippen van iietkind de natuur
van nabij bespied is; men vindt hier oneindig minder affecta
tie dan in het kaartenhuis.
Te volle stukken vinden weinig sympathie bij ons, en daar
aan is het welligt toe teschrijven dat het groote stuk van J ules
Traj-er, in de vacantie (478), ons weinig boeide, al laten wij
ook regt wedervaren aan de daarbij ten toon gespreide be
kwaamheid. In een ruim vertrek zijn 12 personen, 4kinderen
en 2 honden vereenigd: is dat niet te veel van de aandacht
gevergd? Het paar fiksche oude lieden, dat nagenoeg in het
midden der kamer aan eene tafel gezeten is, heeft het geluk
in den vacantie tijd al zijne kinderen en kindskinderen rondom
zich te zien; die kinderen, allen volwassenen, behooren
zeker tot verschillende ambtskringen, die op den zelfden tijd
vacantie hebben, doch waaronder alleen de militair aan de
strepen op zijn pantalon te herkennen is. De mannen staan
in groepen gesprekken te voeren een drietal dames houdt
zich aau eene tafel met het beschouwen van een handwerk
bezi<*. terwijl de oude lieden bewonderende blikken slaan op
een zeer jeugdig kind, dat hun door eene andere dame voor
gehouden wordt. De figuren zijn uitmuntend getc-ekend en
geschilderd, en de algeineene toon is aangenaam. Meer heb
ben wij echter op met uo. 479 van den zelfden schilder, moe
derlijke bezigheid, de voorstelling van eene moeder die haar
kind liefkoost.
Aan het slot van deze reeks vermelden wij als karakteris
tieke stukken van O. K. D. Unker te Dusseldorp, het inwen
dige van eene wachtkamer der eerste en der derde klasse op
ecu duitsch spoorwegstation (481 en 482). ledereen kent
het bonte gewoel op zulk eene plaats en de uiteenloopende eu
zonderlinge karakters, die men er aantreft. Niemand zal het
dus verwonderen dat hij op het eerste stuk den onmiskenba-
ren zoon van Albion met zijn koel en onverstoorbaar gelaat,
zijn rood haar eu zijn geruit pak aantreft, maar wel dat hij op
het andere den gensdanne en den colporteur in functie ziet,
verschijningen die in onze nederlandsche wachtkamers zeer
ongewoon zijn. Goed van kleur en teekening, behagen deze
stukken ongemeen als grepen uit het werkelijke leven.
„Qui nous délivrera des Grecs et des Romains?" riep een
maal een fransch dichter in wanhoop uit. „Qui nous deli-
vrera des paysages?" is de klagt die honderdmaal in het hart,
zoo niet op de lippen komt van dengeen, die als verslagge
ver van eene tentoonstelling zoo weinig weet wat hij van elk
der tallooze stukken in dat vak zeggen zal, en ze toch niet
met stilzwijgen mag voorbij gaan. Men heeft geen punt
waaraan men zich kan vasthouden; het gaat toch niet aan,
om te zeggenhier staat een boom regts, en daar eene hut
links, en op een ander stuk een berg in het verschiet of een
meer op den voorgrond. Zoo ergens, dan is het hier alshet
ware onmisbaar, dat de lezer ook beschouwer worde, want
woorden kunnen hem maar luttel voorbereiden op hetgeen
zijne oogen treffen zal. Ik zal dus met een vlugtigen blik de
landschappen overzien, van welke ik bij de vorige gelegen
heid geene melding had gemaakt.
Door de verplaatsing en verhanging der schilderijen, die in
de laatste dagen geschied is, hebben wij thans eindelijk het
stuk van den heer C. Kimme), te Middelburg, een geldersch
landschap aan de grenzen bij winter en middagzon (247),
mogen ontdekken. In bet algemeen voldoet dit stuk zeer
goed het partijtje dennen is met geluk teruggegevener ligt
dat mistige waas over het tafereeldat zoo eigenaardig
wintersch is en de voorwerpen als met een doorzigtigen sliiijer
omhult; en in weerwil van de vele sneeuw is de toon geens
zins fletsch. Alleen zouden wij aanmerking maken op de
lucht ter regterzijde, die wat plat en als liet ware afgesne
den is.
DeSchenkweg bij den Haag (12), door A. II. Bakhüy-
zen jr. te Amsterdam, verdient lof wegens den frisschen
en poëtischen toon en de uitmuntende bewerking van ge
boomte en vee. Van Julius van der Sande Bakhuijzen te
's Gravenliage beviel ons het best het geldersch land
schap bij opgekomen regen (17), waar het licht een fraai
effect maakt op den hier en daar afgezanden grond eu de
zware boom op den tweeden grond uitnemend bewerkt is.
Sitnon van den Berg te 's Gravenliage handelde als een rijke,
die zijne kruimkens (24, 25 en 26) hier laat en, zoomen
de dagbladen gelooven mag, zijne beste stukken naar Parijs
zendt. A. van den Bergh gaf een gezigt in het haagsehe bosch
na den pinksterstorm van I860 (33), een trouw afbeeldsel
van de toenmalige groote verwarring in ons haagsehe planten
rijk, een uitmuntend frisch stuk, welks schijnbare ongere
geldheid zich bij eene aandachtige beschouwing in de netste
bewerking oplost. J. W. Bilders, te Amsterdam, leverde eeu
gezigt aan den Rijn van de hoogten van Schlangenbad (36),
dat verschrikkelijk lietsch en doodseh is, en misschien de
natuur, maar dan zeker niet de schoone natuur afbeeldt; liet is
een onmetelijk vergezigt, waarbij men schier niets ziet. Zijn
gezigt op de Veltsee in het hoogland van Baden (38). hoewel
zwart en somber, voldoet oneindig meer, omdat men daar ten
minste iets ziet; namelijk eene indrukwekkeude bergnatuur
het water van den cataract op den voorgrond is oogbedriege-
lijk schoon en de schuimende golven zijn voortreffelijk weder
gegeven. Iletgeldersche landschap (111) van J. F. van Deven
ter, te 's Gravenliage, verplaatst ons plotseling in streken, die
een geheel ander karakter, maar niet minder haar eigenaardig
schoon bezitten. Runderen lesschen hier in liet midden eener
weide hun dorst aan een helder water, onder bescherming van
twee statige boompartijen. De uitvoering is voortreffelijk.
Het kleine stukje van Ivarl Girardet, te Parijs, een gezigt op
het meer van Genève (145), verraadt de bekwame hand en is
in den eigenaardigen stijl van dien meester, dien wij echter
niet hopen dat hier navolgers zal vinden, daar hij ongetwijfeld
in slordigheid zou ontaarden. De drie landschappen van J. F.
lloppenbrouwers (212, 213 en 214) geven onsgeenc aanlei
ding tot bijzondere opmerkingen; men kent de verdiensten
van dien meester. Op liet doek van George Jabin te Harz-
burg een morgen in Zwitserland (229), houden alle
kleuren van den regenboog eene bijeenkomst; indien de zwit-
sersehe bergnatuur, die hier inderdaad grootsch en ontzag
wekkend is voorgesteld, werkelijk die tinten vertoont, is liet
een ruim equivalent tegen de sneeuw en liet i js, die er bepaald
ook niet zeldzaam zijn. De Wolfgangzee in het noorden vaff
Oostenrijk (237), doorgraaf van Kalakreuth, te DusseldoróJ
trekt het oog door het ongemeenc licht hlaauwe waas,
over het gansclie tafereel verspreid ligt eu de boorden vai\ rrejl
meer als meteen shtijeromhuif. Ondanks de eenvoudig|PéitJ
van het onderwerp, voelden wij ons sterk aangetrokken iro©i
den ochtendstond bij betrokken lucht (25S), van A. KI«*
Koningh, te Haarlem. Nagenoeg op den voorgrond zit