Men verneemt, dat de minister van binnenlandsche zaken den beer referendaris voor zaken van nijverheid, met den heer dr. Staring, naar Belgie, Hannover en, naar men meent, ook naar Denemarken gezonden beeft, ten einde daar de land bouwscholen te bezoeken. Het doel schijnt te zijn, om naauw- keurig bekend te worden met den toestand van het landbouw onderwijs in die van onzenaburige landen, welke,wat zielental, bevolking en financiële krachten aangaat, met het onze overeenkomen, waaruit zeer zeker nuttige gevolgtrekkingen voor het onderwijs hier te lande te trekken zullen zijn. De beide heeren moeten dingsdag vertrokken zijn, en meenden hunne reis met het einde dezer maand te kunnen volbrengen. (Landb. courant.) Volgens de Algeraeene kunst en letterbode, heeft de afdee- ling Letterkunde der koninklijke akademie van wetenschap pen. nog tot lid benoemd den heer dr. S. Acker Stratingh. te 's Gravenhage, en tot buitenlandsch litj graaf Giancarlo Co- nestabile, hoogleeraar te Perugia. De commissie voor de algemeene verloting ten behoeve der noodlijdendendoor denjougsten watersnood, heeft bekend gemaakt dat de uitslag der trekking zoo spoedig mogelijk in tie Nederlandsche staatscourant bekend gemaakt zal worden. De commissie die zich te Delft heeft zamengestehl, met het doel eene verloting te houden ten behoeve der noodlijdenden O]) Java, heeft daartoe de vereischte goedkeuring deskonings ontvangen. Het aantal loten dat zal kunnen worden uitgege ven is voorloopig op 10,000 bepaald. Volgens het Algem. handelsblad is door den akademischen senaat aan de hoogeschool te Groningen tot doctor in de let teren en bespiegelende wijsbegeerte honoris causa benoemd, de heer A. Pierson, theol. doet. en predikant bij de waalsche gemeente te Rotterdam. De commissie tot onderzoek naar de epidemie aan boord van het fregat Evertsen is den S mei in het hospitaal te Nieuwediep werkzaam geweest en zou vrijdag het naar de quarantaineplaats Wieringen overgebragte gedeelte der oog- zieken onderzoeken. De toestand der ooglijdersschijnt zich intusschen te verbeteven, aangezien reeds 3 officieren, 8 adel borsten en ongeveer 40 mindere schepelingen als hersteld te beschouwen zijn. Door 111 gezinnen in de gemeente Lith, waarvan 108 de roomsch katholieke, 1 de hervormde en 2 de israëlietisehe ge loofsbelijdenis zijn toegedaan, is, \olgensde Tielsche courant, aan den predikant Krol eene prachtige pendule aangeboden voor zijne menschlievende hulp, hun bij den watervloed be wezen. De ingezetenen van Heerewaaraen hebben hunnen burgemeester Üitenhage de Mist, een gelijksoortig geschenk aangeboden. In de maand a'ugus t us aanstaanden -£<&? 5 dier maand, zal te Nijmegen plaatshebben het vijfde groot nederlandsch nationaal zangersfeest. Keedshebben 30 lieder tafels uit de voornaamste steden van ons vaderland, uitma kende ongeveer G00 zangers, hunne medewerking beloofd. liet muzijkkorps van het 17e pruissische regement infan terie uit Wezel, bestaande uit een lOtal leden, onder directie van den met roem bekenden kapelmeester Ernst Wiesenborn, is voor deze gelegenheid geëngageerd. Het Weekblad voor israëlieten deelt mede, dat de hoofd commissie voor de zaken der israëlieten in hare op den 28 april jl. te Amsterdam gehouden algeraeene vergadering heeft be sloten, een krachtig protest bij den minister van eeredienst in te dienen tegen de redevoering, door den schoolopziener Hof stede de Groot bij de inwijding der nieuwe school te Winsum gehouden. Als eene bijzonderheid wordt van Dordrecht medegedeeld, dat de schroefstoomboot De Zaan aldaar eene volle lading koolzaad inneemt, om die binnen door naar Parijs over te voeren. Men verneemt, dat de bewuste zendeling te Maastricht, of schoon twee maal per week zijne bijbellezingen voortzettende, niet meer door oploopen voor zijne woning wordt lastig ge vallen; de bijeenkomsten hebben nu evenwel met gesloten deuren plaats. Men meldt, dat hij een eisch tot schadeloos stelling, ten bedrage van f 1000, tegen de gemeente heeft inge steld, wegens schending van zijne woning, mishandeling, enz. BSeaioemingen en besluiten. ridderorden. Vergund aan den heer P. Tetar van Elven, te Arasterdam, het dragen der ridderorde van St. Mauritius en Lazarus, van Sardinië. leger. Benoemd tot lid der speciale commissie van inspec tie over het militair onderwijs, meer bepaald voorde artillerie, de luitenant-generaal C. Daneels van Wijkhuise, inspecteur van dat wapen. Op pensioen gesteld ad f 1020, de kapitein L. Smits van het 3e regement veldartillerie. departement van koloniën. Benoemd tot adjunct commiesen de heeren L. Kloeten R. L. A. van Dijk. consulaten. Erkend als consul van Wurtemberg te Amsterdam, de heer Carl Tellinger. De heer C. Bartels heeft opgehouden consul van Sardinië te zijn te St. George d'Elmina en andere bezittingen ter kuste van Guinea. Kerk- cn sciioolnieuws. De heer J. Vermeer, predikant bij de nederduitsche her vormde gemeente te Koudekerke. maakte gisteren in de voor middag-godsdienstoefening bekend dat hij het beroep naar Genemuideri1 heeft aangenomen. Door den kerkeraad der gereformeerde gemeente Onder het kruis te Middelburg, is tot herder en leeraar beroepen de heer M. Keulemans, thans te Zwartsluis. Door het provinciaal kerkbestuur van Zeeland is in- zijne jongste vergadering, na afgelegd examen, als kandidaat tot de heilige dienst toegelaten de heer Frederik Adolf Be- gemann. De vergadering van de inspecteurs van het lager onder wijs, naar aanleiding van art. 59 der wet, zal dit jaar den 15 mei beginnen, onder de leiding van den minister van binnen landsche zaken, in een der lokalen van het ministerie. Staten generaal. tweede kamer. Zitting van vrijdag 10 mei. Heden is eene koninklijke boodschap ingekomen, ten ge leide van een wetsontwerp tot goedkeuring eener dading tvvsschen den staat en de maatschappij tot indijking van aan wassen in de Ooster-Schelde. Na afloop der aan de orde gestelde onderwerpen, zal het wetsontwerp tot onteigening van perceelen ten behoeve van den aanleg eener tweede begraafplaats te Amsterdam behan deld worden. De gansche zitting werd liede^ weder gewijd aan de behan deling van het wetsontwerp to£ verduidelijking van art. 68 der onteigeningswet (aardhaling voor dijken). De discussien waren gekenmerkt door een geest van chicane; verscheidene vegtsgeleevde leden, allen vau gvoote reputatie, stonden lijn- regt in gevoelen tegenover elkander, en de een noemde wit, wat volgens den anderen zwart was. Aan menig wetsontwerp van oneindig grooter belang zijn zoo vele woorden niet ver spild. Het hoofdpunt in geschil kwam daar op neder of het nemen van aarde uit gronden waarop de vevpligting tot aard- levering rust, al of niet als onteigening moet beschouwd worden, die dus aanspraak geeft op voorafgaande schade loosstelling. Om de verwardheid der discussien moeten wij, door ons bestek gedwongen, ons bepalen tot de vermelding dat de heeren Thorbecke en van Lijnden de voornaamste sprekers vóór, en de heeren van Eek en van der Linden de voornaamste tegen het regeringsontwerp waren. Het eenigartikel van het wetsontwerpluidde aanvankelijk: „Art. GS der wet van 28 augustus 1S51 (Staatsblad no. 125) wordt gelezen als volgt: „De artt. 65 toten met 67 zijn niet toepasselijk in geval de specie wordt genomen van gronden, waarop de verpligtiug tot levering tegen of zonder vergoeding rust, krachtens titel of verordening." In de zitting van eergisteren had de regering voorgesteld de laatste woorden aldus te lezen „tegen of zonder vergoe ding, uit welken hoofde ook, mogt rusten." naar aanleiding van dc gemaakte aanmerking dat onder „titel of verordening" welligt niet alle aanleidingen tot eene dergelijke verpligting zouden begrepen zijn. In de zitting van heden werd door den heer Thorbecke in de plaats van dat alles voorgesteld, art. 68 der vigerende wet te laten bestaan, rmuu- zinsnede,toe te voegen van dezen inhoud „Geene nieuwe verpligting vau dezen aard kaïMli^de af kondiging der wet van 28 augustus 1851 (Staatsblad no l£&) [onteigeningswet], door gewoonte of verordening worden ge vestigd." Deze zinsnede werd met 52 tegen 13 stemmen aangenomen, nadat met -44 tegen 21 stemmen een subamendement van den heer van Nispen van Sevenaer was goedgekeurd, strekkende om er aan vooraf te laten gaan de woorden „De artt. 65 tot en met 67 zijn niet toepasselijk, in geval de specie wordt genomen van gronden, waarop de verpligting tot levering krachtens gewoonte of verordening, zoo wel als uit anderen hoofde, mogt rusten." Het door de regering voorgestelde artikel was door deze besluiten geheel vervallen. Daarna werd het aldus geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel met 60 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van der Linden, Westerhoff, van Eek, Meylink en Tutein Nolthenius. Zonder discussie, en met 54 tegen 9 stemmen, werd het wetsontwerp aangenomen tot verhooging van hoofdstuk IV der staatsbegrooting voor 1861 (departement van justitie), wegens kosten van den aankoop van een geregtsgebouw te Leiden. Tegen stemden de heer Heemskerk Az., Slicher van Dom burg, Storm van 's Gravensande, Wintgens, Westerhoff, van Eek, van Hoëvell, Betz en van Bosse. Zitting van zaturdag 11 mei. De zitting was geheel gewijd aan de beraadslaging over het wetsontwerp tot definitieve vaststelling van hoofdstuk XI der staatsbegrooting voorlS61 (departement van koloniën), die nog niet afgeloopen is en aanstaanden maandag zal voortge zet worden. Even als vroeger wel met de ontwerpen betrek kelijk het koloniaal batig slot geschied was, werden de discus sien gevoerd naar volgorde der paragrafen van het voorloopig verslag der kamer. Bij de eerste paragraaf werden tevens dc algemeene be schouwingen gevoerd over het programma van het kabinet, of, zoo als de regering het liever hoorde noemen, de mededeeling van 23 april jl. Evenwel, ofschoon er in eene vorige zitting bepaald was, dat niet alleen dat gedeelte van het programma dat op de koloniale politiek betrekking had, maar ook de eerste helft die over onze binnenlandsche politiek handelde, bij deze gelegenheid besproken zou kunnen wor den, liepen de discussien heden toch bijna uitsluitend over het koloniale gedeelte der regeringsmededeeling. Twee hoofdpunten beheerschten de discussien 1. de verklaring der regering in haar programma, dat zij in het moederland eene liberale en in de koloniën eene behou dende politiek zou volgen 2. het verschil tusschen het programma, waar de regering zich op koloniaal gebied behoudend noemt, en de memorie van beantwoording van den minister van koloniën opliet 1 verslag der kamer betrekkelijk dit wetsontwerp, welke memo rie in een zeer liberalen toon gesteld en met liberale toezeg gingen vervuld is. De heer van Bosse vroeg, hoe het mogelijk was liberaal te zijn hier en behoudend ginds? Zoo de regering in haar pro gramma zegt, dat de natie het twisten moede is, wil hij herin neren dat de kamer steeds gesproken heeft,wanneer zij zag dat het favoritisme en nepotisme in de koloniën te ver ging. waar van hij verscheidene voorbeelden aanhaalde. Moet dit twis ten heeten, dan zou hij de natie beklagen indien zij het twis ten moede werd maar hij heeft van de natie betere gedachten. Het koloniale budget is in de laatste tien jaren met 20 millioen vermeerderddaarmede heeft de vermeerdering der koloniale inkomsten geen gelijken tred gehoudenduizendebelangen van handel en scheepvaart zijn hier te lande bij den bloei der koloniën naauw betrokken, en wanneer elk dagbladschrijver of brochure-fabriekant daarover zijn oordeel mag vellen, waarom zou dan de vertegenwoordiging des volks er over moeten zwijgen. De heer van Hoëoell was van oordeel, dat het nu opgetreden kabinet was voortgesproten uit de minderheid, hetgeen hij strijdig noemde met de beginselen van constitutioneel staats- regt. Van deze verwarring van begrippen waren dc beschul digingen het gevolg geweest, die in het programma aan de meerderheid werden tegengeworpen, alsof zij in Indie het zelfde staatsbestuur als hier te lande wilde invoeren. Het had hem leed gedaan dit te moeten hooren van den minister van buitenlandsche zaken, zijn ouden bondgenoot. In het pro gramma vond hij de punten van verschil tusschen de meerder heid der kamer en het vorige kabinet miskend. Die punten waren: 1. dat de kamer niet langer het voortbestaan van familiebelangen en nepotisme in iudische aangelegenheden duldde; 2. dat de minister van koloniën niet langer jaarlijks over een budget van bijna 100 millioen moest kunnen be schikken; 3 dat de meerderheid der kamer verlangde, dat er een einde kwame aan het nationaal schandaal, dat wij nog langer eene slavenhoudende natie bleven, en 4. dat men vast heid van beginselen in het koloniaal bestuur verlangde en niet wilde dat heden afgebroken wierd wat gisteren was opge bouwd. Spreker had de memorie van beantwoording met uitstekend genoegen gelezen. Over den minister van koloniën zeiven zou hij echter niet sprekenhij kende diens politieke beginselen niet en zou dus zijne daden afwachten. Ook de vorige minister had vele toezeggingen gedaan, maar die niet gehouden een maal had deze een wetsontwerp op de indische comptabili teit ingediend, waarin het beginsel vervat was dat de indische begrootingen bij de wet zouden worden vastgestelddat ont werp was echter vervallen en nu vond spreker in de memorie van beantwoording een betoog dat de indische begrootingen om verschillende redenen niet bij de wetkunnen worden vast gesteld. Indien de minister zijne beloften na kwam, zou spre ker hem gaarne ondersteunen, daar het juist die punten zijn waarvoor hij sinds jaar en dag in de kamer gestreden heeft. De heer Duymaer'van Twist had liever aan de ministerstafel mannen plaats zien nemen, wier beginselen goed bekend wa ren hij verwachtte nu, dat de uit het vorige kabinet aange- blevene ministers rekenschap zouden geven, hoe zij aan het bewind hadden kunnen blijven. Den nieuwen minister van koloniën telde hij onder zijne vrienden; hij had gedurende zijn bestuur als gouverneur-ger.eraal een getrouwen, ij verigen en bekwamen steun gevondenniets zou spreker aangenamer zijn dan den minister te ondersteunen. Doch hij kon niet zwijgen over die strekking van het programmaliberaal hier te lande en behoudend in Indie; hij was niet bij magte zich voor te stellen hoe een liberaal man zijne beginselen alduskon verdeelen. Uit de memorie van beantwoording bleek dan ook dat de minister van koloniën de onmogelijkheid gevoeld had om hier liberaal en in Indie behoudend te zijn. Onwaar en onjuist was het, indien het programma soms het oog op den spreker mogt gehad hebben, dat hij ooit zou gezegd hebben, dat bet cultuurstelsel moest worden gesloopt: dat een krachtig eenhoofdig gezag in Indie niet noodig zou zijndat Indie niet eene nederlandsche bezitting moest blijven; dat de voor deden, die de staat uit het cultuurstelsel trekt, aan particu lieren om niet moesten worden weg geschonken. De regering en haar programma werden tegen de gemaakte bedenkingen verdedigd door den heer van Zuylen vanNyevclt, minister van buitenlandsche zaken, den bekenden woordvoer dervan hetkabinet. nij vond het vreemd, dat men verschil had gevonden tusschen het programma en de memorie van beant woording, want beide stukken zijn aan het oordeel van het geheele kabinet onderworpen geweest en drukken daar ook de zienswijze van uit. De minister zeide niets vernomen te heb ben, waaruit het beweerde verschil was bewezen. "Wat betrof dat het kabinet aan de meerderheid der kamer gevoelens zou hebben toegedicht die de hare niet waren, ver dedigde de minister zich met de vraag, of er niemand binnen of buiten de kamer was, die het bestaande stelsel omver wilde werpen? De regering had echter niet uitdrukkelijk gezegd, dat de personen, welke die gevoelens toegedaan waven, zich in de kamer bevonden; in ieder geval waren er zoodanige buiten de kamer, zoo als uit de dagbladen en brochures bleek. Het oude bondgenootschap van den heer van Iloëvell kon de minister niet aannemen. Ilij was nooit de bondgenoot op koloniaal gebied geweest van dat lid, die, naar des ministers overtuiging, sinds zijne optreding in de kamer, het op de af breking van het bestaande cultuurstelsel had toegelegd. Mogt de heer van Iloëvell antwoorden dat dit nooit in zijne bedoe ling gelegen heeft, dan begroet de minister hem met genoegen als bondgenoot en wel op behoudend terrein. De beschuldiging van een dualismus, van eene afscheiding tusschen liberale politiek hier te lande en behoudende po litiek in de koloniën, is niet juist, want de liberalen hier te lande zijn in zekeren zin behoudend; zij willen de grond wettige instellingen behouden, doch daaraan de noodige ontwikkeling geven, ten einde ze te kunnen blijven behou den. In ieder geval was het zuiver liberale kabinet, dat men

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2