A
B IJ V 0 E G S E L
VAN" DE
111 DDE LB UIIGS CUB COU'R/UT
van dingsdag 14 mei 1861.
§laten generaal.
TWEEDE KAMER.
Wetsontwerp betrekkelijk eene (lading tusschen den
staat en de Maatschappij tot indijking van op
en aanwassen in de Ooister-Schelde.
Het eenigartikel van dit wetsontwerp luidt:
„De dading, tusschen den staai en de Nederlaudsche maat
schappij tot indijking van op- en aanwassen in deOoster-
Schelde aangegaan, wordt goedgekeurd zoo als zij is getrof
fen bij onderhandsche acte van 11/24 december 3860, in
afschrift aan deze wet vastgehecht."
Die acte begint met de opmerking, dat zoo wel over het
tijdstip der vervalling van de concessie, door de nederlaud
sche regering verleend bij contract van 8 October 1S49, gewij
zigd 17M maart 1853, tot het graven van een kanaal door
Zuid-Beveland. de afdamming van het Krekerak in de Oos-
ter-Sehelde en het indijken op regt van erfpacht voor 99
jaren van op- en aanwassen in de Ooster-Schelde tot eene
oppervlakte van 14,000 bunders, als omtrent de gevolgen
dier vervalling verschil bestaat, en dat men nu deze overeen
komst heeft aangegaan om een kostbaar en langdurig proces
voor te komen, waartoe het verschil aanleiding kan geven in
dien het niet in der minne wordt beëindigd.
De bepalingen der acte zijn hoofdzakelijk de volgende
Art. 1Het contract van concessie, ook zoo als het nader
gewijzigd is, wordt ontbonden.
Art. 2. De uitgifte op erfpacht van op- en aanwassen, bij
"het eerste contract gedaan, wordt teruggebragt tot de opper
vlakte, op eene bij deze acte van dading gevoegde kadastrale
kaart aangeduid onder de benaming an 1 sten en 2den pol
der, zonder regt op verderen aanwas.
Deze erfpacht blijft bepaald op 99 jaren, begonnen 9 Octo
ber 1849, en op f 5 'sjaars van iederen ingepolderden bunder,
vorderbaar na het eindigen van het tweedejaar na de inpol
dering.