Öuitmlanösrlje tijdingen.
Het ijs is hier voorbij, het water valt sterk, boven is alles
opgeruimd, wij hebben hier dus geen gevaar meer te vreezen. j
Gisteren kon ik den lust niet weerstaan, om mij persoonlijk
van de noodlottige doorbraken bij Leeuwen te gaan overtui- i
gen. Wij reden van hier naar Doodewaard, en begaven ons
van daar over het Drutensche veer naar Leeuwen. Anderhalf
uur lang wandelden wij door slijk, modder en ijsbergen over
en langs noodkecringen en bereikten eindelijk de plaats van
de doorbraak. Het was een ontzettend gezigt. Kort na elk
ander is de dijk op twee plaatsen doorgebroken. De groot-
ste breuk is ongeveer 300 ellen lang. Als een eiland of rots
staat een klein stukje dijk tusschen de beide gaten, terwijl aan j
weêrszijden het water zich met ontzettend geweld in de diepte I
stort. Majestueus is het gezigt; zoodra men aan den dijk komt,
ziet men niets dan eene zee van water, waavtusschen men hui- 1
zen ziet, tot de daken in het water: hooibergen halverwege
bedolven, drijvende voorwerpen van allerlei aard; massa's
menschen op den dijk; vee, paarden, varkens, geiten,huisraad,
alles verward door elkaar en soms hier en daar halverwege in
het water; vrouwen met zuigelingen en ouden, die elkander
voor 't eerst sedert het begin van de ramp terugzien enschrei-
jend elkander omarmen; anderen hoort men troosten en zeg
gen „laat ons niet klagen, wij behielden God dank.'hetleven
nogJa ontzettend is het gezigt! het is om een steenen hart
te vermurwen; en wat moet daarvan worden, als over eenige
dagen die huizen voor hetmeerendcel zullen instortenkoude
en regen welligt, bij de vele behoeften, die armen zullen over
vallen en het vee geen voedsel meer zal hebben, daarliet meest
in of onder het water bedolven is. Wij kwamen nog over eene
plaats in den dijk, waarvan een groot gedeelte was weg ge- i
spoeld en eenige scheuren duidelijk deden zien. dat hier bin
nen eenige uren weer een doorbraak zou volgen. Met angst
gingen wij daar over, daar misschien eenige oogenblikken la
ter ons de terugweg zou afgesneden zijn. doch gelukkig keer
den wij terug; maar toch hoorde ik zoo straks dat die vrees
bewaarheid is en de dijk aldaar om 5 uur dezen morgen an
dermaal is bezweken. Wie weet hoeveel menschen daarbij
zijn omgekomen en hoeveel huizen weggesleept zijn
Gisteren middag kwamen er van de 35 toen nog vermisten
weder 4- aan wal, zoodat er nog 31 vermisten overbleveneen
huis was er nog waarop man. vrouw en 6 kinderen waren, die
niet konden gered worden doorliet ijs dat zich daarvoor ge
plaatst had. Verdronken vee heb ik niet gezien, slechts één
varken, maar toch moet het getal verbazend groot wezen.
Hoe hoog Druten ook ligt. er is geen huis, uitgezonderd de
pastorie, dat niet in het water staat. Te Wamel moet het ook
ontzettend wezen; bij den heer D. is een boer met zijne vrouw
aangekomen, die er warmpjes in hebben gezeten, doch nu
alles, alles hebben verloren en niets meer over hebben dan de
kleêren aan het lijf; 41 stuks vee en circa 12 paarden methuis
en inboedel verdwenen in de golven.
Verscheidene schepen zijn met de doorbraken weggespoeld
en gezonken, ook nog een met hooi geladen. Gedurig ziet
men schuiten en aken aan den dijk komen met vee, paarden,
varkens, huisraad, en misschien menschen, want die hebben
wij nog niet zien aankomen. Een man is op een stuk dak
weg geslingerd en aan den Maasdijk nog levend aangespoeld;
een kind van 4 weken werd anderhalven dag na de doorbraak
op een schol ijs gevonden, gewikkeld in een deken. De moe
der kreeg het nog levend terug waartoe nog meer van al
die ellende!? 't Js ontzettend, en wat zal het gevolg er van
wezen bij zoo veel kommer op andere plaatsen ontstaanmen
zou haast vragen„waartoe zoo veel leed!""
De Nederlandsche staatscourant behelst weder berigten
van den ingenieur Waldorp, omtrent de pogingen met het
ijzeren stoomschip Brouwershaven aangewend tot breking
van het ijs op de Lek. Na op den 3 dezer aan den Kinder
dijk de belangrijke bekomene schade aan beide raderen te
hebben doen herstellen, geraakte de boot boven Lexmond
vast. Een nader berigt uit Ameide, 4 dezer luidt als volgt
Wij zijn er in geslaagd de Brouwershaven vlot. te krijgen.
Ik heb dadelijk raad belegd en onzen loods (den kapitein van
de culemborgsche boot), kategovisch afgevraagd of wij, in
dien de rivier zoo bleef' vallen, later met de Brouwershaven
zouden kunnen terug stoomen. Hij beantwoordde die vraag
stellig ontkennend. Daarop besloot ik onmiddellijk de orde
tot den terugtogt te geven, om morgen naar Dordrecht en
ïlardinxveld te stoomen, om, zoo de waterstand het veroor
looft, de proefneming op de Oude Menvede voort te zetten.
Aan een later rapport van den ingenieur Waldorp, den 5
dezer van den Kinderdijk afgezonden, ontleent de zelfde
courant in zijn nommer van gisteren de volgende bijzonder
heden „Nadat wij gisteren middag ten half vijfure de ankers,
kettingen en steenkolen uit de ligters hadden overgenomen,
zijn wij met den moesten spoed de Lek afgevaren. Het werd
hoog tijd, want op de ondiepe plaatsen boven Schoonhoven
raakten wij met de diepgaande boot telkens den grond. Ten
7 ure kwamen wij hier aan. Heden morgen ten 10 was alles
aan de boot hersteld en konden wij weder vertrekken. De
Noord zat glad digt, van de scheepswerf van de heeren C.Smit
tot aan de Menvede te Dordrecht, met uitzondering van een
klein vak. De boot sloeg die 5000 ellen met kracht er door
heen. Ten einde zekerheid te hebben, dat het ijs zich niet op
nieuw in de Noord zou vangen, keerden wij terug en braken
er op nieuw door. Wij verloren weder eene schoep, vernieuw- i
den die, en voeren toen op nieuw door de Noord, en wel dit
maal tot Dordrecht.
„Aldaar zat het ijs benedenwaarts vast, en werd in het
zwijndrechtsche veer met schietschouwen gepasseerd. Boven
waarts zat het ijs onbewegelijk van het papendrechtsche veer
af tot zoo ver wij konden waarnemen.
„Wij hebben toen de proef genomen om het ijs op de Mer-
wede op te breken, en te zien of niet daardoor meer water en
stroom op de Noord kon gebragt worden, ten einde het daar
opgebroken ijs af te voeren. Wij slaagden daarin en hebben
de ijsbezetting over 2200 a 2500 el geheel opgebroken. Het
afgebroken ijs dreef de Noord in, maar bleef er ten laatste in
hangen.
„De toestand is d-us deze Mallegat en Kribbe digt; Oude
Maas digt, en de Noord ongeschikt tot afvoer. Om echter de
zaak daarvoor op te geven, hadden wij reeds te veel gedaan.
Vóór den stroom ijs op te breken is onmogelijk zonder er
alles aan te wagen. Wij hebben daarom den laatsten en nog
eenigen weg gekozen, om met de stoomboot over Hellevoet
naar Willemsdorp te varen en dan tegen stroom op de Kil op
te breken, alsmede het Mallegat, de Krabbe en, zoo veel liet
kan. de ijsbezetting tot aan liet zwijndrechtsche veer.
„De stoomboot kan ten 1^-ure namiddag te Willemsdorp
zijn. Gelukt deze manoeuvre, dan komen de benedengaten
open en kunnen wij het ijs in de Menvede verder op gerust
aantasten. Gelukt zij niet, dan kan er met de beschikbare
middelen niet meer gedaan worden.
„Er kan geen lof genoeg worden toegezwaaid aan dekrach-
tige volharding der heeren de Boer, Batenburg en Halfweg,
van wie het plan is uitgegaan, en waarvan de beide laatstge
noemden. benevens de heer P.Smit, den togt van het begin
af hebben medegemaakt. Ook aan de manschap der boot
komt voor hare ijverige pligtsfcjptrachting jille lof toe."
Te Nijmegen is alle gevaar voorbij, en hoewel er veel schade
is geleden.verheugt men zich daar, ergeene ongelukken voor
vielen. De weg naar TJbbergen was woensdag weder voor een
groot deel begaanbaar, doch Beek stond nog onder water.
Omtrent 's konings togt naar Tiel deelt de Utrechtsche cou
rant dd. 5 dezer, het volgende mede
Vermits men te Vreeswijk niet over kon, heeft Z. M. den
korteren weg over Beusichem gekozen. Zondag middag pas
seerden alzoo het bensichemsche veer Z. M. de koning en
de prinsen van Oranje en Hendrik met gevolg in rociboo-
ten. Aan liet veer aldaar bevonden zich de hoogheemraden
van den Lekdijk Bovendams, jhr. Hnydecoper van Maarsse-
veen en jhr. Strick van Linscboten van Rijnauwen, benevens
de kamerheer jhr. ridder van Rappavd, met welken Z. M. zich
allerminzaamst onderhield. De commissaris des konings in
i dit gewest bevond zich toen op den dijk aan het Klaphek. Na
eenige ververschingen gebruikt te hebben ten huize van den
waakmeester Frans van Dijk, hebben de vorstelijke reizigers
hunne reis naar Tiel en verder voortgezet.
Gisteren avond omstreeks 7 ure is Z. M. met de prinsen,
van Tiel hier geretourneerd. De commissaris des konings had
zich naar den Lekdijk begeven, om Z. M. aan het beusichem-
sche veer te ontvangen.
De koning is per spoor naar Arnhem en het Loo terug ge
keerd, maar zal binnen kort weder de geteisterde en nog be
dreigde punten bezoeken.
Uit Giessendam wordt ons dd. 6 dezer gemeld
Het laatste nieuws is van heden avond zes uur, en liet is
zeer gunstig. Ge weet namelijk dat tusschen ïlardinxveld en
Werkendam een ijsdam z^t, en, dat langs dit punt alle ijs, dat
van de Waal en de Maas komt, moet passeren. Dit liet zich
gevaarlijk aanzien voor de beide oevers, zijnde het land van
Altona aan den zuidelijken oever en den Alblasserwaard aan
den noordelijken.
Heden avond ten zes ure is er evenwel beweging in geko
men en is de ijsdam ook grootencleels opgeruimd, zoo dat zon
der buitengewone voorvallen het ijsgevaar voor dit oogenblik
is geweken, althans voor ons en allen die nog niet in de ram
pen gedeeld hebben.
Onze correspondent te 's Gravenhage zendt ons het vol
gende berigt, dat zeker van belang is voor de houders van
spaansche fondsen in Nederland
„Een particuliere brief, heden (6 februarij) door een mijner
vrienden uit Madrid ontvangen, houdt in, dat de spaansche
regering besloten heeft, om, even als Rusland en andere lan
den, een particulier kantoor te Amsterdam op te rigten, tot
betaling van de coupons, zoo dat voortaan aan de houders van
1 spaansche fondsen de moeite en kosten van opzending hunner
coupons bespaard zullen worden."
Te Scheveningen woonden in eene allerellendigste en zeer
onreine woning drie personen, een broeder en twee zusters,
van tusschen de 60 en 70 jaar, die van giften leefden en het
zóó armoedig hadden, dat zij niet eens een bed bezaten. Dik
wijls had men hun voorgesteld die woning te verlaten en hen
in een gesticht op te nemen, maar zij wilden daarvan niets
hooren, tot dat men eindelijk den broeder en eene der zusters
voor eenige dagen dwong naar het gasthuis te gaan, alwaar
zij weldra overleden. Toen trok het de aandacht dat de ach
tergeblevene zuster zich steeds voor eene kast plaatste, als om
anderen te beletten er bij te komen, en bij onderzoek vond
men daarin f 1000 aan geld en verscheidene kleedingstukken
en voorwerpen van waarde.
Benoemingen en besluiten.
ministeriele departementen. Op verzoek eervol
ontslag verleend aan Zr. Ms. kamerheer rar. W. baron van
Goltstein, als commies van staat bij het departement van
buitenlandsche zaken.
koloniën. Benoemd tot aspirant-ingenieurs van den
waterstaat en 's lands burgerlijke openbare werken in Neder-
landsch Indie, de heeren P. J. Sicdenburg, provinciaal opzig-
ter bij den waterstaat in DrentheF. H. van Egmond, provin
ciaal opzigter bij den waterstaat in Noordholland, en J. D.
Berkhout, opzigter van de 3e klasse bij 's rijks waterstaat.
Kerk- en schoolnieiriFS.
Ten gevolge van het overlijden van den heer van Vree, bis
schop van Haarlem, heeft het kapittel tot vicarius-capitularis
benoemd den heer kanunnik J. Brinkman, die ook door den
overleden kerkvoogd in zijne laatste levensuren, toen hij bui
ten staat was om het beheer van het bisdom waar te nemen,
tot zijn vicarius-generaal benoemd was.
Marine en leger.
Wij vernemen dat de kapitein-luitenants ter zee P. A. Mat-
thijssen en F. A. A. Gregory thans zijn aangewezen om aan
het departement van marine te worden belast, de eerste met
de afdeeling personeel, en de tweede met het materieel.
Zr. Ms. transportschip De heldin, kommandant luite
nant ter zee le klasse P. Toutenhoofd, is den 7 dezer terreede
van Texel gekomen.
Volgens de Amsterdamsche courant zal de kapitein ter
zee B. G.Escher, directeur en kommandant der marine te
Hellevoetsluis, als zoodanig met 1 mei e. k. worden ver
vangen door den kapitein ter zee A. A. de Vries.
Door den minister van oorlog is (volgens het Algemeen
handelsblad) bepaald, dat, te rekenen van 1 mei aanstaande,
de standplaatsen der adjudanten voorliet materieel der artil
lerie zullen worden overgebragt als: de kapiteins-adjudanten
voor gemeld materieel, uit Bath naar Vlissingen, uit Willem
stad naar Heusden, uit Geertruidenbcrg naar Nijmegen en uit
Venlo naar Maastricht.
Engeland.
Londen 6 februarij. Gisteren heeft H. M. de koningin
de zitting der beide huizen geopend met de navolgende
troonrede
„Mylords en heeren
„Het is met groot genoegen dat ik mij weder in uw midden
in het parlement bevind en tot uwe medewerking en raadge
vingen de toevlugt neem.
„Mijne betrekkingen met de buitenlandsche mogendheden
blijven voortdurend vriendschappelijk en voldoende, en ik
voed het vertrouwen dat de gematigdheid der euvopesche
mogendheden alle verstoring van den algemeenen vrede zal
voorkomen.
„Gebeurtenissen van groot gewigt zijn in Italië voorge
vallen. In de meening dat de Italianen vrij moeten gelaten
worden om zelf hunne eigene zaken te regelen, heb ik niet
gemeend eenigurlei werkdadige tusschenkomst in die zaken
te moeten uitoefenen. Daarop betrekkelijke stukken zullen
u overgelegd worden.
„Bij het sluiten der laatste parleinentszitting heb ik u aan
gekondigd dat de onlangs in Syrië gepleegde wreedheden mij
in overeenstemming met den keizer van Oostenrijk, den kei
zer der franschen, den prins regent van Pruissen en den keizer
van Rusland, hebben doen besluiten om eene overeenkomst
jegens den sultan aan te gaan, krachtens welke hem een tijde
lijke militaire bijstand verleend moest worden, met her. doel
om de orde in dat gedeelte zijner staten te herstellen. De
bijstand is door een korpsfransche troepen verleend, die naar
Syrië gezonden zijn, om er de overige mogendheden te verte
genwoordigen. De sultan heeft insgelijks aanzienlijke strijd
krachten naar Syrië, onder de bevelen van een bekwaam
generaal, gezonden, en ik voed het vertrouwen dat de rust in
die provincie weldra hersteld en het doel der overeenkomst
volkomen bereikt zal zijn.
„Ik heb u, bij het sluiten der laatste parlementszitting
insgelijks medegedeeld dat, naardien de vredelievende voor
stellen. door mijn gezant in China aan de keizerlijke regering
te Peking gedaan, tot geene voldoende uitkomst geleid had
den, mijne zee- en landmagt, even als die van mijn bondge
noot, den keizer der Franschen, naar de noordelijke provin
ciën van China gingen oprukken, met het doel om de billijke
eischen der bondgenooten te ondersteunen, en dat graaf Elgin
als speciaal ambassadeur naar China gezonden was, om met
de Chinesche regering te onderhandelen. Ik heb de voldoe
ning u aan te kondigen, dat de operatien der geallieerde magt
met eene volmaakte uitkomst bekroond zijn. Na het bemag-
tigen der forten aan de monding der Pe'iho en verscheidene
aan het chinesche leger geleverde gevechten, hebben de ver
bonden troepen zich van de keizerlijke stad Peking meester
gemaakt, en graaf Elgin en de baron Gros, ambassadeur des
keizers der franschen, hebben eene eervolle en voldoende
vereffening van al de betwiste punten kunnen verwerven. In
die krijgsoperatien en in de daarop gevolgde onderhandelin
gen hebben de bevelhebbers en ambassadeurs der verbonden
mogendheden in de vriendschappelijkste overeenstemming
gehandeld. Daarop betrekkelijke stukken zullen u worden
overgelegd.
De staat mijner indische bezittingen verbetert zich van
lieverlede, en ik voed het vertrouwen dat haar financiële toe
stand trapsgewijze in de algemeene verbetering deelen zal.
De opstand van een gedeelte der inboorlingen van Nieuw
Zeeland heeft de rust gestoord van eene afdeeling dezec
kolonie, maar ik heb hoop dat de genomen maatregelen spoe
dig de rustverstoring zullen doen ophouden en mijne regering
in staat zullen stellen schikkingen te beramen, die de herha
ling daarvan kunnen voorkomen.
„Ernstige oneenigheden ziju gerezen tusschen de staten
der noord-amerikaansche uniehet is mij onmogelijk de ge
beurtenissen niet met eene levendige belangstelling gade te
slaan, die zoo ligt het geluk en de welvaart kunnen benadee-
len van een volk, dat door zijne afkomst zoo naauw is ver
bonden aan mijne onderdanen en door onafgebrokene en
vriendschappelijke betrekkingen zoo innig aan hen is gehecht.
Mijn zeer hartelijke wensch is dat de oneenigheden vatbaar
mogen zijn voor eene bevredigende schikking. Het belang
dat ik stel in de welvaart van het volk der Vereenigde Staten
kan slechts worden vermeerderd door de welwillende en har
telijke ontvangst, welke het den prins van Wallis heeft ge
schonken gedurende zijn onlangs afgelegd bezoek op het
amenkaansche vasteland. Ik grijp deze gelegenheid aan om
mijne welgemeende goedkeuring uit te drukken over de
getrouwheid en liefde jegens mijne persoon en mijn troon,
door mijne onderdanen in Canada en in andere gedeelten van