burg-commissie en aandeelhouders een keurig geschenk in
goud ontvangen, als welverdiende hulde voor den ijver, dien
zij als eerste vrouwelijke sujetten van het hollandsch gezel
schap. in het belang van het tooneel in het afgeloopen saizoen
betoonden.
De Arasterdamsche courant meldt, dat mevrouw Ristori in
de eerste helft van de maand junij met een gezelschap fran-
sche tooneellisten ons land zal bezoeken. Na de zegepraal,
door do gvoote tragédienne te Parijs sinds kort ook. als fran-
sche actrice behaald, zal ditbezoek in dubbele mate welkom
wezen.
Volgens andere bladen zou zij te gelijker tijd ook haar eigen
italiaansch gezelschap medebrengen.
Door den minister van marine is eene commissie be
noemd, om. na alvorens de ooglijders, afkomstig van Zr. Ms.
fregat met stoomvermogen Evertsente hebben bezocht
advies uit te brengen omtrent den aard der ziekte, de behande
ling der lijders en de verder te nemen maatregelen. De com
missie bestaat uit de heeren inspecteurs voor de geneeskundige
dienst der zee- en landmagt, en den hoogleeraar Donders, te
Utrecht. {TItr. courant.)
De gemeenteraad te Leiden heeft aan diakenen der neder-
duitsche hervormde gemeente het grootste gedeelte van het
plein in de Verwerstraat afgestaan, ten einde daarop te bou
wen 00 nieuwe naar de tegenwoordige behoefte ingerigte
arbeiderswoningen, waarvoor de straten en kolken ten koste
der stad zullen worden aangelegd en onderhouden.
De vrijdag nacht van 's Hage naar Amsterdam vertrokken
postkar is tusschen de Liebrug en halfweg Haarlem, door het
schrikken van het paard, in het water geraakt. De postiljon
is er met den schrik afgekomen en de inhoud der kar is, hoe
wel nat. behouden aan het postkantoor aangebragt en uitge
deeld. Het paard is verdronken.
Te Almelo is een winkelier, die buskruid verkocht, doch
dat niet bewaarde, bedekte of inpakte zoo als de wet dit voor-
schrijft, veroordeeld tot eene boete van vijfhonderd gulden.
Een schaapherder te Uffelte heeft in de nabijheid van den
zoogenaamden Bisschopsberg. alwaar de bisschoppen van
Utrecht, vóór zij in dit landschap hun bestuur mogten uitoe
fenen, moesten worden ingehuldigd, eene menigte gouden
en zilveren munten, uit den tijd der middeneeuwen afkomstig
en met het borstbeeld van keizer Hendrik III voorzien, ge
vonden, ter gezamenlijke waarde van p. m. f 200.
Benoemingen cn besluiten.
schutterijen. Met wijziging van hetbesluit van 26 maart
jl.. benoemd tot luitenant-kolonel, kommandant van het ba-
taillon rustende schutterij no. 5 in Zeeland, de gepensioneerde
luitenant-kolonel van het leger in Oost-lndie H. Mercus
Lange.
ministers. Pensioen verleend aan den heer J. Bosscha,
als minister voor de zaken der hervormde eeredienst enz.,
ad f2195.
marine. Toegevoegd aan de commissie van inspectie van
het koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord, als
lid Zr. Ms. adjudant de kapitein-luitenant ter zee jhr.
F. de Casembroot.
consulaten. Eervol ontslag verleend aan H. Honegger,
als consul op de Kanarische eilanden, en in zijne plaats be
noemd de vice-consul Ch. Foubert.
waterstaat. Benoemd tot opzigter 2e klasse W. G.
Bloem, en 3e klasse R. II. van Os.
geneeskundige dienst. Pensioen verleend op verzoek
aan deu apotheker 3e klasse D. van Dockum, te 's Hage,
ad f600.
Benoemd tot 1 en officier van gezondheid 2e klasse, de offi
cier van gezondheid le klasse dr. G. F. van Dommelen.
leger. Gesteld in activiteit bij het 6e regeraent infanterie
de kapitein 3e klasse H. C. van Gheel Gildmeester.
ridderorden. Benoemd tot ridders der orde van de Eiken
kroon de heeren C. Mol te Haarlem, van der Lugt Melsert,
kapitein-kommandant der schutterij te Brielle, en Lebens,
roomsch-katholiek pastoor, te Maastricht.
T5EREBLIJKEN. Toegekend de zilveren medaille, ingesteld
bij koninklijk besluit van 22 september 1854, en een loffelijk
getuigschrift, aan 20 verschillende personen, en de bronzen
aan 15 anderen, waar onder Jacob de Korte, Jan Adams,
Marinus Braam, Wessel Vermeulen, binnenloodsen en tevens
loodsen naar zee, Jan de Neef Wz., knecht van het hulp- en
werkvaartuig te Brouwershaven, voor het redden der beman
ning van de op 20 februarij 1860 verongelukte fransche schoo-
nerbrik Anne Alexandre, op den Ooster; F. F. Lochefer,
schipper tellontenisse, voor het redden van den schipper van
een omgeslagen vaartuig op de Ooster-Schelde, den 25 sep
tember 1SG0; Charles Louis Lochefer en Bonaventura Loche
fer. schippers te Clinge, voor het redden van den schipper
van een omgeslagen vaartuig op de Wester-Schelde.
Kerk- en scüaoolnieuws.
In de Nieuwe bijdragen voor het lager schoolwezen staan
120 vacante hulponderwijzersplaatsen aangeteekend en daar
enboven een onbepaald getal voor de tusschenscholen te Am
sterdam. Naardien er van een groot aantal plaatsen geene
opgaven in genoemd maandschrift gedaan worden, omdat die
opgaven niet verpligtend zijn, zoo mag men het getal vacante
hulponderwijzersplaatsen in ons land veilig op 200 a 250
stellen. Er zullen onderscheidene javen moeten vevloopen,
vóór dat er algemeen in de behoefte van onderwijs, overeen
komstig de wet, zal zijn voorzien. In Noord-Brabant, Gel
derland, Zuid-Holland, Zeeland en Overijssel schijnt het
grootste gebrek te bestaan.
Marine en leger.
Zr. Ms. schooner Atalante, onder bevel van den luitenant
ter zee der 2e klasse J. A. E. Dinaux, is gisteren van Vlissin-
gen vertrokken, met bestemming naar de West-Indien.
Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit van den 2 dezer.no.
53, wordt met den 16 mei aanstaande in dienst gesteld de te
Willemsoord liggende drijvende batterij Neptunus, en het
bevel daarover opgedragen aan den kapitein-luitenant ter
zee W. A. de Gelder. Met gemeld tijdstip worden op dien
bodem geplaatst: de luitenant ter zee der le klasse J. B.
Everwijn, als le officier; de luitenants ter zee der 2e klasse P.
Swaanen A. J. Cosijn; de adelborst der le klasse jhr. C.G. J.
Barnaartde officier van gezondheid der le klasse W. Ruisch
de officier van administratie der le klasse J. S. Spanjaardde
adjunct-administrateur W. C. Lenting, en de scheepsklerk
W. E. Muller.
Zr. Ms. transportschip De heldin, onder bevel van den
luitenant ter zee der le klasse P. Toutenboofd, is den 4 dezer
van de reede van Texel naar zee vertrokken, ter opvolging
zijner besteraming naar Oost Indie.
Meteorologische waarnemingen,
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
April mei 1861.
Wind.
-ï d
H'l
'ei*
rt .0
Laagste
a
fcc
2
s
JA
tomperat.
Aanmer
.n
S O
gd
en verschil
kingen.
p
bO
2
2
a 1 g,
met de
2
w
P-0
ÉH
j
CO^° oj
hoogste.
28
W. t. N.
8
763.4
7.9
0.66
5.4210.0
betrokken.
29 NO.t.N
13
766.5
8.3
0 93
7.86 1.0
bewolkt buij.
30 W. ZW.
3
771.2
9.3
0.63
5.64 0.0
helder.
1 W. ZW.
3
770.1
10.7
0.90
8.82)0.0
helder heijig.
2
N. NO.
4
768.4
10.3
0.78
7-45! 0.0
betrokk. buij.
3
W.NW.
3
762.6
9.9
0.89
8.37 0.5
dik heijig.
4
Ö.NO.
4
762.7
9.3
0.74
6-72,2.5
bewolkt heij.
Thermomctcrstancl.
3 mei. 's av. 11 u. 42 gr.
4 's morg. 7 u. 45 'smidd. 1 u. 50 gr. 's av. 11 u. 44 gr.
5 's morg. 7 u. 44 's midd. 1 u. 50 's av. 11 u. 40
6 's morg. 7 u. 44 'smidd. 1 u. 52 gr.
Staten generaal.
tweede kamer.
Zitting van vrijdag 3 mei.
Na het aannemen van acht wetsontwerpen tot naturalisatie
van even zoo vele daarbij genoemde vreemdelingen, waarbij
eene langdurige discussie tusschen den heer van Goltstein en
den heer Goclefroiminister van justitie, gevoerd werd over de
vraag of hanoveranen door naturalisatie al dan niet hunne
nationaliteit verliezen, werd de zitting heden grootendeels
gewijd aan de bediscussiëring van de conclusie van het rap
port der commissie van enquête betrekkelijk de wateraftap-
pingen van de Maas. Aan de commissie werd door verschei
dene leden en door den minister van buitenlandsche zaken
hulde toegebragt voor de uitnemende wijze waarop zij de
verhooren dergetuigen afgenomen en haar rapport opge
maakt had.
De heer de Bieberstein toondeaan, dat betrapport deed zien,
dat de klagten van de inwoners van Limburg, over het nadeel
van de door Belgie verrigte wateraftappingen, niet overdreven
waren. De heer de lom de Berg zette van zijne zijde op nieuw
de nadeelen van dien toestand uiteen, en herinnerde aan de
woorden, den 23 februarij 1858 gesproken door het toenmalig
lid der kamer van Zuylen van Nyevelt, thansminister van bui
tenlandsche zaken„Wij wegen tegen Belgie wel op, en ik
zie dus geene reden om aan Belgie meer op te offeren dan het
geen door de billijkheid voorgeschreveu en door ons belang
gevorderd wordt." Ten slotte drukt hij de hoop uit, dat ons
gouvernement thans zou handelen overeenkomstig het alge
meen belang en zijne eigene waardigheid.
De heer Thorbecke verdedigde, naar aanleiding van uit
drukkingen in het rapport, het gedrag der regering van 1849
tot 53 met betrekking tot de Maaskwestie, liet rapport zeide,
dat er toen met „onbegrijpelijke laxiteit" gehandeld en „ver
zuim" gepleegd was. In mei 1851 had het gouvernement een
protestgerigt aan de belgische regering, doch daarop geen ant
woord ontvangen, en toen ons kabinet in 1853 aftrad was het
nadeel nog niet bewezen, dat ons door de op belgisch grond
gebied aangelegde werken berokkend werd. Eerst na dien
tijd zijn de klagten aanhoudend sterker geworden. Spreker
stelde dus nu de volgende motie voor:
„De kamer, kennis genomen hebbende vau het verslag der
enquête omtrent den toestand van de Maas en de Zuid-Wil
lemsvaart, door hare commissie bij missive van 27 februarij 11.
aangeboden, betuigt hare erkentelijkheid aan de commissie;
is van oordeel, dat het gehouden onderzoek duidelijk doet
zien, in welken omvang, ten gevolge van belgische werken,
onregt en nadeel, die volstrekt herstel vorderen, aan Neder
land zijn toegebragtbesluit tot verzending van het verslag
aan de heeren ministers van binnen- en buitenlandsche zaken,
met verzoek om onderrigt te worden van de maatregelen, door
de regering genomen, om dat herstel te verkrijgen."
Graaf van Zuylen van Nyevelt, lid der kamer, bleef bij het
gevoelen, door hem als gewezen minister van buitenlandsche
zaken voorgestaan, dat de enquête als geheel overbodig was
te beschouwen. Hij wederlegde de bewering, dat de onder
handelingen met Belgie, om tot eene schikking te geraken,
reeds afgebroken waren in februarij 1S60, dus vóór de discussie
over het voorstel tot het houden eener enquête. De onder
handelingen werden afgebroken juist door de enquête. Hij
toonde aan, dat juist uit de verhooren van sommige getuigen
gebleken was, dat de nadeelen zoo groot niet waren als dik
wijls werd opgegeven.
De heer van Zuylen van Nyevelt, minister van buitenland
sche zaken, verdedigde ook het gedrag van het ministerie van
1853, waarvan hij zelf lid was geweest, in deze zaak. Op de
voorgestelde motie had hij echter onderscheidene aanmerkin
gen, o. a. vroeg hij of door „maatregelen" onderhandelingen
werden uitgesloten, en wat de zin was van het woord„geno
men?" Zag dit op het verlodene, tegenwoordige of toeko
mende? Wat het tegenwoordige betrof, had hij vernomen
dat de belgische regering door verschillende spoed eischende
bezigheden verhinderd werd de gestaakte onderhandelingen
zoo spoedig voort te zetten als zij wel wenschte; en, wat het
toekomende aanging, geloofde hij niet dat de kamer zou be
doelen telkens mededeelingen te ontvangen omtrent den stand
der zaak, maar meende hij dat uit de voortgezette onderhan
delingen een tractaat zou voortvloeijen, dat van zelf aan de
kennisneming der kamer onderworpen zou worden.
De heer Thorbecke antwoordde wat den aard der maatrege
len betrof, dat de kamer haren pligt gedaan had en nu ver
wachtte dat het gouvernement den zijnen zou doen, want dat
hier alleen sprake was van maatregelen, die in de toekomst
„zullen" genomen worden.
Nadat graaf van Zuylen van Nyevelt eene gewijzigde motie
gedaan, doch op nadere inlichtingen weder ingetrokken had,
werd die van den heer Thorbecke metalgemeene (55) stemmen
aangenomen.
De commissie van enquête is daarna ontbonden.
Crcmeenteraad van C*oes.
Zitting van 30 april.
Afwezig de heeren Ilochart, ongesteld, en SaaymansVader.
De notulen der beide laatste vergaderingen zijn gelezen en
goedgekeurd.
Wordt gelezen een brief van de directie der leenbank, waar
bij het onraadzame wordt betoogd om bij de leenbank eene
hulpbank te voegen, waaromtrent vroeger baar oordeel ge
vraagd was.
Burgemeester en wethouders zien daar ook bezwaar in en
zullen mitsdien het stuk deponeren in het archief ter inzage
voor de leden, om daaruit, des verlangende, een voorstel te
putten.
Het verzoek van Jacobus Schcele om zijne woning te mo
gen vergrooten en daartoe gemeentegrond in te nemen, stellen
burgemeester en wethouders voor te wijzen van de hand, op
grond dat daardoor de adressant al het voordeel aan zijne
zijde zou hebben, zonder eenig voordeel voor de gemeente,
hetgeen met algemeene stemmen geschiedt.
De voorzitter geeft kennis dat burgemeester en wethouders
hebben opgemerkt, dat sommige aanliggende eigenaren de
singels hebben beplant, terwijl singels en wallen zijn gemeente
eigendom; dat zij in het archief hebben nagespoord of tegen
ditsustenu iets was in te brengen, doch hen in tegendeel uit
eene resolutie van 24 februarij 1548 is gebleken, dat in een
bijzonder geval door den toemaligen magistraat eene speciale
vergunning is verleend, waardoor zij in hun gevoelen zijn be
vestigd en dat alsnu de eigenaren die geplant hebben zich bij
adres tot dezen raad wenden met verzoek het geplantte te
mogen behouden. Burgemeester en wethouders stellen voor
dit verzoek in te willigen onder voorwaarde, dat de boomen
om de drie a. vier jaren worden gekandelaard.
Wordt gelezen een adres van den heer A. Rijser en andere
ingezetenen, houdende klagten over den ondragelijken en
voor de gezondheid nadeeligcn stank dien de vest verspreidt,
met verzoek dat die worde uitgebaggerd.
Burgemeester en wethouders zeggen, dat dit werk van te
grooten omvang en te kostbaar is om het, anders dan bij ge
deelten te doen uitvoeren, dat de gemeente geen grond bezit
om de uit te halen specie te storten, en stellen voor de uit
voering dezer zaak aan hen over te latenwaartoe de raad
besluit.
Opliet verzoek van de heeren Fransen van de Putteen co.,
wordt voor hun schip tot vervoer van garancinewater, de zelfde
vrijdom van sas- en havengeld toegestaan als aan de andere
garancinc-fabviekanten verleend is.
Op het daartoe gedaan verzoek, is aan de ondernemers der
gasfabriek, zonder discussie, remissie verleend van de beloo-
pen boeten over de 4 laatste maanden van I860, ad f 50,75.
De heer J. Cohen zijn ontslag genomen hebbende als lid
der plaatselijke schoolcommissie, is zulks voor kennisgeving
aangenomen; terwijl tot vervulling dier vacature door de
schoolcommissie zijn aanbevolen jhr. mr. L. F. van Panhuys
en de heer J. D. Evers, waaruit ter volgende vergadering tot
eene benoeming zal worden overgegaan.
Het voorstel tot wijziging der verordening op de openbare
gezondheid wordt aangehouden, omdat heden dooreen raads
lid daarop twee amendementen zijn voorgesteld en het raad
zaam is de leden daarmede vooraf in kennis te stellenzullende
de stukken mitsdien rondgezonden worden, even als het inge
komen verzoek van de plaatselijke schoolcommissie, om de
vaccine voor alle schoolgaande kinderen verpligtend temaken.
Eene instructie voor den archivaris, wordt 2onder discussie
vastgesteld.
De rekening van het fonds van kazernering gelezen zijnde,
is op voorstel van de financiële commissie gearresteerd in ont
vang op f 101,39^, hi uitgaaf op f 11,60, en dus met een goed
slot van fl79,79i; met magtiging op den rendant, om voor
het fonds weder f 100 op het 4 pet. grootboek aan te koopen.
De specificatie van uitgaven voor de gemeente-apotheek
over IS60 en begrooting voor 1862 ingekomen zijnde, worden
gesteld in handen der financiële commissie.
Het kohier van belasting op de honden wordt vastgesteld
tot een bedrag van f 405.
Tot vereffening der administratie, besluit de raad, op voor
stel vau burgemeester en wethouders, tot het doen van eenige
af- en overschrijvingen op de begvooting der gemeente over
I860 alsmede op die voor het gasthuis over dat zelfde jaar.
Burgemeester en wethouders leggen ter vergadering over
een staat van voordragt voor een hulponderwijzer op de
openbare school der le klasse, waarop voorkomen 1. D. A. A.
de Neijes van Hoogwerf, P. Kruijsse en P. de Man, welke
benoeming wordt aangehouden tot de volgende vergadering.
Aan den heer B. D. Cohen wordt remissie verleend van
S3 j cent van zijnen aanslag in den hoofdelijken omslag over
1S60, en aan Jacob Nonnekes en Arie Boer ieder f 1,50 voor
hondenbelasting over dat zelfde jaar.