MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°' 28.
Dingsdag
1861.
5 Maart.
ömnenlanösclje tijöingcn.
V'"/;kh\MA^V
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags.
Binnen deze gemeenteen Vlissiugen geschiedt de uitgave den avond te voren tem 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is f 3, franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte,
doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels f 1,50, voor eiken regel daarboven 22
centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Editie van maandag avond 8 ure.
Middelburg 1 maart.
Zaturdag ontvingen wij per telegraaf hetberigt, dat al de
ministers hunne portefeuilles ter beschikking van Z. M. den
koning gesteld hebben. Men vindt onder onze rubriek Staten
generaal de bewoordingen, waarmede de heer van Heemstra
deze omstandigheid aan de vertegenwoordiging mededeelde.
De tweede kamer is daarop tot nadere bijeenroeping ge
scheiden.
Er schijnt voorloopig niets met zekerheid bekend te zijn
omtrent den geen aan wien de koning de zamenstelling van
een nieuw ministerie zal opdragen. Terwijl een aantal dag
bladen als zoodanig den heer van Reenen hebben genoemd,
en de Nieuwe rotierdamsehe courant meent te kunnen verze
keren dat de heer Thorbecke tot dat einde bij Z. M. was ont
boden, melden de 's Gravenhaagsche nieuwsbode en de Rot-
terdamsche courant, dat zaturdag de heeren van Heemstra en
Rocliussen door den koning met die taak zouden zijn belast.
Aan de hoogeschool te Ley den is jl. zaturdag bevorderd tot
meester in de beide regten, de heer II. M. van Diggelen, ge
boren te Middelburg.
Wij laten hier in haar geheel volgen de door den minister
van financien aan de tweede kamer overgelegde Inlichtingen
op het adres van bestuurders van het muziekgezelschap„Uit
kunstliefde," te Middelburg. Dit stuk luidt aldus
Het zal aan de tweede kamer der staten generaal blijken
dat de zaak, waaromtrent de directie van het muzijkgezel-
schap: „Uit kunstliefde," te Middelburg, zich tot haar bij
rekwest heeft gewend, bij uitsluiting behoort tot de kennis der
regterlijke magt, voor welke zij alsnog aanhangig is.
Intusschen acht de ondergeteekende het pligtmatig, daar
omtrent de noodige inlichtingen aan de tweede kamer der
staten generaal mede te deelen.
1. Volgens art. 2S der wet van 21 meilS19 (staatsblad
no. 34), kan een ieder, die zich met zijn aauslag in het patent-
regt bezwaard acht, een bezwaarschrift indienen b:j gedepu
teerde staten der provincie, die, na de gronden der klagten te
hebben onderzocht, uitspraak zullen doen overeenkomstig de
beginselen, bij de wet vastgesteld.
2. Die zich aan overtreding der wet schuldig maakt, wordt
bekeurd en, behoudens de bevoegdheid der administratie tot
het aangaan eener transactie, voor den regter vervolgd. Daar
toe strekken de bepalingen, vervat in de artt. 37, 4(J en 42 der
vorengenoemde wet, in verband met art. 13 der wet van 6
april 1S23 (staatsblad no. 14).
Gedeputeerde staten zijn mitsdien bij de wet aangewezen
om, met inachtneming van de beginselen der wet, naar aan
leiding van een ingediend bezwaarschrift, tegen een aanslag
uitspraak te doen en daarbij dien aanslag te wijzigen, te hand
haven of te vernietigen. Maar het staat vast, en He slotbepa
ling van art. 22 der eerstgenoemde wet heft allen twijfel, zoo
die bestaan rnogt, volkomen op, dat die uitspraak, noch regt-
streeks, noch bij gevolgtrekking, zich verder kan uitstrekken
dan over den aanslag waartoe zij betrekking heeft, of eenigerlei
verbindend gezag in de toekomst, voor wie ook, kan bezitten.
De regter daarentegen, is, met uitsluiting van ieder ander ge
zag. alleen bevoegd over de gegrondheid eener, den bekeurde
ten laste gelegde overtreding, waaromtrent zijne kennisneming
is ingeroepen, te oordeeien en, lmdens de algemeene bepalin
gen van wetgeving, gehouden regt te spreken naar de wet.
Het met de adressanten voorgevallene komt kortelijk
hierop neder
Nadat de muzikale vereeniging onderscheidene jaren ver
zuimd had aangifte voor het patentregt te doen ter zake harer
muzikale uitvoeringen, werd zij in februarij 1859 daartoe uit-
genoodigd en aangemaand. Op hare weigering deed de admi
nistratie proces-verbaal van bekeuring tegen haar instelleu.
Dit proces-verbaal werd, in gevolge art.42 der eerstgenoemde
wet, door de vereeniging bij transactie afgemaakt tegen beta
ling van boete, regten en kosten. Voor de volgende na de
beëindiging dier zaak in het dienstjaar 1S5S/59 gegeven uit
voeringen werd de vereeniging ambtshalve ten kohiere ge-
bragt. Haar bestuur heeft tegen dien aanslag een bezwaar
schrift bij gedeputeerde staten ingediend.en deze hebben den
aanslag vernietigd, aan welke uitspraak de administratie,
hoezeer zij die in strijd met de beginselen der wet achtte, het
vereischte gevolg heeft gegeven.
Daarm-'de was de zaak afgeloopen.
In het daarop volgende dienstjaar 1859/60 bleven adres
santen zich voortdurend aan het zelfde verzuim van aangifte
schuldig maken, waarvoor zij het jaar te voren waren bekeurd
en beboet. Dien volgens werden zij op nieuw bekeurd. Hun
verzoek, om de ingestelde bekeuringen buiten gevolg testellen,
werd door den ondergeteekende afgewezen, en mitsdien wer
den zij, in gevolge de wet, voor den regter gedaagd, zijnde deze
de eenige magt. bevoegd om hierin regt te spreken.
Hoezeer nu deze zaak nog aanhangig is, vermeent de admi
nistratie haar regt reeds te kunnen staven door te wijzen op
een vonnis der aivondissements-regtbank te 'sGravenhage
van den 14 mei 1 S46, opeen arrest van het provinciaal geregts-
hof in Zuidholland van 3U januarij 1847 en op een arrest van
den hoogenraad van 19 mei 1847, die, eene geheel gelijksoor
tige zaak ten onderwerp hebbende, alle in haar voordeel zijn.
Uit Goes schrijft men ons van den 2 dezer
Eergisteren avond hield tie heer dr. R. A. Soetbrood Pic-
cardt zijne aangekondigde vijfdeen laatste lezing over de
geschiedenis van Goes. Daarop had hij zich voorgesteld het
maatschappelijk bestaan der ingezetenen, vooral in verband
tot handel en nijverheid te beschouwen, en dan meent hij
dat de geschiedenis daar is. om de voorregten van tien tegen-
woordigen tijd te doen waarderen, tegenover het keurslijf,
waarin die twee voorwaarden voor het geluk van den staat
vroeger gekneld waren.
In tien aanvang, toen Goes slechts eene villa was, zal die
handel wel niet veel beteekend hebben, doch later, toen men
de zaak helderder begon in te zien en de stroom, waaraan
Goes gelegen was, nagenoeg geheel verlaad was. begreep men
dat het zaak was de communicatie met de zeeuwsche stroomen
te herstellen, en uit eigen middelen maakte men omstreeks
het midden tier 15e eeuw eene haven, thans nog bekend als
oude haven; twee eeuwen later was men om de zelfde reden
verpligt eenen nieuwen waterweg te openen, en toch hebben
die pogingen om Goes te doen worden wat het is, niet zoo veel
invloed uitgeoefend, want een haven maakt nog geen koop
stad. De oudste tak van handel was zeker de vischhandel, die
in geheel Nederland op groote schaal gedreven werd; ja zelfs
in delöe eeuwschreef een duitschei-, die otis land bezocht.van
de toen reeds uitgebreide stad Amsterdam, dat het eene plaats
was, uitsluitend door visschers en haringvangers bewoontl.
Later, door het verlanden van den stroom en de aanwinst
van grond, schijnt men meer werk van den landbouw gemaakt
te hebben, althans lezen wij dat er een landliedengilde be
stond, hetwelk evenwel reeds in het begin der vorige eeuw is
opgeheven. De meekrap, die gezegd wordt hier reeds in de fie
eeuw geteeld te zijn. was later en is nog een voorname tak van
industrie der inwoners, die evenwel niet altijd met voordeel
gedreven schijnt te zijn, op te maken naar dit oude rijmpje
En meedt niet,
En reedt niet.
En weest voor niemand borg,
Dan komt ge in geen zorg.
Verder leert ons de geschiedenis, dat de zoutnering (het
selbamen genaamd) hierzeevaanzienlijkgeweestis; dit blijkt
ook daaruit, dat er een van andere gilden geheel afgescheiden
panneliedengilde heeft bestaan. De lakenweverijen, die vroe
ger hier en in het naburig Kappelle bestonden, zijn spoorloos
verdwenen; wel trachtte men die industrie te bevorderen en
liet o. a. daartoe in 1578 een drapier overkomen, wien buiten
veel andere voorregten 40 p. 's jaars werd toegelegd, mits
2 touwen gaande houdend.
In de 17e eeuw was het een tijdperk van worsteling, waarin
schier alles ondernomen werd, doch niets gelukte; men had
een schorsmolen, aanzienlijke bijennering, oliemolens die
naar Amsterdam, Gouda. Haarlem en andere plaatsen ver
zonden eene moutstokerij. klompenmakerij, wollenweverij,
azijnmaker ij, zeilmakerij, steenhouwerij en carottenfabriek.
en zoo wel de eene als de andere van die industrie-takken
zijn verdwenen de bescherming doodde ze.
Dat onze voorvaderen de bescherming (die evenwel tevens
belemmering was eu dus ontwikkeling tegenhield) op alles
toepasten en daarbij tot in het geringste afdaalden, leert o. a.
het voorbod van de 17e eeuw, waarbij verboden wordt, om
met zwavelstokken, die elders gemaakt waren, te leuren. Zoo
ook bij^. bezwaarde men te Middelburg tie olie van Goes, en
hier als represaille den wijn uit Middelburgnog eenige andere
voorbeelden bragt de spreker bij. om te bewijzen dat de wd
tot vooruitgang groot, doch het middel veelal slecht gekozen
was. De buitenlandsche handel, direct van Goes uitgaande,
bestond meest uit uoordsche houtwaren en liet bevestigt zich
dat liet koperen scheepje, thans op tie spijskokenj geplaatst,
wel met noortlsehe, niet met zuidelijke scheepvaart te maken
had. Wel nam de stad er krachtig deel aan en komt haar de
eere toe, dat in 1593 Jacob Valcke, een harer inboorlingen,
tot de vestiging van eene geregelde vaart op Oost-In die, den
eersten spoorslag gaf, maar van directe vaart op Oost-Indie is
geen bewijs voorhanden.
Hierna ging de heer Piccardt over tot eene meer bijzondere
beschouwing van den ambachts-en neringdoenden stand en
de gilden. Gilde beteekent broederschap, en het was natuur
lijk en overeenkomstig dien tijd dat zij, die het zelfde beroep
uitoefenden, zich tot zoodanige broederschap vereenigden.
leder gilde had een patroon of schutsheilige, en de groote
gilden hadden meestal eene kapel of kerk, waardoor wij dan
ook dikwerf gewag vinden gemaakt van de verpligting tot
onderhoud van een raam in de kerk door het gilde.
Ieder vereenigde zichzoo had men een gilde van niets
doenders; een poorterie-gilde, in de rekeningen meestal ge
noemd leeggangers- of leegloopers-gilde; zij, die daaronder
behoorden, werden in den regel gezegd te behooren tot het
officium van Jan Jane. Zij, die geen bepaald beroep hadden,
voegden zich in lateien tijd bij hetcoomans koop mansof
kramers-gilde. Niemand kon lid worden van een gilde, tenzij
hij proef deed, en die gilden bragten niet het minst belemme
ring aan. Op aandringen der gilden werd bijv. in L7S5 ver
boden om met paruiken te leuren in 1611 geboden, dat de
ambachtslieden niet uit hun werk mogten loupen enz.
Die belemmering was dan ook de oorzaak, welke langza
merhand tot de opheffing heeft geleid en ons gevoerd tot dit
oogenblik, waarop de nijverheid, met eene enkele uitzonde
ring, zich vrij beweegt en ontwikkelt.
Ook op wetenschappelijk gebied bestond een gilde, en wel
dat der chirurgijns en apothekers, waarbij het opmerking ver
dient dat de doctoren daarin niet waren opgenomen. De heer
Piccardt meent, dat reeds zeer vroeg een stadschirurgijn,
doch eerst, veel later een stads doctor is aangesteldop insti
gatie van het gilde werden vreemde barbiers en kwakzalvers
verboden. Het blijkt niet dat in tlie gilden groote lichten zijn
geweest, en dit wordt daaruit verklaard dat er geen wrijving
kon plaats hebben, door den geisoleerden toestand waarin de
stau zich bevond.
De drukkunst schijnt hier eerst laat beoefend te zijn, en
voor het eerst vindt men melding van een stads drukker ge
maakt omstreeks de helft der voorgaande eeuw.
In 1794 verzocht zekere Couvenant te Middelburg octrooi
tot. het drukken en uitgeven eener Goessche courant; hij ver
kreeg dit, doch nadatdiecouranteeneenkele maal verschenen
was, werd het door Middelburg verboden. De correspon
dentie van vroeger was mede zeer gebrekkig en geschiedde
door boden; de gelegenheid was kostbaar; een brief van
Utrecht b. v. kostte ffi. Van daar dat Goes een der eersten
was, om met zekeren Le Jeune te Steenbergen een postver
drag aan te gaan. welke Le Jeune den eersten grond heeft
gelegd tot ons nu zoo goed geregeld postwezen. Ook voor de
veiligheid werd gezorgd; de policie, die hoofdzakelijk te zorgen
had voor de zedelijkheid, had nevens zich tie burgerwacht.
Ter voorkoming van twisten die veelal tusschen tie leden
van die burgerwachten de soldaten ontstonden, werd aan tie
burgers verboden met. soldaten bier te drinken. Van tijd tot
tijd schenen sommigen zich aan de burgerwacht te willen ont
trekken, en om dit tegen te gaan werd er een reglement ge
maakt, waarbij bepaald werd, dat de bailiu dengenen tlie
zich aan de wacht onttrok, bij den hals zou grijpen ook stond
daarin, dat weduwen en bejaarde dochters verpligt waren aan
de wacht deel te nemen, maar dat. men dit kon afkoopen
voor 3 zeeuwsche rijksdaalders. Uiteen en ander, meent men,
blijkt voldoende dat hier een krijgszuchtige geest bestond,
die is blijven voortleven, zoo als menigeen, uit den roem
rijken togt naar Borsselen in 1808 bij tie landing der engel-
selien, zich herinneren zal.
Er was, in vroeger tijd, ook een tijdperk van groote ar
moede van tiaar vele wetten tegen tie bedelarij. Zoo werd
b. v. bepaald, die bedelt voor de le maal wordt S dagen te
brood en te water gezet; voor de 2e maal gebannen, voor de
3e maal bovendien gegeeselden opmerking verdient het.
dat men toen almede verordende, dat hij die aan de deur aan
bedelaars gaf. eene boete beliep van 10 schellingen.
Hiermede besloot tie redenaar zijne lezing, en herinnerde,
dat hij alleen leverde eenige bijzonderheden, geene geschie
denis; hij dankte het publiek voor de belangstelling en uitte
daarbij den wensch, dat de stad grooter worde door nijverheid
en morele kracht, en ieder het zijne er toe bijbreuge om Goes
te doen zijn „eene parel in de rei onzer vaderlandsche steden."
Een daverend handgeklap, een welgesproken woord van
dank aan den begaafden redenaar, besloot deze bijeenkomst,
welke, even als de voorafgaandeu, zeker aan menigeen nuttig
en welgevallig zal zijn geweest, en waaruit voor ons allen
nog veel te overdenken en te leeren is.
Uit Zierikzee meldt men ons van 1. dezer
Op de teregtzitting der arrondissementsregibaukincorrec-