f 91,628,17è geene missive van het welfde collegie dd. 21 december, onder toezending van vijf exemplaren, voor de openbare scholen de aandacht vestigende op de kaart der provincie Zeeland van de heeren Brandt en Machielse. Na mens burgemeester en wethouders stelt de voorzitter voor en besluit de raad aan heeren gedeputeerde staten den dank van het bestuur te betuigen voor dit blijk van belangstelling in het openbaar onderwijs. Tot nadere beschikking worden aangehouden adressen van den heer mr. C. van der Lek de Clercq en van mevrouw de wed. van Adrichem, om restitutie van hoofdei ij ken omslag. De voorzitter doet voorlezen een rekwest van A. P. Paulus- sen, handelaar in steenkolen; te kennen gevende, dat hij. van de administratie der rijks-belastingen vergunning bekomen hebbende tot inslag van kolen in entrepot, gelijke gunst van burgemeester en wethouders voor den gemeente-accijns heeft gevraagd, doch dit hem tot zijne bevreemding is geweigerd dat dit hem bevreemdde, omdat hij in 1854 die gunst reeds van den raad had verkregen, en hij thans den raad verzoekt hem entrepot toe te staan. Door den voorzitter wordt namens burgemeester en wet houders voorgesteld, dat de raad zal besluiten, aangezien in art. 20 der verordening op de heffing der belasting de be voegdheid tot crediet-verleening opgedragen is aan burge meester en wethouders, zonder appel op den raad, te verklaren dat de beschikking op dit verzoek buiten zijne competentie ligt, terwijl burgemeester en wethouders overigens bereid zijn den raad mede te deelen welke redenen hen tot de afwijzing van het verzoek geleid hebben. Hierover ontstaat eene lang durige discussie, waarbij de heer de Crane vermeent, dat de weigering voor de handelaars hard en voor het algemeen na- deelig is, daar bij genot van entrepot de bandelaars gebruik zouden kunnen maken van lage vrachten en daardoor ook de steenkolen voor het algemeen goedkooper verkrijgbaar zou den kunnen stellen, terwijl de tegenwoordige accijnsbetaling op termijnen van crediet hen noopt met den inslag zoo lang mogelijk te wachten en de hooge scheepswachten, die altijd in het najaar gevorderd worden, ten laste der verbruikers te komen, zoo dat als de verordening er zich tegen verzet, hij eene wijziging noodzakelijk acht. De voorzitter toonde daar entegen aan, dat de betaling op termijnen minder bezwarend is dan zij schijnt, omdat vooral wat naar andere gemeenten uitgevoerd wordt, onmiddellijk restitutie of afschrijving wordt verleend, zoo dat het niet zelden gebeurt, dat de handelaars hun eersten termijn geheel met afschrijving wegens uitvoer (dat is met gesloten beurs) voldoen. Het bezwaar der fluctu atie in de ontvangsten, daar men de termijnen van betaling wanneer èn entrepot èn termijnen van crediet verleend wor den, op zeer langen tijd kan verlengeneindelijk, dat bij een eventuele afschaffing van rijks-accijns men zoude moeten overgaan, ter wille van het toezigt, tot aanstelling van meer dere ambtenaren. De heer Fokker betoogde, dat het door den adressant gevraagde voor hem niet van zoo veel belang konde zijn; immers in 1854 had de raad hem, te regt of te onregt, de thans gevraagde gunst verleend, en na daarvan korten tijd gebruik gemaakt te hebben had hij uit eigen be weging zijn entrepot opgeheven. Hierop beweerde de heer de Crane nogmaals, dat de bandelaren, wilden zij geengroote uitschotten gedurende geruiraen tijd wegens den accijns heb ben, bij gemis van entrepot verpligt zijn zoo laat mogelijk, dat is bij hooge vrachten in te slaan en die hooge vrachten ten nadeele van het algemeen komen. Daartegen werd door den voorzitter aangevoerd, dat dit zulk een groot verschil niet kon maken, want bij vroegeren inslag zijn de handelaren natuurlijk verpligt de inkoopswaarde der kolen en vrachten zoo veel vroeger te betalenzij missen dus zoo veel langer den intrest daarvanden rijks-accijns behoeven zij niet vroeger te betalen, daar zij daarvoor entrepóthebben, en denlstenof soms ook een gedeelte van den 2den termijn betalen zij door afschrijving met kwitantien van uitvoer. De heer van der Lek de Clercq stelde alsnu als motie van orde voor, het voorstel, door den voorzitter gedaan, aan te nemen, dewijl volgens de verordening de raad op het adres thans niet kan beslissen, kunnende later overwogen worden of in de verordening wijziging beh'oort gebragt te worden. Dien overeenkomstig is besloten. De voorzitter doet voorlezen een verzoek van ingezetenen op deVarremarkt en van de Poststraat, om dit jaar weder begun stigd te worden met de plaatsing van kramen in de Poststraat, bij gelegenheid der bali'vastemavkt, zooals vroeger altijd ge schiedde, doch waarin in de laatste jaren verandering is ge bragt. (Een der onderteekenaarshad de uitdrukkelijke reserve gemaakt, vóór zijne ramen geen kraam te krijgen). De voor zitter zegt dat burgemeester en wethouders onderzocht heb ben waarom die plaatsing in der tijd veranderd is; dat bij de verordening op de policie der markten in 1853, de staanplaats is aangewezen bij de kraan, waarschijnlijk omdat het terrein daar er zich beter voor leentdat er geene bepaalde redenen aanwezig zijn om op die verordening terug te komen, waarom burgemeester en wethouders voorstellen afwijzend op dit ver zoek te besluiten. Dit voorstel wordt aangenomen. Door den heer van der Lek de Clercq is ingezonden eene uitgebreide memorie, tót wederlegging van het antwoord, door burgemeester en wethouders gegeven op zijne in 1860 ge maakte bedenkingen op de rekening en balans der gas-fabriek. Dit stuk, door den secretaris voorgelezen zijnde, wordt, op voorstel des voorzitters, voor de leden in het archief gedepo neerd. Voor kennisgeving wordt aangenomen a. de mededeeling dat burgemeester en wethouders op 4 januarij de boeken en kas van den gemeente-ontvanger hebben opgenomen, zijnde in kas f 27841.75 en b. de uitslag der loting voor de aftreding van regenten bij het burgerlijk armbestuur. De rekening van het financieel beheer der tusschenschool wordt tot onderzoek gesteld in handen der heeren Fokker, Landsknegt en Ochtman -. terwijl de inventaris van bet gede poneerd archief dier thans gedefungeerd hebbende commissie in het gemeente-archief wordt opgenomen. De vergadering gaat over in beslotene zitting, ter beraad slaging over het ter visie gelegen hebbende suppletoire kohier van den hoofdelijken omslag. Bij de heropening wordt het kohier vastgesteld, dat ter visie gelegd en daarna aan gedepu teerde staten opgezonden zal worden. Eveneens wordt vast gesteld met gelijk besluit het suppletoir kohier der belasting op de honden. De voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethouders, in gevolge magtiging,oproeping hebben gedaan voor een hulp onderwijzer aan het instituut voor jongens, en eene hulpon derwijzeres aan dat voor meisjes; dat voor beide betrekkingen zich één sollicitant heeft opgedaan, te weten voor het insti tuut van jongens de heer L. Schephorst, voor dat van meisjes mejufvrouw J. E. van der Velden; dat de laatste voldaan heeft aan de overlegging der gevorderde stukken, doch niet de eerste, waarom hij namens burgemeester en wethouders voorstelt over te gaan tot de benoeming van eene hulponder wijzeres op het instituut van meisjes. De raad benoemt, hiertoe met algemeene stemmen mejufvrouw J. E. van der Velden. Door den heer van Dongen wordt namens de commissie ad hoe rapport uitgebragt op de voorgestelde wijziging a. der begrooting voor 18G0, welke wijziging wordt aangenomen, zoodat het eindcijfer der begrooting beloopt f88,357,08; b. der verordening op de hondenbelasting. De commissie heeft daar tegen eenige bezwaren, waarbij zij echter, na de inlichtingen van burgemeester en wethouders, niet heeft volhard, zoodat het voorstel is aangenomen. De voorzitter deelt mede, en wordt voor kennisgeving aan genomen, dat "in 1860 de opbrengst van den verkoop van zelkasch geweest is f 14,888,05. Hierna is de vergadering gesloten. SNELPERSDUUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 6