huis des konings. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den len luitenant F. M. B. Alewijn, van het regement rijdende artillerie, als Zr. Ms. ordonnans-officier, ten einde de dienst bij zijn korps te hervatten. leger. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den kapi tein W. H. C. R. graaf van Bylandt van het 6e regement in fanterie. ridderorden. Benoemd tot officier der orde van de Eikenkroon, de kapitein L. H. Deeleman van de genie in Oost Indie. Marine en leger. Een onzer haagsche correspondenten schrijft ons het volgende Vóór eenige dagen heeft men in onderscheidene dagbladen berigten aangetroffen omtrent de t.rocpen-vereenigingen, die aanstaanden zomer zullen plaats hebben. Deze berigten zijn zeer onvolledig en onnaauwkeurigzij hebben blijkbaar niets dan gissingen tot grondslag gehad het besluit van Z. M. den koning daaromtrent dateert eerst van den 26 april. Hierbij is dan bepaald datdit jaar zullen kamperen: in de legerplaats bij Milligen, onder bevel van Z. K. H. den prins van Oranje, van 13 julij tot 13 augustus, het 2e. 3e, 4e en 5e eskadron van het 5e regement dragonders; twee eskadrons van het le regement en twee eskadrons van het 3e regement, benevens eene bat terij rijdende artillerie van S stukken. Vervolgens in de zelfde legerplaats, van 17 augustus tot 16 september, het le, 2c en ie bataillon van het regement grenadiers en jagers; bet le, 2e en 3e bataillon van het 2e regement infanterie; bet le, 3e, en 4e bataillon van het 7e regement; het 2e, 3e en 4e bataillon van het Se regement; hetle, 2e en 3e eskadron van het 2e regement dragonders; het 1 e, 2e en 3e eskadron van het 4e regement, benevens twee batterijen veld-en eene batterij rijdende artillerie. Terwijl in de legerplaats bij Zeyst zullen gekampeerd zijn, van 20 julij tot 20 september, de tirailleur-kompagnien van het 2e, 3e en 4e bataillon van het 4e regement infanterievan bet le bataillon van het 6e regement, en van het leen 4e bataillon van het 7e regementalsmede een gedeelte van het bataillon mineurs en sappeurs, met het daarbij gedetacheerd personeel der infanterie. En eindelijk zullen in de legerplaats te Waalsdorp, van 15 julij tot 1 october geoefend worden, in drie seriën, de 3e, 7e, Se, 9e, 11e en 13e kompagnie van het le regement vesting artillerie, en de 2e, 3e, 7e, 10e, 12e en 13e kompagnie van het 3e regement van dat zelfde wapen. Het Dagblad van Zuid-Holland en 'sGravenhage meldt dat de le officier van gezondheid 2e klasse, bij het garni zoenshospitaal te Nijmegen, Persille, op verzoek voor een jaar is gesteld op non-activiteit. Voorts zou de le luitenant J. Jocheras zijn benoemd tot adjudant bij het depót van het 4e regement infanterie te Gouda. Met wijziging in zoo verre van de bestaande formatie van het regement rijdende artillerie, is door den koning be paald, dat bij dat regement voortaan een kapitein a la suite zal kunnen worden gevoegd. Burgerlijke stand. Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging, den 28 april: C. J. Pelle, jm. 23 j.. met A. M. van Aartsen. jd. 23 j. J. A. de Bruyn,jm. 26 j., met E. Degens, jd. 25 j., H. Scheermeijer. jm. 29 j., met J. J. Bebelaar, jd. 25 j. L. J. Plankeel, jm. 43 jmet A. F. Kakenberg, jd. 39 jaar. Vlissingen, van 20 tot 27 april. Bevallen J. C. Visser, geb. Bouwense, d. F. J. Willemse geb. van Driel, z. M. Jansen, geb. van der Gijp, d. J. Klaas- sen geb. Farris. z. N. Brasser, geb. Wielemaker, z. P. de la Houssaye, geb. Poortvliet, d. A. M. Paulus, geb. Peeman. d. T. Braat, geb. van Sluis, z. J. de Lange, geb. Wanjon, z. D. Ardaen. geb. Ilillen. z. A. M. II. de Ruvter, geb.Sondag, d. J. van der Maden, geb. Soetens, z. E. Nijland, geb. Büch- lcr, dochter. Overleden M. C. de Wit. d. 5 m. J. Visser, d14 m. A. M. Drubbels, wed. van F. A. Brouwenaar, 79 j. G. S. Eekman, man van A. P. Meskens, 51 j. J. Louwerse. man van J. Week- man, 4S jaar. Goes, van 20 tot 27 april. Gehuwd: J. P. Boshoffijm. 24 j., met S. Dekker, jd. 21 j., J, van Liere, jm. 25 j.. met K. Barbier, jd. 22 jaar. Bevallen C. Witte, geb. Mieras. d. S. Remijn, geb. Huff- ner, z. L. J. de Leeuw, geb. Glermn, z. L. H. M. van den Bussche, geb. van Deinse, d. J. E. van Houten, geb. Stok- mans, d. G. van der Mark, geb. de Koning, dochter. Overleden: B. van Sprang, z. 2 m. A. van Delft, z. 5 j. D. van der Mark, z. 4 weken. Zierikz.ee, van 20 tot 27 april. Gehuwd: J. van Nieuwenhuizen weduwn. 57j. met A. Ilendrikse wed. 56 j. M.van den Berge jm. 29 j. met J.Kloote jd. 26 jaar. BevallenN. Manni geb. Graveleijn, z. M. J. Klaasse,geb. Wiltenburg, dochter. Verkoopiagen en aanbestedingen. Door den ontvanger der registratie en domeinen te Hulst, is op den 25 april in het openbaar geveild I. 3 bund. 51 roed. 75 ellen grond, onder Clinge; verkocht voor f 1100. II. 4 roed. 20 ellen tuingrondverkocht voor f 65. III. 7 roed. 34 ellen idem en erf, beide onder Houtenisseverkocht voor f90. JV. 28 bund, bedijkbare schorren en slikken, onder Graauw, Langendam en Hontenisse; verkocht voor f 10,000. (waarvan beraad is voorbehouden.) V. 2 bund. 8 roed. 30 ellen zaai land verkocht voor f3100. VI. 2 bund. 83 roed. idem; ver kocht voor f3100. VII. 1 bund. 92 roed. idem verkocht voor f 2900. VIII. 76 roed. 50 ellen idemverkocht voor f 775 allen onder Ossenisse. IXa. 3 cijnsen. IXb. 3 cijnsen, beide onder Boschkapelle en opgehouden, doch later in massa toe gewezen voor f 3S0. X. I rente en 5 cijnsen. onder Clinge; verkocht voor f250. Xla. 12cijnsen. XI5. 5 erfpachten en 85 cijnsen, beide onder Graauw. Xlla. 5 cijusen. Xlló. 1 erf pacht en 12 cijnsen, beide onder Hengstdijk. XIIIo. 198 cijn sen. XIII5. 3 erfpachten en 41 cijnsen en renten, beide onder Hontenisse. XIV. 1 erfpacht en 19 renten, onder Hulst. XV. 2 renten en 2 cijnsen, onder Koewacht. XV'Ia. 1 cijns. XVI5. 1 rente, 3 cijnsen en 1 erfpacht, beide onder Stop peldijk; allen opgehouden. Tlierniometerstand. 29 april 's av. 11 u. 43 gr. 30 'smorg. 7 u. 46 ,,'smidd. 1 u.54gr.'s av. 11 u. 48gr. 1 mei. 's morg. 7 u. 50 'smidd. 1 u. 58 gr. Staten generaal. tweede kamer. Zitting van maandag 29 april. Nadat de voorzitter kennis had gegeven van het inkomen van eenige stukken onder anderen een wetsontwerp, rege lende de zamenstelling en bevoegdheid van den raad van state, werden de beraadslagingen geopend over het wetsont werp tot nadere wijziging van de wet op de brievenposterij. De heer Gevers Deynoot wilde niet ontkennen dat er uit de aanneming dezer wet een verlies voor de schatkist zou voort- vloeijen, doch hij ontkende dat d*e' brievenposterij een tak van inkomsten voor den staat behoorde uit te maken. Hij had met genoegen gezien, dat het gebruik der postzegels zou worden toegepast op gedrukte stukken. Doch hij had beden king tegen den vorm dezer wet, die enkel wijzigingen be vatte. Om de wet volledig te leeren kennen moest men nu de wet van 1S50 naslaan, de wijzigingswet van 1855, en de onder havige. Voorts had hij gewenscht, dat nu zou voorgesteld zijn eene posterij binnen de groote gemeenten zeiven tegen een port van 2 cent. Ten slotte drong hij aan op eene bepaling in deze wet dafrzij weder over vijfjaren herzien zou worden, op eene betere inrigtiug van de posterij ten platten lande, en op de afdoening van het geschil tusschen den staat en de Rijn spoorweg-maatschappij over het brievenvervoer. De heer Storm van 's Gravesande kwam neder op de gebrek kigheid of omslagtigheid van de postdienst ten platten lande en in de meer afgelegene provinciën, en klaagde over de voort durende onduidelijkheid van de poststempels op de brieven, hetgeen hij aan het gebruik van rooden in plaats van zwarten inkt toeschreef. Door den heer Idzerda, die met het uniformport zeer was ingenomen, werd geklaagd over het bestelbon, dat voor de brieven gevorderd wordt op plaatsen waar geene postkanto ren of hulpkantoren gevestigd zijn. Hij keurde het ook af, dat sommige postkantoren een gedeelte van den dag gesloten bleven en dat brieven, die des avonds aankomen, eerst den volgenden morgen aan hunne adressen worden bezorgd. De heer van Bosse verklaarde, dat hij liever zou gezien heb ben, dat de regering het ontwerp-tarief dan deze postwet had behouden. Hij zag niet in, waarom-de staat niet zou trachten van het monopolie van brievenvervoer eene zoo ruim moge lijke inkomst te maken. Van de verminderiug van het port verwachtte hij geene vermeerdering van inkomst. Voor het brievenvervoer binnen de gemeenten, door den heer Gevers Deynoot gewenscht, bestond geen staatsmonopoliemaar in ieder geval vond hij in het bepalen van zulk een port op 2 cents een argument te meer tegen het stelsel van een uni formport. De heer Dirks drong aan op eenige door hem aangeduide verbeteringen in de dienst der posterijen, en de heer van Golt- stein achtte den financiëlen toestand van het oogenblik zoo onzeker, dat hij het onvoorzigtig vond tot eene vermindering van het brievenport over te gaan, die eene opoffering van vier ton gouds zou tengevolge hebben. Hij meende dat dan lie ver de nijverheid en de ingezetenen op eene andere wijze moesten ontlast worden, terwijl hij in ieder geval meende dat de gedwongen frankering in het stelsel der regering had be- hooren te worden opgenomen. Nadat de heer van Ileulcelom inzonderheid had gewezen op de noodzakelijkheid van verbetering onzer postgemeenschap met het buitenland, en de heer van Nispen van Sevenaer ook op was gekomen tegen het verlies dat de schatkist zou lijden, terwijl hij meende dat een port van 10 cent gemakkelijk was te dragen, ondersteunde de heer JFinlyens deze laatste opmer king. was het met den heer van Bosse eens dat men liever dit wetsontwerp dan het ontwerp-tarief had moeten intrekken, en gaf als zijn oordeel te kennen, dat deze vermindering van inkomsten noch door het belang der ingezetenen, noch door dat van den staat werd geregtvaardigd. Van een geheel tegenovergesteld gevoelen was de heer van Bek. Hij wilde de noodzakelijkheid van het monopolie van den staat niet betwisten, doch hij zette uiteen, datde staat, in dien hij uit dit monopolie jaarlijks acht ton gouds trekt, ook verpligt is het vervoeren der brieven zoo goed en goedkoop mogelijk te maken. De regering begreep die verpligting en voldeed daaraan nu door het uniform-port voor te stellen. De bij de vorige wijzigingswet over vijf jaren bepaalde her zieningkon, zijns inziens, geene andere bedoeling gehad heb ben, dan tot het uniform-port te komen. De aanhoudend met ieder jaar toegenomene opbrengst der posterijen deed hem verwachten, dat het tijdelijk verlies, hetwelk de schatkist zich zou getroosten, binnen weinige jaren ruimschoots zou worden vergoed die vermeerderde opbrengst kon niet anders be schouwd worden dan als een gevolg van de verbeteringen, die de postwet had ingevoerd, en waardoor de burgerij was opge wekt om een steeds ruimer gebruik van dit middel van ver keer te maken. De heer van Tets van Goudriaan, minister van financiën, aarzelde niet de verklaring af te leggen, dat èn het belang der administratie èn dat der ingezetenen het wenschelijk maakte, dat dit ontwerp tot wet wierd verheven. Met het oog op de beraadslagingen hij de wijzigingswet van 1855 had hij ver wacht, dat er slechts e'ëne stem van goedkeuring over deze nieuwe wijziging zou zijn opgegaan. Omtrent de aangevoerde hoofdbedenkingen merkte hij op: dat hier te lande een onoverwinnelijke tegenzin tegen de gedwongen frankering bestaat, hetgeen gestaafd wordt door het betrekkelijk geringe debiet van postzegelsde taak der administratie wordt er niet door verligt, en de ontvanger lijdt op onbillijke wijze straf voor het verzuim van den afzender dat het bestellen van brieven binnen de gemeenten, luidens art. 25 der vigerende postwet, zeker een staatsmonopolie is; dat de regering trachten zal de bestelloonen ten platten lande langzamerhand te doen verdwijnen dat het geschil met de Rijnspoorweg-maatschappij aan den regter was onderworpen en dus diens beslissing moest worden afgewacht; dat ook in de stempels der brieven, wat de duidelijkheid betreft, zoo veel doenlijk verbetering zal tvorden gebrngt dat het openstellen der meeste kantoren gedurende den geheelen dag vermeerdering van ambtenaren of verhooging van de bezoldigingen zou noodig maken dat de toestand onzer financien, in weerwil van de daarop drukkende lasten, van dien aard was, dat eene inkomst van vier ton gouds 's jaars nog zeer wel kon gemist worden eene som die echter natuurlijk langzamerhand zou verminderen. De algemeene beraadslaging werd nu gesloten en art. I daarop aangenomen, terwijl de behandeling van art. 2, de bepaling van de opklimming der posten, ten gevolge eener motie van orde van den heer Storm van 's Gravesande, tot mor gen werd uitgesteld. De discussie werd geopend over een nieuw artikel, dooi den heer van Eek achter art. 2 voorgesteld en strekkende om het port der dagbladen, eouvanten of nieuwspapieren, eens of meermalen in de week uitkomende, van e'e'n cent tot een halven cent te verminderen. De heer Heemskerk Azn. zag hier geen heil in, indien ook niet het zegel der dagbladen wierd afgeschaft, hetgeen hij wenschte. De heer van Tets van Goudriaan verklaarde zich tegen het amendement omdat hij het bestaande port niet drukkend oordeelde en van de vermindering geene verbete ring in het gehalte der dagbladen kan verwachten. Nadat de heer van Eek den heer Heemskerk Azn. gewaarschuwd had dat hij het eene verwierp en het andere misschien toch niet zou verkrijgen, en nog nader had toegelicht dat het „financiële vaderland" door zijn voorstel niet in gevaar zou worden gebragt, werd zijn amendement desniettemin met 33 tegen 29 stemmen verworpen. De behandeling van een verder amendement van den heer van Eek. om uit art. 13 der bestaande wet de woorden „niet ingebonden" te ligten, waardoor dan ook gebonden boeken over de post zouden kunnen worden verzonden, werd mede tot morgen uitgesteld. Art. 3, de frankering van gedrukte stukken door middel van postzegels, werd zoiuler hoofdelijke stemming aaugeno- raen zoo ook art. 4, na verwerping van een amendement van den heer Idzerda, en art. 5. Bij art. 6 hield de lieer van Eek eene redevoering tot toelich ting van een amendement, strekkende om ambtenaren van de regterlijke magt en de policie uit te sluiten van betrekkingen bij de posterijen, opdat er des te minder gevaar zou bestaan voor de schending van liet bij de grondwet gewaarborgde geheim der brieven. Nadat de heeren 'lutein Nolthenius en van Tets van Goudriaan hadden doen opmerken dat dit ten platten lande groote ongelegenheid zou veroorzaken, dewijl men daar soms geene andere personen dan de veldwachters voor de betrekkingen van brievengaarders of bestellers kan vinden, werd het amendement met 46 tegen 17 stemmen ver worpen. Gelukkiger slaagde de heer Gevers Deynoot bij art. G met een amendement, houdende dat de geheele postwet vóór 31 december 1866 nogmaals aan eene herziening zou moeten worden onderworpen. De heer van Tets van Goudriaan heeft het gevoelen der regering omtrent dit amendement niet ken baar gemaakt, hetgeen inet 47 tegen 16 stemmen werd goed gekeurd. Art. 6 werd vervolgens aangenomen en de verdere discus sie tot morgen verdaagd. Zitting van dingsdag 30 april. De zitting duurde heden zeer kort, daar de behandeling der postwet spoedig afliep en die van de wet omtrent de aard- lialing, op heden bepaald, ten gevolge van ongesteldheid van den heer van Heemstra, minister van binnenlandsche zaken, geen plaats heeft gehad. De discussie werd hervat over liet gisteren uitgestelde art. 2 der wijzigingswet, in de hoofdzaak luidende: „Het briefport bedraagt vijf cents voor eiken brief, die vijftien wigtjes of minder weegt. „Het port voor brieven of paketten, wegende meer dan 15 wigtjes, bedraagt boven de 15 tot en met 50 wigtjes, twee maal. 50 100 drie 100 250 vier 250 500 vijf 500 750 zes 750 1000 zeven en zoo vervolgens voor elke 250 wigtjes of breuk van 250 daarenboven, e'én maal het port meer." Volgens deze tabel zal men een pakket van een neder- landsch pond over de post voor de som van 35 cent door het geheele land kunnen verzenden. Om te gemoet te komen aau het gemaakte bezwaar, dat de post nu misschien belast zon worden met het vervoer van te groote pakken, stelde de heer van Tets van Goudriaanminister van financien, aan het slot van dit artikel eene nieuwe alinea voor, luidende„De ver zending van pakketten, waarvan de grootste afmeting meer dan 45 duim of het gewigt meer dan 5 pond bedraagt, kan worden geweigerd." Dit bedrag van 5 pond, waartegen de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2