huisraad, dakvensters, ramen, balken, veevoeder, enz., door het vallend vloedwater achter gelaten, alles in woeste vranorde door elkander liggen. Door de goede zorgen der commis- sien van onderstand worden nog steeds levensmiddelen enz. met schuiten naar de in het water staande woningen gebragt. De doorbraak zelve is zeer indrukwekkend. Over eene uitgestrektheid van 3ü0 ellen is de dijk weggeslagen, terwijl zich in het midden nog slechts een klein gedeelte, weinige el len. breed, als eene rots uit het water verheft. Daar achter ziet men in de verte eenige huizen grootendeels ingestort en ter zijde een schip, dat, door den stroom medegesleept, thans op het land ligt. De herstelling van den dijk zal met groote bezwaren gepaard gaan. Aan het Handels- en effectenblad schrijft men uit's Her togenbosch, dd. 9 februarij „Een zonderling geval heeft zich alhier voorgedaan. Een paar dagen geleden kwamen met de hollandsche post, onder het postmerk 's Hage, een veertiental brieven, gevigt deels aan hoog geplaatste personen, deels aan eenige burgers, die zich in meerdere of mindere mate verdienstelijk hadden gemaakt tijdens de waterramp, en zich belast hadden met de verzor ging van de ongelukkigen door die ram})-, deze brieven waren in steendruk en hielden in de voorloopige kennisgeving van hunne benoeming hetzij tot commandeur der orde van den nederlandschen leeuw of van die der eikenkroon, hetzij tot ridders van eene dier beide orden, zelfs een van broeder dei- orde van den nederlandschen leeuw; zij waren gedateerd van 2 februarij en luidden als volgt: „Het heeft Z. M. behaagd, u bij besluit van heden te benoemen tot „Ik heb de eer u hiervan voorloopig kennis te geven. „De directeur van het kabinet des konings, „de Kock." Op dit berigt wapperde van eene menigte huizen de natio nale vlag; felecitatien bleven niet achterwege, zelfs geene par tijtjes; doch, volgens heden van geloofwaardige zijde uit de residentie ontvangen telegrammen, blijkt, dat dit niets meer is dan eene behendigheid van iemand, die hierdoor opschud ding heeft willen veroorzaken of den draak met eene menigte personen heeft willen spelen. Het ware te wenschen, dat de politie den persoon in handen kreeg, die zich niet ontzien heeft de hoog geplaatste personen der provincie en stad zelfs niet te sparen en in zulke onaange naamheden te wikkelen. De opspraak hierdoor dan ook te weeg gebragt, is groot en geeft aanleiding tot eene menigte anecdoten." Volgens de 's Gravenhaagsche nieuwsbode zou het aan de justitie reeds gelukt zijn den dader op te sporen. Benocnilnsca en besluiten. ridderorden. De lieer van Opstal, ingenieur van den waterstaat in het arrondissement Maastricht, is benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon. Kerk- en schoolnieuws. De heer J. A. van der Scheer, predikant te Ellewoutsdijk, heeft de beroeping naar Kortgene aangenomen. Marine en leger. Naar men verneemt zal Zr. Ms. stoomschip Merapi, on der bevel van den kapt. luit. ter zee A. J. Kroef, in de maand april a. s. uit Oost Indie naar Nederland vertrekken, om te Hellevoetsluis binnen te vallen. Vcrkoopingen en aanbestedingen. Den 12 dezer te Vlissingen een huis en erve, staande en ge legen in de Weststraat, wijk D no. .110. Verkocht voor f576. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van 11 februarij. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de beer Wels. De notulen der vorige zitting worden voorgelezen en, na eenige aanvulling, goedgekeurd. Aan de orde is de behandeling van het door de commissie tot regeling van de zaken der voormalige zeemans-en vis- schersbeurs gedane voorstel, dat aan de leden ter inzage is rondgezonden geworden. De beer JAScbmiilt bekomt, als lid van genoemde com missie, het eerst het woord. Hij heeft deze zaak tot een onder werp van het naauwgezetst onderzoek gemaakt en zijne denkwijze is de zelfde gebleven als die, welke is vervat in het rapport, uitgebragt in de zitting van 16 november jl. Hij wijst nog kortelijk op het verband en liet onderscheid der gevoe lens van de commissie en die van den heer Uyttenhooven, en drukt ten slotte den wensch uit dat de raad een besluit neme, dat den toets niet. alleen der billijkheid, maar ook der wettig heid kan doorstaan. De heer lluyseh verklaart het rapport der commissie met belangstelling gelezen te hebben en betuigt genoemde com- ■rriissie zijnen dank voor de daaraan gewijde zorg. Ook hij heeft van een onzijdig standpunt beide gevoelens met elkan der vergeleken ten gevolge daarvan moet hij zich tegen de conclusie van het rapport der commissie verklaren, zonder daarom geheel afkeerig van eene transactie te zijn. Met aan haling van een voorbeeld geeft hij nog een wenk om.door overijling toch niets te bederven. De heer van Uije Pieterse zou zich bepalen tot verwijzing naar hetgeen in het rapport der commissie is aangevoerd, ware het niet dat bij de bestrijding van liet gevoelen der commissie een argument was gebezigd dat juist ten haren gunste moest pleiten. De weigering der diakon ie om het bestuur over het fonds te aanvaarden, heeft geen kracht van bewijs maar juist het verlangen van de oprigters om liet bestuur aan diakenen op te dragen, pleit ten sterkste voor het gevoelen der com missie, dat men hier met eene instelling van weldadigheid te doen heeft. Verder verwijst hij naar eenige uitdrukkingen, voorkomende in het besluit van 29 november 1766, waar be paald van ondersteuning aan noodlijdenden sprake is. Dat doel, van den beginne af omschreven, heeft men gedu rende het geheele bestaan in het oog gehouden. Men moet er overigens, volgens spreker, bepaaldelijk op bedacht zijn, dat tot instandhouding van het fonds vrijwillige bijdragen ver strekt zijn; ook daarom kan het niet worden aangewend tot een fonds waarop gemeente-ambtenaren regt zouden beko men. Wilde hij echter al eens voor een oogenblik aannemen dat de zeemans- en visschersbeurs niet was geweest eene in stelling van weldadigheid, bedoeld door en vallende onder de bepalingen der armenwet, dan toch moest zij een gilden fonds zijn geweest; maar ook dan mag zij, volgens koninklijk besluit van 26 julij 1820, geene andere bestemming bekomen. Alleen aan de inkomsten van genoemde beurs mag men tij delijk eene andere bestemming geven, maar men moet het zóó doen, dat de instelling weder geheel aan hare oorspronke lijke bestemming zou kunnen beantwoorden, indien eenmaal zeevaart en vischvangst weder in de gemeente mogten bloei- jen. Spreker is een groot voorstander van een pensioenfonds; hij wil gaarne tot de oprigting medewerken, maar niet op deze wijze. De heer Winkelman, mede lid der commissie, verklaart ge zind te blijven voor de conclusie van het rapport. De heer Uyttenhooven zal met een enkel woord de heeren Schmidt en van Uije Pieterse gelijktijdig beantwoorden. Er is voor het oogenblik alleen sprake over de conclusie van het rapport, terwijl indien deze mogt worden afgestemd, een na der voorstel kan gedaan worden. <De vraagis de inrigting der zeemans- en visschersbeurs eene instelling van weldadig heid in den zin der armenwet, of is zij eene bijzondere instel ling met een bepaald doel daargesteld? toetst hij aan art. 1 der armenwet, daarbij lettende op de memorie van toelichting be- trekkelijk dat artikel. Verder gaathij na ofdezeemans- en vis schersbeurs eene instelling van weldadigheid is, die armenzorg tot haar hoofddoel stelt. Armenzorg strekt zich uit over alle armen en ongelukkigen zonder onderscheid, en hier geldt het alleen arme zeemans, die op 60jarigen leeftijd, na 7 reizen ter koopvaardij of ter vischvangst gedaan te hebben, in ongeluk kigen of verachterden toestand geraakt zijn, alsmede hunne vrouwen en kinderen. De heer Schmidt bestrijdt de opvatting van den heer Ruysch, als zou hij eene opheffing der zeemans-en visschersbeurs op het oog hebben, en op de vraagwelk zal het naastbijkomend doel zijn bij eene toetsing der statuten van het fonds aan de armenwet? meent hij dat armenzorg daarop wel het antwoord zal wezen. De heer Uyttenhooven komt na het door den heer Schmidt gesprokene even op zijne bewering terug en zegt, dat hij het fonds wil doen strekken tot ondersteuning van personen, die weinig gesalarieerd zijn, zonder evenwel iets te willen preju diciëren. De heer van Uije Pieterse doet den heer Uyttenhooven op merken, dat hij zoo sprekende, achter stelt wat hij vroeger op den voorgrond plaatste; hij betoogt de noodzakelijkheid dat er eindelijk eene bestemming aan de revenuen van het fonds gegeven worde, zonder evenwel het kapitaal op te offeren, het geen het geval zou zijn. zoo men de zienswijze van den heer Uyttenhooven opvolgde. De heer Uyttenhooven vraagt ten derde male het woord, waartegen de heer van Uije Pieterse op komt, als zijnde het. behalve aan de leden der commissie, aan niemand vergund meer dan twee malen over het zelfde onderwerp het woord te voeren. Inmiddels vraagt en bekomt de heer Mestdagh het woord, om rekenschap zijner straks uit te brengen stem te geven. Hi j is het ée'ns met den heer van Uije Pieterse, dat er geene ver andering van bestemming aan de beurs mag gegeven worden. Hij verklaart zich echter tegen de oprigting eener bijzondere commissie van weldadigheid, maar belooft te gelijk zijne medewerking tot ondersteuning van ambtenaren van minde ren rang. Alsnu wordt in omvraag gebragt of den heer Uyttenhooven voor de derde maal het woord zal gegund worden, waarin de leden, met uitzondering van den heer van Uije Pieterse, ge noegen nemen. De heer Uyttenhooven betoogt nu, dat de aanneming van het in het rapport gedane voorstel leidt tot de toepassing der armenwet en verpligt tot onderwerping aan het provinciaal bestuur, terwijl men, bij afstemming er van, niet onderwor pen is aan de bepalingen dier wet, evenmin als aan het toe- zigt van gedeputeerde staten of het hoofdbestuur. Eene instelling van liefdadigheid handelt niet meer vrij. Nadat door den lieer Ruysch nog met een enkel woord gewaagd wordt van de beteekenis van het woord liefdadig heid, namelijk alles wat tot leniging van ongelukkigen gedaan wordt wordt besloten het rapport in omvraag te brengen, waarbij de voorzitter te kennen geeft, dat hij ervóór zal stemmen. De commissie verlangt eene partiële behandeling, en dien overeenkomstig wordt voorgesteld het nemen van de vol gende besluiten le besluit. Afwijzend te beschikken op het adres van dia kenen der nederduitsche hervormde gemeente, verzoekende on; de huisjes, aan deze instellingtoebehoorende, onder hun beheer te stellen, waarop zij venneenen aanspraak te hebben. Dit besluit wordt aangenomen met algemeene stemmen. 2besluit. Zoo lang de raad omtrent het gebruik der huis jes, uitmakende de zeemans-, vroeger de hooge erve, in eigen dom toebehoorende aan de zeemans- en visschersbeurs te Vlissingen. niet anders zal vermeenen te moeten beschikken, en dus tot weder opzeggens toe. worden deze huisjes in ge bruik en bewoning afgestaan,tegen betaling aan de commissie van beheer over de zeemans- en visschersbeurs, van f 15 voor elk huis per jaar, ter tegemoetkoming in de belastingen en kosten van onderhoud, als volgt a. de huisjes numeris 1 tot en met 17 aan de nederduitsche hervormde diaconie-armen. h. de huisjes numeris 18 tot en met 22 aan de roomsch ka tholieke armen, en c. de huisjes numeris 23 en 21 aan de evangelisch luther- sche armen dergemeenteVlissingen,om door de bedeelden van die onderscheidene armen-instellirigen te worden bewoond. Dit besluit wordt aangenomen met 9 tegen 1 stemdie van den heer Uyttenhooven. 3e besluit. 1. Zoo lang de raad omtrent het gebruik der revenuen van de kapitalen, toebehoorende aan de zeemans-en. visschersbeurs te Vlissingen, niet anders zal besluiten, wor den die revenuen gesteld ter beschikking der commissie van beheer over de zeemans- en visschersbeurs. 2. Die commissie zal worden benoemd door den raad der gemeente Vlissingen, en zal bestaan uitden burgemeester der gemeente,als voorzitter; een lid van den raaddrie om de drie jaar aftredende, doch telkens weder benoembare ingeze tenen der gemeente, te weteneen van de nederduitsche her vormde, een van de roomsch katholieke en een van de evan- gelisch-luthersche godsdienst; een penningmeester, wiens bezoldiging wordt bepaald op 24 pet. van den ontvang. 3. Aan de bedoelde commissie wordt het regt toegekend om de revenuen der zeemans- en visschersbeurs ter ondersteuning uit te reiken aan zich daartoe aanmeldende, door geenerlei armbestuur of diaconie bedeelde personen, en wordt aan haar de beoordeeling overgelaten of de zich aanmeldende personen al dan niet voor ondersteuning in aanmerking komen. 4. Bij voorkeur komen ter ondersteuning in aanmerking: a. Weduwen en kinderen van zeevarenden, te Vlissingen gedomicilieerd, bij de waarneming van hun beroep omko mende. b. Weduwen en kinderen van ambachtslieden,'die in de uitoefening van hun bedrijf omkomen. c. Zeevarenden, ambachts- of werklieden, die in de waarne ming van hun beroep of de uitoefening van hun bedrijf onge lukkig of onbekwaam worden, om hun beroep of bedrijf verder waar te nemen of uit te oefenen. d. Ongehuwde vrouwelijke dienst- en werkboden, door ouderdom tot verderen arbeid buiten staat en van goede getuigenissen voorzien. 5. De hiervoren gemelde personen kunnen door de com missie tijdelijkofvoortdurend worden verzorgd of geplaatst in het arm- gast- en weeshuis, waarvoor uit de revenuen aan het bestuur over dat gesticht, overeenkomstig deszelfs tarief, zal moeten worden betaald. 6. De raad heeft het regt om aan de commissie bepaalde personen ter opneming in het gasthuis aan te bevelen, waarop door de commissie zal moeten worden gelet, zoodra de reve nuen die plaatsing in dat gesticht zullen toelaten. 7. De commissie zal jaarlijks vóór den 1 julij aan den ge meenteraad rekening en verantwoording doen van haar ge houden beheer. 8. Dit besluit komt in werking met den 1 julij 18G1, als wanneer de thans bestaande commissie wordt ontbonden. 9. Voor de te benoemen commissie zal door den raad een reglement worden vastgesteld, naar hetwelk deze zich zal hebben te gedragen. Dit besluit wordt aangenomen met 6 tegen 4 stemmendie van de heeren J. P. Smith, van der Os, Ruysch en Uytten hooven. De voorzitter doet mededeeling van de ontvangst der reke ningen in zake de vordering van den heer rar. C. J. Water schoot van der Gracht tot realisatie van oude gevestigde stedelijke schuld, waarmede door alle leden genoegen wordt genomen. Verder berigt de voorzitter dat er zich eene gelijke zaak als de onderhavige heeft voorgedaan tnet den heer M. Fak Brouwer, te Middelburg, en stelt ter vermijding van noode- looze kosten, aan den raad voor in eené minnelijke schikking te treden op de zelfde voorwaarden. Toestemmend beslist zijnde, wordt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, de regeling er van aan burgemeester en wethouders opge dragen. Wordt overgegaan tot de benoeming van leden voor het stembureau voor de op 12 dezer te doene verkiezing van een lid der provinciale staten. Daartoe worden gekozen de hee ren Uyttenhooven en de Ivruijff, en tot plaatsvervangers de heeren Mestdagh en Winkelman. Aan de orde is de behandeling der begrooting van het al gemeen armbestuur voor 1S61, groot in ontvang en uit gaaf f7700. De heer van Ui je Pieterse vermeent dat, alvorens daartoe over te gaan, gevolg moet worden gegeven aan het advies der commissie voor de begrooting, en er moet worden bepaald of al dan niet een gemeente-geneesheer zal worden benoemd. Het voorstel des voorzitters om tot eene dergelijke be noeming over te gaan, wordt met S tegen 2 stemmen (die van de heeren van Uije Pieterse en Uyttenhooven) verworpen. Na het geven van eenige ophelderingen, wordt de begroo ting met algemeene stemmen aangenomen. De gemeente-begrooting voor 1861, die met eenige aanmer kingen van gedeputeerde staten is terug gekomen, wordt in nadere behandeling gebragt en insgelijks goedgekeurd. De voor den controleur der plaatselijke belasting opge maakte instructie wordt artikelsgewijs behandeld en vast gesteld. Wordt ter tafel gebragt een voorstel van regenten tot aan vulling van het reglement voor het arm- gast- en weeshuis van 8 october 1855, luidende: art. 11. Geen andere personen kun nen daarin worden verpleegd, dan die minstens 5 jaren inge zetenen der gemeente zi jn of zijn geweest. O]) voorstel van den heer van Uije Pieterse wordt besloten dit stuk aan de leden ter inzage rond te zenden, en de beslis sing daarop aan te houden. Wordt insgelijks besloten eene aanvulling der begrooting voor I860 voor het gasthuis, ten bedrage van eene verhooging van f927,54, in ontvang en uitgaaf, toe te staan. Nog wordt goedgekeurd het voorstel des voorzitters tot het doen bouwen van een nieuw kookhuisje voor olie van steen en ijzer, op het bekende terrein der gasfabriek, tot een bedrag van f222.26. Den heer van der Hijden die eenige inlichting verzocht omtrent het al of niet wettige der handelingen van een lid der commissie voor de gasfabriek, wordt door den voorzitter berigt, dat zoo hij vermeent reden totklagte tegen genoemde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 3