MÏDDELRURGSCHE
COURANT.
r 25.
Dingsclag
1861.
26 Februarij.
öinncnlmtöscljc tijïmujm.
G;()ES
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags.
Binnen deze gemeente en Ylissingen geschiedt de uitgave den avond te voren te* 8 «re.
De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte,
doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22
cent met 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Editie van maandag avond S ure.
middelburg 25 februarij.
JL zatuxdag is voor het provinciaal geregtshof in Zeeland
alhier behandeld het regtsgeding tegen Petrus Daniel
Abrahatnus Schouten, laatst directeur van het postkantoor te
Ylissingen, oud 49 jaren, gedetineerd in het huis van bur
gerlijke en militaire verzekering alhier.
Blijkens de acte van beschuldiging vloeit uit de instructie
van dit geding voort: datdebeschuldigde. thansbij koninklijk
besluit van 13 januarij jl. ontslagen, was directeur van het
postkantoor te Vlissingen, waartoe hij benoemd isbij konink
lijk besluit van den 16 december 1857, welke betrekking hij
aanvaardde onder borgstelling eener inschrijving groot f1400
2£ pet. werk. schuld. De daaraan verbondene bezoldiging
bedroeg f1200, alsmede f200 schadeloosstelling voor huis
huur en f200 voor bureaubehoeften. Bij de hoofdadminis
tratie der posterijen had het in den laatsten tijd de aandacht
getrokken dat door den beschuldigde mindere stortingen
werden gedaan, dan men berekende dat hij zou behooren te
doen, en dit gaf aanleiding tot een nader toezigt en eene aan
maning tot aanzuivering van mogelijke te korten binnen twee
dagen. Zulks zonder gevolg blijvende, ontving de officier van
justitie bij de arrondissementsregtbank alhier, op den 26 sep
tember I860, bevel om een regterlijk onderzoek aan te vangen,
bijgestaan door den heer directeur van het postkantoor te
Middelburg, als door de hoofdadministratie aangewezen ter
vergemakkelijking van dat onderzoek. Daaruit bleek dat in
den nacht valt 26 op 27 september 1860 de toestand der kas
was: ontvangst f6591,42, uitgaaf f2505,60, terwijl slechts
aan geldswaarden aanwezig was f 702.171, bij gevolg een te
kort van f 1803.421, onverminderd f 67,15 aan niet verant
woorde postzegels. Bij eene nadere meer naauwkeurige op
name der kas, op 3 October 1860 gedaan door den heer
inspecteur der posterijen te Breda, daartoe overgekomen,
bleek dat de kas werkelijk een te kort van f 1943,30 ople
verde aan kontanten, terwijl niet verantwoord waren f105
aan postzegels.
Bij zijne verhooren voordenheerregter-commissaris.be-
last met de instructie van strafzaken, heeft de beschuldigde
opgegeven de juistheid van die staten geenszins te betwisten,
en verklaard dat het bedoelde te kort nog bestaat en hij zelf
die gelden achtervolgend uit zijne kas heeft geligt enten
eigen bate aangewend, terwijl hij alleen het beheer had en
niemand anders die gelden heeft weggenomen.
Voorts blijkt uit de verklaring van den beschuldigde, dat
hij, om dit te kort oogenschijnlijk te dekken, bij de opgave der
specificatie van de bij hem maandelijks, zoo het heette, in kas
zijnde gelden, uitgaven voor rekening van het hoofdbestuur
vermeldde, welke öfreeds terug betaald óf denkbeeldig waren.
Uit dit alles volgt dat de beschuldigde, in zijne betrekking,
eene som van meer dan f1500 heeft onttrokken aan hare
bestemming of verduisterd ten eigen bate: dat hij van deze
gelden in zijne openbare betrekking rekenpligtig was. en dat
de verduisterde som, niet alleen een derde van den gestelden
borgtogt, maar het geheele bedrag daarvan te boven gaat.
Hij is derhalve door den procureur-generaal beschuldigd van
misdrijf, voorzien bij de artt. 169 en 172 van het wetboek van
strafregt. in verband met art. 2 der wet van den 29 junij 185 4
(staatsblad no. 102).
Ten opzigte van een tweede punt van vervolging, namelijk
valschheid in de maandstaten zijner verantwoording over
junij en julij 1860. is aangenomen dat de plaatsing van on
juiste cijfers of misstellingen niets afdoet aan den inhoud dier
acten aan welker voet zij worden aangetroffen, terwijl voorts
de beschuldigde voor hem ter betaling aangebodene wissels
wel verre van te veel. te weinigin rekening heeft gebragt. en
zulks in ieder geval nimmer eenigeschade aan het rijk of aan
iemand anders heeft kunnen berokkenen, of van invloed zijn
op het wezenlijk tekort in zijne kas. Hij heeft alzoo niet te
regt gestaan wegens valschheid in geschrifte.
Slechts twee getuigen waren gedagvaard, namelijk de hee-
ren jhr. Carel Anastasius Leopold van der Wiick, inspecteur
der posterijen te Breda, en Gerard us Lode wijk Hendrik Pie-
ter Stern, directeur van het poskantoor te Middelburg.
Als verdediger trad op de heer tnr. J. van de Graft, advo
caat alhier, in de plaats van den heer mr. P. J, G. van Digge
len, die. zoo als wij vroeger hebben medegedeeld, door den
beschuldigde tot zijn raadsman verkozen en door het geregts
hof als zoodanig toegevoegd was, doch door ligte ongesteld
heid hierin is verhinderd.
Nadat ter teregtzitting voorlezing was geschied van het
arrest van verwijzing en de acte van beschuldiging, werd door
den heer procureur-generaal opgemerkt, dat tot toelichting
dezer procedure door hem belangrijk is geacht de overlegging
van het dus genaamd register no. 14, hetwelk aanwezig was,
doch alleen op regterlijk bevel mag worden overgelegd. Het
hof heeft daarop de overlegging bevolen.
Het verhoor van de beide bovengenoemde getuigen bragt
geenerlei meldenswaardige bijzonderheden aan het licht, dan
alleen dat reeds op den 17 september 1860 door den daartoe
gecommitteerden directeur van het postkantoor te Middelburg,
eene voorloopige opname van de kas des beschuldigden heeft
plaats gehad, van welke bevinding door partijen een relaas
is opgemaakt en onderteekend, zoo dat zulks feitelijk reeds
eene in gebreke stelling inhield.
In antwoord op eene vraag van den verdediger, werd door
den heer inspecteur verklaard, dat al de registers en verdere
bescheiden voor het overige zijn in orde bevonden.
De beschuldigde erkende al het hem te laste gelegde.
Toen vervolgens het woord werd verleend aan het openbaar
ministerie, ving de heer procureur-generaal aan, met er op te
wijzen dat ook dit proces weder eene treurige bijdrage levert
tot de kennis41er roenschelijke zwakheid. Het toont bij ver
nieuwing aan, hoe een persoon, die, aanvankelijk in nuttigen
werkkring geplaatst, allengs, zij het dan ook als een gevolg
van huisselijke zorgen of van min naauwlettende vervulling
zijner ambtsbetrekking, er toe gebragt werd, het in hem ge
stelde vertrouwen te schenden, en de hem toebetrouwde
gelden van het rijk te verduisteren. Zoo als de beschul
digde zelf erkent, is hij trapsgewijze hiertoe gekomen, en
hij levert weder een sprekend beeld van het gevaarvolle om
den eersten stap te zetten op den verkeerden weg; in den
aanvang werden geringe sommen uit de kas geligt, tot deze
eindelijk gezamenlijk een bedrag vi?nfulen,waarvan d terug
gave boven zijne krachten ging.
De procureur-generaal ging daarop de bijzonderheden der
zaak na, en toonde aan dat de hoofdadininistratie der poste
rijen er niet dan noode en na herhaalde aanmaning is toe
moeten overgaan, om de hulp van de regterlijkemagt in te
roepen. Hij trad hierop in eene uiteenzetting, hoe de inzage
van het te dezer zitting overgelegde register en de verklarin
gen van de beide getuigen eenige nog «luistere punten, met
betrekking tot de verantwoording, hebben opgehelderd.
Wanneer hij verder het oog slaat op de verklaring van den
beschuldigde, dat deze maandelijks, behalve f 116 voor zijn
tractement, kleine sommen uit de kas nam. welke nimmer
f 100 daarenboven bedroegen, dan moet hetmisdrijf, waarvoor
deze thans te regt staat, reeds van zeer langen tijd dagteeke-
nen en bij voortduring zijn begaan. Tevens toonen de
processtukken aan dat ten deze met volkomen overleg en be
wustheid is gehandeld, zoo als blijkt uit telken reize op de
maandstaten in rekening gebragte voorschotten ten behoeve
van het'hoofdbestuurenz., welke bereids waren terug ontvan
gen. Verder is men thans tot de overtuiging gekomen dat
eene schijnbare onnaauwkeurige boeking van postwissels,
waardoor de beklaagde zich scheen te hebben te kort gedaan,
inderdaad niet bestaat, daar zulks wordt opgehelderd door
dien de aan burgers en militairen afgegevene postwissels
onder een doorloopend registeruotnmer geboekt worden,
niettegenstaande de verantwoording der wissels van mili
tairen wekelijks afzonderlijk geschiedt.
Ten opzigte van het misdrijf zelve en de schuldpligtigheid
van den beschuldigde, meent de procureur-generaal dan ook
dat wel geen redelijke twijfel kan bestaan. Wat nu betreft de
straf, meent hij dat de artt. 169 en 170 van het wetboek van
strafregt lner toepasselijk zijn; het laatste vooral daarom,
dat de verduisterde som hier niet slechts te boven gaat een
derde van de borgstelling, maar deze geheel verre overtreft.
Als spreker daarbij het oog slaat op het geldelijk bedrag, op
de langdurigheid van het gepleegde misdrijf, op de wijze hoe
men dit sedert geruimen tijd heeft trachten te bedekken, en
verder op hetgeen de belangen der maatschappij vorderen, op
het hooge gewigt dat juist in de postkantoren een onbeperkt
vertrouwen door het algemeen kan worden gesteld dan
ziet hij zich, zijns ondanks, verpligt geene andere straf te
eischen dan de bij opgemelde wetsartikelen tegen het misdrijf
bepaalde, tot welke persoonlijke consideratien in deze ook
aanleiding raogtzijn, met hetoog op de door den beschuldig
de bewezene diensten en zijn zwaar huisgezin. De belangen
daarvan moeten echter wijken voor het algemeen belang, het
welk gebiedend voorschrijft dat bij de posterijen zekerheid
en persoonlijke achting voor de beambten besta.
Hij rekwireerde ten slotte, krachtens art. 2 der wet van
den 29 junij 1854 (Staatsblad no. 102) en de artt. 169.170,
172, 52 en 36 van het wetboek van strafregt, benevens artt.
207,216 en 302 van het wetboek van straf\ ordering, schuldig
verklaring van den beschuldigde aan het verduisteren of ont
trekken aan 's rijks schatkist eener so,m van f 2048,30, door
hem als directeur van het postkantoor te Vlissingen ontvan
gen, en veroordeeling tot tuchthuisstraf voor een door het hof
te bepalen tijd van niet minder dan vijf en nietmeer dan vijf
tienjaren, benevens eene geldboete ten bedrage van e'e'n vierde
van het te kort in de kas, of f 512,07£, en in de kosten, met
last tot aanplakking van een extract arrest te Middelburg en
Vlissingen, enz.
Alsnu bekwam de verdediger het woord. Hij begon met
de herinnering dat hetkorte tijdsverloop, hetwelk voorafging
aan deze zitting, nadat hem de taak werd opgedragen om een
ongestelden ambtgenoot te vervangen, welligt oorzaak zou
kunnen zijn dat hij zich tot eene te oppervlakkige beschou
wing dezer zaak in alle hare onderdeelen moest bepalen.
Trouwens de feiten zijn voldingend geconstateerd en volledig
erkend; pleiter kan daartegen niets aanvoeren, maar hem
blijft over, te wijzen op den man, die nog vóór korten tijd
eene aanzienlijke plaats in de maatschappij, een hoog ambt
van vertrouwen bekleedde, op zijne treurende echtgenoot, op
zijne van alles beroofde zeven onmondige kinderen. Hij
stipte daarop aan. hoe de beschuldigde, op <lit eiland geboren,
bij de belgische omwenteling vrijwillig in dienst trad en zich
ten jare 1830 als sergeant-kommandant der gewapende volks-
magt te Waterlandkerkje den lof verwierf van zijne superieu
ren vervolgens werd hij den 1 december 1S31 tot tweeden,
en den 2 julij 1S35 tot eersten luitenant bij de mobiele schut
terij in Zeeland benoemd. Twee jaren later werd hij tot direc
teur van het postkantoor te Oostburg aangesteld, in welke
gemeente hij gedurende 20 jaren zich aller achting verwierf,
tot lid van den gemeenteraad en daarna tot wethouder werd
verkozen, terwijl hij zich als lid van het burgerlijk armbestuur
mede verdienstelijk maakte. Ten jare 1840 werd hij benoemd
tol 1 eluitenant e.i, na verseuilltmde nin'gveriiooging, den 2(j
julij 1854 tot majoor-kommandant van de rustende schutterij,
waarvan hij in 1S5-S op verzoek eervol ontslagen werd
wegens verandering van woonplaats, terwijl hij versierd is
met het metalen kruis en het gedenkteeken voor eervolle
langdurige werkelijke dienst bij de schutterijen.
Pleiter deed verder voorlezing van eene missive van zijne
exc. den staatsraad gouverneur in de provincie Zeeland, van
19 mei 1S50, waarop deze hem dank betuigt voor de uitmun
tende wijze waarbij hij zijne ambtsbediening vervulde. Ver
volgens wees spreker er op. hoe de overplaatsing naar Vlis
singen en het ophouden van zijnen stand met zijn talrijk
gezin den beschuldigde zich deed vergrijpen aan de hem toe
vertrouwde gelden. Met vertrouwen riep de verdediger het
medelijden der regters in voor een man die, met zulk eenen
levensloop achter .zich, zich zeiven vergat en ook zijne echt
genoot en zeven kinderen in het verderf stortte, en ook uit
naam van die zwaar beproefde betrekkingen, concludeerde
hij dat de beschuldigde, naar aanleiding van art. 9 der wet van
den 29 junij 1854 (staatsblad no. 102). terzake der bewezene
feiten, moge worden veroordeeld tot de geringst mogelijke
correctionele gevangenisstraf.
De uitspraak is bepaald op aanstaanden vrijdag 1 maart, des
voormiddag ten 10 ure.
Wij laten hieronder volgen een overzigt van het geldelijk
bedrag, in de onderscheidene gemeehten dezer provincie ver
zameld ten behoeve van de noodlijdenden door den water
vloed, voor zoo verre de opgave daarvan tot op heden bij het
gewestelijk bestuur is ingekomen.
Bedrag in guldens en cents.
tb
GEMEENTEN.
O
I
■T3
ej
TOTAAL.
W
8
«O
Aagtekerke
432
119,—
96,05!
215,05!
Aardenburg
1026
101285
213,25
1226,10
Arncmuiden
150S
5S.18
61,461
119,64!
Axel
2558
576,79!
371.il-!
94S,81
Baarland
027
50,07
Biervliet
2066
94.50
164,37!
26S.S7!
Biggekerke
520
163,92!
97,4-7
261,39!
Bommenede
551
70,—
70,25
140,25
Borsselen
891'
105,50
83,75
189.25
Boschkapelle
1049
49,14
32,39
81,53
Breskeus
1579
94,24
246,01
340,25
Brouwershaven
1568
588,—
212
S00,_
Bruinisse
1558
375,—
120.—
495,—
Burgh
617
19,35
174,66
194,01
Cadzand
1154
231,2S
231,28
Clinge
1780
17,67
52,32'
69,99
Over te brengen
3394,22
2226,79
5580,94