öuitrnlrmïiscljr tijïnngcn.
Zomervergadering der provinciale staten
van Zeeland.
Avondzitting van den 2 julij.
Tegenwoordig: de commissaris des konings, voorzitter, 27,
later 31 leden en de griffier.
Afwezig met kennisgeving, de heeren Becius, Kakebeeke,
Schout Velthuys, Sergeant, Hombach, Benteyn en F. van
Deinse, en zonder kennisgeving, de heeren Blaaubeen, van
den Bosch, Hoelands Janssen en Vis.
De voorzitter opent de zomervergadering in naam des ko
nings en herinnert daarna dat in de hoofdkiesdistricten Mid
delburg en Tholen. ter vervanging van de heeren mr. M. F.
Lantsheer en W. J. van Voorst Catshoek, die hun ontslag
hebben genomen, tot leden der staten zijn verkozen de heeren
mr. T. A. Lamorechtsen en M.W. J. deVisser. Overeenkomstig
zijn voorstel worden de door die heeren ingezondene geloofs
brieven tot onderzoek gesteld in handen een er commissie, tot
leden waarvan hij aanwijst de heeren Cau, Uyttenhooven en
de Lange.
De zitting wordt geschorst gedurende den tijd dat die com
missie zich tot dat onderzoek verwijdert.
Teruggekeerd, brengt zij verslag uit bij monde van den
lieer Cau, waarvan de conclusie strekt om beide heeren als
leden toe te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten, terwijl
de griffier hen ter vergadering binnenleidt, waarna zij in han
den des voorzitters de voorgeschrevene eeden afleggen en
zitting nemen.
Van het gedrukte verslag over den toestand der provincie
over het jaar 1S60, wordt den leden een exemplaar ter hand
gesteld.
Voor kennisgeving worden hierop aangenomen de navol
gende ingekomene stukken
u. koninklijk besluit van den 3 december 1S60 no. 10,
houdende magtiging op gedeputeerde staten1. om achter
volgens het besluit der staten van den 9 november 1860 no.
17, de kosten van het maken van een grindweg met wacht
huisje en wat daartoe behoort, ter verbetering van het veer
over het Sloe, geraamd op f 3300, te bestrijden uit den post
voor onvoorziene uitgaven der begrooting van de enkel pro
vinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1860
2. om naar aanleiding van het besluit der staten van den 9
november 1860, no. 7, van en op posten der genoemde begroo
ting af- en over te schrijven f 1200, ter bestrijding der kpsten
van aankoop van 200 exemplaren van de door de heeren A.
Magielse en J. J. Brandt vervaardigde kaart van de provincie
Zeeland
b. idem van den 19 december I860, no. 63, houdende goed
keuring der besluiten van de staten: 1. van den 9 november
1860, no. 20, tot het aangaan eener geldleening ten laste der
provincie van f 2S000, voor de verbetering der middelen van
gemeenschap in de provincie Zeeland, 2. van den 9 november
I860, no. 22, houdende wijziging der begrooting van de enkel
provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven over het
dienstjaar 1861.
c. een brief van den minister van binnenlandsche zaken
van den 7 december 1860, no. 170, 5e afdeeling, houdende
mededeeling van Zr. Ms. beschikking op de adressen van de
gemeenteraden van Clinge en St. Philipsland, om toepassing
van art. 36 der wet op het lager onderwijs, wat betreft de
kosten van nieuwe schoollocalen en onderwijzerswoningen in
die gemeenten
d. idem van den 1-1 jan narij 1861, no. 305, 5e afdeeling,
met extract uit Zr. Ms. besluit van den 10 bevorens, no. 57,
houdende beschikking op de adressen der gemeenteraden van
Clinge en Nieuw vliet, om toepassing van voorschreven wets
artikel, wat betreft de gewone kosten van het lager onder
wijs dier gemeenten
idem van den 11 januarij 1861, no. 310, 5e afdeeling,
strekkende ten geleide der door z. exc., krachtens magtiging
des konings, genomene beschikkingen op de adressen der
gemeentebesturen van Hengstdijk, Philippine, lletranche-
inent, Schevpenisse, St. Annaland en Zaamslag, om toepassing
van bovengenoemd wetsartikel, wat betreft de gewone kosten
van het lager onderwijs dier gemeenten, uitgezonderd de
gemeente St. Annaland, waar het de kosten van vergrooting
van het schoollocaal geldt;
f. idem van den 6 mei 1861, no. 211, 5e afdeeling, met
afschrift van Zr. Ms. besluit van den 1 bevorens, no. 51, rege
lende onder anderen de bijdragen van de provincie en het rijk
in de kosten van den bouw van een nieuw schoollocaal te
Zuidzan de, alsmede van den aankoop van een huis voor onder
wij zerswoning aldaar.
Bij het sub c genoemde, deelt de voorzitter mede dat
de gemeenteraad van St. Philipsland later tot het besluit is
gekomen, om van de te zijnen opzigte genomene gunstige be
schikking geen gebruik te maken, aangezien door deoprigting
eener bijzondere school de behoefte is verminderd.
De navolgende, gedrukt aan de leden rondgedeeldevoor-
stellen van gedeputeerde staten
a. omtrent het adres van den gemeenteraad van Sas van
Gent, om toepassing van art. 3G der wet op het lager onder
wijs, voor de daarstelling van een nieuw schoollocaal
b. omtrent het adres van den gemeenteraad van Eede, om
toepassing van voorschreven wetsartikel, wat betreft de kosten
van het lager onderwijs dier gemeente
c. omtrent het adres van den gemeenteraad van Duiven
ei ij ke, om toepassing van voorschreven wetsartikel, met be
trekking tot den bouw van een nieuw schoollocaal en onder
wijzerswoning aldaar, en tot het toekennen eener jaarlij ksche
tegemoetkoming voor de instandhouding dier gebouwen
d. betrekkelijk een nader verzoekschrift van den gemeen
teraad van Vrouwe polder, aangaande de toepassing van meer
genoemd wetsartikel, ter zake van de kosten van den bouw
van een nieuw schoollocaal met onderwij zerswoning te Vrou
wepolder
e. nader voorstel, nopens de verzoekschriften van de
gemeenteraden van Hengstdijk en Philippine, om toepassing
van voorschreven wetsartikel, wat betreft de gewone kosten
van het lager onderwijs dier gemeenten
f. betrekkelijk den voorgenomen aanleg van een ponten-
veer tusschen Kortgeen en Wolphaartsdijk
ij. betreffende de heffing van opcenten voor de calamiteuse
polders in 1S62;
k. tot onderhandsche verpachting van het overzetveer van
het Sloe;
i. tot onderhandsche verpachting van het overzetveer van
Gorishoek;
benevens de verantwoording van gedeputeerde staten we
gens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en
uitgaven, over 1859
de begrooting der kosten van het provinciaal bestuur voor
zoo veel het rijksbestuur is, voor 1862;
de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke in
komsten en uitgaven, voor 1862, met een voorstel van gedepu
teerde staten, betreffende de te beffen opcenten op de grond
en personele belastingen ten behoeve der provincie; worden
naar de afdeelingen verzonden.
Een ingekomen adres van J. M. Ceelen wed. van Hertum,
om weder met eene gratificatie te worden begunstigd, zal ge
lijktijdig met de begrooting as behandeling worden genomen.
Verder geschiedt door den heer griffier voorlezing van de
navolgende ingekomen verzoekschriften
I. van Ph. Pikaar c. s., schippers te Yerseke, om verbetering
der haven aldaar;
II. van den gemeenteraad van Retranchement, om een
subsidie uit de provinciale fondsen voor wegsverbetering
en 111. van J. H. C. Kakebeeke Gz. c. s. te Goes, houdende
verzoek tot het verleenen van een afkeurend advies op een
casu quo door gedeputeerde staten te doene voorstel tot
heffing Yan opcenten voor de calamiteuse polders in 1862.
De beide eerste zullen worden verzonden naar de straks te
benoemen commissie voor de verzoekschriften, terwijl het
derde ter griffie wordt gedeponeerd ter inzage van de leden,
om daarop zoodanig acht te slaan als zij zullen vermeenen te
behooren bij de behandeling van het daartoe betrekkelijk
voorstel.
Evens eens wordt ter griffie gedeponeerd een ingekomen
verslag van den toestand van het geneeskundig gesticht voor
krankzinnigen te Dordrecht over 1860.
Overgaande tot de benoeming eener commissie voor de
verzoekschriften en geen der leden wenscliende dat zulks dooi
de vergadering geschiedt, wijst de voorzitter tot hare leden
aan de heeren Fokker, Hammacher en Bybau.
De benoeming van eeu buitengewoon lid van gedeputeerde
staten wordt vastgesteld tegen de eerstvolgende bijeenkomst.
Yoor kennisgeving wordt alsnog aangenomen de mededee
ling des voorzitters dat de presentielijsten de vergaderingen
van gedeputeerde staten, volgens art. 86 der provinciale wet,
en een staat van al de provinciale ambtenaren en bedienden,
volgens art. 11 der instructie voor gedeputeerde staten, ter
griffie zijn nedergelegd ter inzage van de leden.
De vergadering gaat hierop over tot hare splitsing in afdee
lingen, waarbij worden aangewezen als te behooren tot de
eerste afdeeling, de heeren de Visser, de Jonge van Ellemeet,
J. L. de Jonge, Callenfels. Onghena. Hoogenboom. Mazure,
van der Have en Dronkers, en als leden van gedeputeerde
staten de heeren Becius en van der Bilt;
tweede afdeelingde heeren Uyttenhooven, Vader, de Smidt,
Moolenburg, de Lange, Verhagen, Egberts Risseeuw, Piers-
sens en van Eek, en als leden van gedeputeerde staten de
heeren van Citters en Fokker, en
derde afdeeling. de heeren Hammacher, Snijder, Bybau,
Cau, W. M. II. de Jonge, Lambrechtsen, H. J. van Deinse
en de Casembroot, benevens de heeren Sprenger en Buteux,
als leden van gedeputeerde staten.
De vergadering besluit hierop de bepaling der eerstvol
gende bijeenkomst over te laten aan den voorzitter, waarna
deze zitting wordt gesloten.
Engeland.
Londen 29 junij. Gisteren in het hoogerhuis hadden
beraadslagingen plaats over de oostersche aangelegenheden.
Lord Stratford, die door zijn langdurig verblijf als vertegen
woordiger onzer regering in Turkye geacht wordt den staat
kundigen toestand daar in allen deele te kennen en zeker
een grooten invloed op den gang van het bestuur had, gaf
den wensch te kennen dat het engelsclie gouvernement de
integriteit van Turkye zou beschermen en den nieuwen sultan,
even als zijn voorganger, de oogen openen voor de intriges
van vijandelijk gezinde mogendheden. In antwoord daarop,
zeide lord Wodehouse dat men de verzekering ontvangen had
dat de nieuwe sultan geene verandering in het regeringstelsel
brengen zal, maar dat in de binnenlandsche aangelegenheden
nuttige hervormingen zullen plaatsgrijpen. Wanneer, voegde
hij er bij, de nieuwe sultan de onpartijdige raadgevingen volgt
die zijne bondgenooten hem geven zullen, en de groote hulp
bronnen zijns rijks tracht te ontwikkelen, terwijl hij te gelij
ker tijd regelmaat in zijne financiën brengt en zich van eerlijke
mannen omringt, dan is het nog niet te Iaat om het turksche
rijk een tijdperk van welvaart te zien intreden. Men vleit zich
dat de fransch-russische intriges zullen te kort schieten en
Engelands invloed zal zegenpralen.
Lord Hardwicke uitte de meening dat Engelands staat
kunde van tusschenkomst in de zaken des turkschen rijks
veeleer tot verzwakking dan tot versterking daarvan gestrekt
heeft. Turkye, meende hij, kon zijne levenskracht niet
anders herkrijgen dan door volgens de turksche wetten gere
geerd te worden, en hij begreep niet hoe eene christen mogend
heid raadgevingen verstrekken kon die goed door een volk
konden worden opgenomen welks wetten in den koran ver
vat zijn, en dat werkelijk onder een theocratisch bewind leeft.
Een sultan, zoo ging bij voort, die zoodanige raadgevingen
aannam en tot regelen van zijn gedrag stelde, zou door zijne
onderdanen als een christenhond beschouwd worden, en zijne
staatkunde zou onvermijdelijke rampen na zich slepen. Om
de denkbeelden der westersche mogendheden voor de turken
aannemelijk te maken, zouden de turken vooraf christenen
moeten worden. Deze redewisseling eindigde met de verkla
ring van lord Stratford dat hij nadere mededeelingen der op
de turksche zaken betrekkelijke stukken vragen zal, ten einde
de zaak van alle kanten te kunnen beschouwen.
HuStscBilaiid.
Ween en I julij. Het ministerie zal in de eerstvolgende zit
ting van den rijksraad verslag doen van de omtrent Hongarye
genomen maatregelen.
Aan den hongaarschen landdag is een koninklijk rescript
gerigt, waarin verklaard wordt dat het adres, als illoyaal en
strijdig met de regten der kroon, niet kan worden aangenomen,
onder uitnoodigmg om het adres, wat vormen inhoud betreft,
te wijzigen, bij gebreke waarsan de landdag ontbonden zal
worden.
De staatsbegrooting van ontvangsten en uitgaven voor
het financieel jaar 1862 zal eerstdaags aan de beide huizen van
den rijksraad worden voorgelegd. Men zegt dat de gezamen
lijke behoeften 362,536.090, de geraamde inkomsten slechts
298,599,800 weener gulden bedragen, zoo dat het deficit,
hetwelk door buitengewone middelen gedekt moet worden,
63,936,200 gulden bedragen zou. De uitgaven voor het depar
tement van oorlog zijn op ongeveer 165 millioen, derhalve, in
weerwil van den staat van vrede, op 65 millioen hooger dan
vroeger geraamd. Daarbij komt dat de inkomsten der belas
tingen in Hongarye aanzienlijk beneden de raming gebleven
zijn, zoo zelfs dat dit mindere, alleen over een tijdvak van vijf
maanden, namelijk van november tot maart, 9,99S,103gulden
bedraagt.
Üe algemeene verwachting is zeer hoog gespannen op
een waarlijk reuzen-concert, dat de kapelmeester Jozef
Strauss in den loop van den zomer hier zal geven. Tot mede
werking daaraan zullen de muziekanten van alle orchesten
dezer stad, alsmede zeer vele dilettanten en alle weener
muziekkapellen worden geëngageerd. Het aantal strijkinstru
menten, bij name violen en alten, zal alleen 500600 bedra
gen, terwijl 50 tot 60 bassen worden vereischt; van elders
zullen nog vele violoncellisten en klarinettisten daartoe mede
werken.
Kassei 1 julij. Na dat de tweede kamer van Keurhessen het
voorstel der commissie betrekkelijk de wederinvoering der
constitutie van 1831 had aangenomen, heeft de regeringscom
missaris het besluit voorgelezen waarbij die kamer ontbonden
wordt.
Frankrijk,
Parijs 29 junij. De keizer houdt zich te Fontainebleau
ijverig bezig met zijn werk over Julius Cesar. Naar men ver
zekert, dicteert hij gedurende vier uren daags zijn secretaris,
den heer Mocquard, ter voltooijirig van dit werk.
Men verzekert dat prins Napoleon binnen eenige dagen
alhier terug wordt verwacht, ten eiude na liet vertrek des
keizers naar Vicliy, in zijne plaats den ministerraad te kunnen
presideren.
Italië.
Maandag avond heeft de heer Ricasoli in de kamer van
afgevaardigden de verklaring herhaald dat het bezit van Rome
voor Italië eene onvermijdelijke noodzakelijkheid is, maar er
tevens bijgevoegd dat de voltooijing van dat groote werk
slechts diende te geschieden met de toestemmingen medewer
king van Frankrijk en onder het geven van waarborgen voor
de vrijheid en onafhankelijkheid der kerk, die haar zullen in
staat stellen terug te keeren tot de zuiverheid van het gods
dienstig gevoel, de eenvoudigheid der zeden en de gestreng
heid van tucht, die haar oorsprong zoo roemrijk en eerbied
waardig gemaakt hebben.
De minister drukte zich aldus uitDe italiaanscbe zaak
heeft de algemeene sympathie en zij kan nog op bondge
nooten rekenen. De erkenning door Eugeland is een nieuw
bewijs van het vertrouwen dat wij inboezemen, en wij ver
trouwen dat ook dit voorbeeld navolging zal vinden. Europa
dank het beginsel van niet-tusschenkomst zal het weldra
eens zijn om onze nationaliteit plegtig te bevestigen en het
onbetwistbaar vegt te erkennen, dat wij bezitten om de natio
naliteit van Italië volkomen te maken.
Er is over afstand van grondgebied gesproken, maar dat
denkbeeld verwerp ik met verontwaardiging. De koninklijke
regering, ik zeg het eens voor altijd, kent niet eene palm
grondgebied in Italië die zou kunnen afgestaan worden. Zij
wil niets afstaan en zal ook volstrekt niets afstaan.
De koninklijke regering ziet slech ts op een nationaal grond
gebied dat zij te beschermen heeft. Zij ziet op Rome en
Venetie, en daarheen rigt zij de smarten, de wenschen,de hoop
en de voornemens der natie. De regering gevoelt al liet ge-
wigt der taak welker vervulling men van haar verwacht. Zij
is besloten haar te vervullen en zal ze met Gods hulp ook ver
vullen.
Eene gunstige gelegenheid die wordt voorbereid zal binnen
kort den weg tot Venetie openen. Laat ons inmiddels aan
Rome denken: naar Rome willen wij onze schreden rig ten.
Zoo lang Rome in een staatkundig opzigt van ons zal geschei
den zijn, zoo lang zal het overige Italië een brandpunt van
intriges en zamenzweringen zijn en evenzoo een voortdurend
beletsel voor de openbare orde. Voor de italianen is het bezit
van Rome niet alleen een regt, maar eene onmiskenbare
noodzakelijkheid. Wij willen ons niet naar Rome begeven
door middel van oproerige ongepaste en vermetele bewegin
gen, waardoor wij de nationale zaak verdacht zouden maken
wij willen er heen trekken in overeenstemming met Frank-
rijk, niet vernielende maar opbouwende; door aan de kerk*
den weg te wijzen tot hervormingen welke zij zelf moet vol-