De gemeenschap met de havens is echter nog onbelemmerd, zelfs met laag water. Naar ik verneem zal de stoomboot De Schelde, heden mid dag beproeven om naar Breskens te stoomen, doch men vreest dat de wal aldaar niet te bereiken zal zijn. Heden nacht ten 3 ure teekende mijn thermometer 8 gra den F. Mevrouw Rosa de Vries heeft haar voornemen aangekon digd om eerstdaags te Amsterdam een concert te geven,waar van de opbrengst zal strekken ten voordeele van hen die door den watersnood hebben geleden. Ook de Hollandsclie ijzeren spoorweg-maatschappij lieeft besloten, om de goederen, bestemd ter ondersteuning van de lijdenden bij den watersnood, kosteloos te vervoeren, onder de zelfde waarborgen als te dezer zake in het jaar 1855 zijn vastgesteld. Onze correspondent te Amsterdam schrijft ons het vol gende, ouder dagteekening van 11 dezer. A an uw verzoek om een verslag te geven van den feestavond ter herinnering aan N. Pieneroan, gisteren in hetgebouw Arti et amicitiae gehouden, voldoe ik gaarne. Ofschoon door de verschillende nieuwspapieren, over de begrafenis des gevierden kunstenaars nog al, en niet geheel tenonvegte. met eenigen ophef gesproken is, had daaraan toch het een en ander ontbroken, was daarbij toch wel iets voorge vallen, dat bij velen teleurstelling had verwekt. Wel hadden in de gedecoreerde zaal van Arti et amicitiae alle beeldende kunstenaren en vele kunstlievende leden zich verzameld, zoo dat nagenoeg twee honderd personen zich voor het sterfhuis achter de lijkkoets aansloten; wel voerde, nadat de trein, onder statig orgelmuzijk, de nieuwezijds kapel rondgegaan was, Amstels mannenkoor, onder leiding van den verdienstelijken Richard Hol. en bijgestaan door bazuinen, die m het kerkge bouw eene treffende uitwerking maakten,op schoone wi jze eene cantate uit, terwijl ook de woorden van H. F. C. ten Ivate,den president van Arti et amicitiae, daarna bij het graf gesproken, gepast, duidelijk en hartelijk waren. De toestand waarin hij verkeerde, het min of meer officieel karakter dat hij vertoonde, moest echter van zelf iets officieels aan zijne taal geven, zoodat hij eerst tegen het einde met eenige regtaf warme woorden den hem zoo dierbaren vriend herdacht, en zijne kunstbroe ders toeriep om, door het bevorderen van algemeenen broe derzin, in den geest van den overledene te blijven handelen. Niets dan lof voor den voorzitter, want al wat hij zeide moest gezegd worden en hij heeft het goed gezegd, doch regtmatig was toch de wensch dat iemand, die zich geheel vrij gevoelde, met hartelijke taal zou spreken, waar nog zoo veel te zeggen overbleef. Werkelijk werd ook nog het woord gevoerd, en zelfs in verzen maardoch genoeg, waar men zou hebben mogen wenschen dat zelfkritiek iemand onthouden had daar zoo te spreken, zou men haast in verzoeking komen, te kriti seren wat waarlijk daarvoor niet gegeven was. Denaam van dien dichter staat in verscheidene nieuwspapieren vermeld, waarom die te herhalen Genoeg dat na hem,behalve een zeer kort woord van den kunstschilder J. A. Kruseman, geene stem zich meer verhief,en niet weinigen daarover waren te leur ge steld, te meer daar niet iedereen wist, dat een paar personen, een geacht predikant, die Pieneman tot in de laatste oogen- blikken had bezocht, en een zeer verdienstelijk dichter, door geheel toevallige omstandigheden verhinderd waren aan bun te kennen gegeven verlangen, om voor de groeve hunne hulde neder te leggen, waren verhinderd. Iedere kunstenaar wierp eene schop aarde op de baar, en nadat J.W. Pieneman Boelen, de eenige jongeling die als levend voorwerp, nog de naam van Pieneman draagt, eenige hoogst gevoelige, en daardoor boven alles treffende woorden van dank en rouw had uitgesproken, begaf men zich langzaam uit het kerkgebouw. Men mag alzoo gerust beweren, dat, hoeveel waarlijk schoons die begrafenis, waarbij zelfs de vorst niet achter ge bleven was om zich te doen vertegenwoordigen, ook kenmerk te, er toch velen teleurgesteld waren, en daarom vooral juich te men het plan, om op donderdag den Oen januarij nog een herinneringsfeest te vieren, zeer toe. Tegen half acht ure des avonds had zich eene menigte in de groote kunstzaal van Arti et amicitice begeven. Dc zaal was met zwarte draperiën, bezaaid met zilveren tranen, versierd, net prachtig geschilderde portret van Pieneman, vervaardigd door zijn leerling Martens,stond als een middenpunt der dra periën aan een der zijwanden. Daar boven vertoonde zich de lauwer- en de immortellenkrans, en aan de zijden de data van de geboorte en het sterven des meesters. Daar over, als pendant, stond in zilver Pienemans naam, waar boven een zilveren sterrenkrans glinsterde. De zwarte katheder met zil veren kandelabers wachtte nog opden spreker. Aan den muur boven dien katheder een witmet zilver afgezet schild, waarop een palet, op wolken rustende en door de zon beschenen, ge schilderd was. De lusters en kandelabers waren gevormd van zilveren fakkels met de vlammen naar den grond gerigt, doodshoofden, beenderen en wit cypressenloof. De kristallen kroonen waren met floers omhuld. De versierselen waren, behalve de schilden en de verlichting de zelfde als o]) den dag der begrafenis. Was het goed gezien? Was het dan werkelijk thans een begrafenisfeest? Was het niet veeleer den kunstenaar huldegebragt, die nog bleef leven in zijne werken Dit was het gevoelen van enkelen genoeg dat het geheel iets plegtigs had, wat wel bij den ernst, die hier heerschen moest, voegde. Te half negen trad de predikant, dedichter, de welspreken de ten Kate op. Hij, de man die thans zoo wel in kerk als in vergaderzaal de massas der hoofdstad tot zich trekthij, de man die nog zoo kort geleden in zijn „Watergeus,'" de welver diende hulde van zoo vele hoorders had ontvangen hij die aan eene duidelijke, goed klinkende stem, sehoonc woorden en periodenbouw weet te voegen, en zoo dikwijls getoond heeft zelf een kunstenaar van hoogen rang te zijn, bij kon ook. als broeder van Artis president, den intiemsten vriend welligt van Nicolaas' talrijke vrienden, beter op de hoogte zijn dan menig ander om ons den overledene naar het leven te schetsen. En waarlijk, hij deed ons veel goeds, veel schoons, veel waars hooi en toen hij ons den gestorvene eerst deed kennen als kunstenaar, daarna als mensch. Krachtig, met breede pen seel, schilderde hij ons de hooge verdiensten van den herstel ler van Neerlands kunst, J. W. Pieneman, die, in den tijd dei- wansmaak optredende, geheel alleen dien wansmaak over won. De vader van Nicolaas werd ook zijn leermeester, en de jongeling mogt onder deze uitmuntende leiding, weldra be langrijke onderscheidingen genieten. Levendig werd N. Pieneman geschetst als nationaal historieschilderzoo als hij zich vertoond heeftin: de Ruyters dood, den aanslag op Willem I, Vulder bij MagdalenaMoons, twee episoden uit het leven van Mauvits, enz. De, wat de technische verdiensten betreft, altijd bewonderenswaardige afbeelding van de kroo ning van Willem II werd te regt voorgesteld als den overgang van den historieschilder tot den portretteur immers toen een ieder getroffen werd door de sprekende, gelijkenis van zoo vele portretten van bekende mannen, wilden ook zeer velen van die hand hun afbeeldsel zien, en, helaas! de kunstenaar in het hoogste genre da;^ii^ af, echtcj- alleen wat de keuze zij ner onderwerpen betreft, want ten Kate heeft er te regt op gewezen, dat Pieneman toon ofkleur, poczij, kracht en hou ding, d. i. leven aan zijne portretten gaf. De taak om den kunstenaar Pieneman weder te geven, was niet gemakkelijk; toch slaagde ten Kate daarin, naar het oor deel van velen, beter dan in zijn tweede deelPieneman als mensch. „Wat Pieneman voor God was, zal hij voor God te verantwoorden hebben, en het is althans hier de plaats niet om daarover uit te weiden wat hij echter voor de menschen was, dat is het aandeel dat ons toekomt" deze waren nage noeg de woorden van ten Kate, en hoewel wij het in den pre dikant kunnen billijken, dat hij hier bef en mantel niet ver- toonen wilde, moest toch. door het wegvallen van datgene, wat zulk een intrinsique deel van den mensch uitmaakt, het godsdienstig beginsel, het beeld van den mensch Pieneman hoogst onvolledig maken. Het is waar, ons werd verteld dat de gunsteling van den vorst ook bij die gunst steeds broeder van eiken kunstenaar, steeds humaan jegens allen gebleven is, dat hij een goed en aangenaan voorganger in raad en daad voor zijne discipelen was. dat hij ook veel weldeed, maar wat velen met mij gehoopt hadden, het beeld van Pieneman, in zijne aangename vormen, in zijn jovialen toon als het ware voor ons te zien, de ontwikkeling zijner zoo zeer veranderde godsdienstige gevoelens, in verband met zijne politieke grond beginselen en de omgeving waarin hij zich bevond, te hooren ontcijferen, dat alles, zóó merkwaardig, wel is waar zóó moei- jelijk. maar daarom den spreker zóó zeer waardig, dat alles werd ons onthouden. Toch maakte de sierlijke rede indruk op alle aanwezigen. De feestelijkheid was nu geëindigd, doch alvorens men ver trok, nam de president ten Kate nog even het woord. Wel dadigheid zeide hij. was een der kenmerken van den overle dene; weldadigheid was de schoone deugd, waarin wij hem moesten navolgen, thans vooral nn vele gedeelten van ons land door een vreesselijke ramp, overstrooming. geteisterd worden. Men werd uitgenoodigd om voor de ongelukkige landgenooten, vóór het verlaten der zaal giften te storten. Zijn wij wel onderrigt, dan is er eene som van ruim honderd zeventig gulden gecollecteerd. Deze belangrijke avond werd nog verhoogd door het bij zijn van vele verdienstelijke mannen. Men leest in het Dagblad van Zuidholland en 'sGravenhage. Z. M. de koning heeft bij de arminrigting alhier en elders, voor zijne bijzondere rekening, eene aanzienlijke hoeveel heid kieedingstukken doen aankoopen. ter onverwijlde uit reiking aan de slagtofters van den tegenwoordigen water snood. Bij menigeen wordt thans de dankbare herinnering verlevendigd aan 's konings grootmoedige liefdadigheid, ook tijdens den watersnood in 1849 en 1855. Volgens het Handels en effectenblad zou de generaal van Swieten, opperbevelhebber van het nederlandsch oost-indiseh leger, ook zeer in aanmerking komen voor de eerlang open vallende betrekking van gouverneur-generaal van Neer- landsch-Indie. Dc nederlandsche stoompost meldt, dat op G dezer met het schip Ternate, kapitein Gors, van Brouwershaven naar Bata via vertrokken ziju de heeren N. II. Ilenket en J. G. van Gendt Jun, als ingenieurs 2e klasseen G. J. van Doorn, als adspirant-ingenieur. Genoemde heeren zullen op Java, on der de leiding van den heer Stieltjes, die met den heer van Panhuys reeds voor eenige weken derwaarts is vertrokken, werkzaam zijn tot het doen der noodige opnemingen en het maken van plannen voor het ontwerpen van spoorwegen op Java. Het Haringvliet is sedert verscheidene dagen geheel met drijf ijs overdekt, zoodat de overtogt van Ilellevoetsluis naar Overflakkée uiterst gevaarlijk is. De post is in de laatste ne gen dagen, om gemelde reden, slechts driemaal kunnen over komen en heeft eens dien togt niet zonder levensgevaar vol- bragt. Van Zuid-Beijerland wordt gemeld, dat door den brieven gaarder A. Snijders aldaar, de brieven te voet over het ijs naar het eiland de Tiengemeten, gelegen in het Hollandsch Diep. bezorgd worden39 jaren is het geleden, dat zulks nog eens gebeurde. De boter voor de stoombooten van Harlingen naar Lon den bestemd, is van Genemuidenover het ijs per as vervoerd. Enkele wagens waren bevracht met meer dan 2500 ned. ponden. MIarine en leger. Zr. Ms. schroefstoonischip Reteh, onder bevel van deu luitenant ter zee der le kl. jhr. H. P. de Koek, is den 15 de cember 11. ter reede Teneriffe aangekomen en zoude den 19 dier maand zijne reize naar Batavia voortzetten. Aanboord was alles wel. KoIoi:ien. Aan het algemeen overzigt an het Bataviaasch handels blad van 29 november ontleenen wij het volgende: Van Batijermassing zijn berigten ontvangen, die op zich zeiven nietongunstig zijn, maar toch op nieuw de overtuiging geven dat de hoofden des opstands niet voornemens zijn zich te onderwerpen. Antasari, Soerapati en Hidaijat schijnen zich wederom toe te rusten om aanvallenderwijzc te werk te gaan. Daarbij vermeerdert de ingevallen regen-mousson de ongemakken en vermoeijenissen van den krijg, die reeds zoo veel otters gevorderd heeft. Onze dapperen laten zich echter niet afschrikken. Officieren en manschappen wedijveren in volharding en moed betoon. Zeer verstandig is de aan deeerst- gemelden gegeven order, om zich bij het bestormen eenerben- ting of bij een onttnoeiitig met den vijand door geene uiter lijke kenteekenen van den soldaat te onderscheiden. Batijer massing zoude anders het graf van de e'lite onzer officieren geworden zijn. Men koestert eenige hoop zich van Pangeran 'Moeda, mede een aanvoerder van den opsiaml, door de in sluiting der bende aan wier hoofd hij staat, meester te malcen; doch wij stellen weinig vertrouwen in „insluitingen", sinds de gehcele bezetting eener door de onzen ingesloten benting het heeft weten te ontkomen. Men verzekert dat de majoor Verspijck, kommandant der expeditie, zijn ontslag als zoodanig zoude hebben gevraagd, maar dat hem dit op de meest eervolle wijze geweigerd zoude zijn. met wegneming der bezwaren, die hem tot dat verzoek hadden geleid. Op Ceram duurt de opstand voort, doch wordt met kracht bestreden. Het schijnt dat het zoogenaamde Ivakian-verbond dien opstand reeds lang had voorbereid. "Volgens een schrijven in den Singapore Free-Press van ongeveer een maand geleden, zouden de fransehe bevelheb bers der zee- en landmagt den last hebben bekomen, na 'c einde van den chineschen krijg, Java in bezit te nemen, maar dat zou een moeijclijker in bezitname zijn dan die van Peking. Java gevoelt in 't minst geen roeping om geannexeerd te wor den aan Frankrijk, of de voorregten te genieten zijner uit muntende staats-instellingen. Wij hebben reeds meer dan genoeg aan liet fransch-oostenrijksch-Mijersehe drukpers- reglement. A propos daarvan. Het is nn 4- jaar geleden dat Batavia's ingezetenen hun bezwaren tegen dat „gewrocht der duister nis" aan de volksvertegenwoordiging hebben medegedeeld, welke bezwaren gegrond bevonden zijn en de veroordeeling van het gewrocht in kwestie hebben ten gevolge gehad. Zou bet nog geen tijd worden, aan die vevoovdeeling uitvoering te geven? De bedreigingen in dat reglement vervat, zijn wel weinig meer dan bullebakken of hoe men die schrikbeelden der kmdsche jaren anders noemen moge, maar wie zegt dat zij bet blijven zullen Wat thans een door zijn zwaarte bijna krachteloos wapen is, kan een geducht wapen worden in de hand van een gouverneur-generaal uit de school van den minister van Hall, voor wien ons de hemel behoede. Want zoo het algemeen verlangen in Indië is dat de heer Pahud door een man van meer dan gewone vastberadenheid moge worden vervangen, men wcnscht daarom volstrekt geen Daendels en nog minder een J. G. Baud tot landvoogd dezer gewesten, maar men hoopt dat binnen weinige maanden een man moge gevonden worden die hun uitstekende energie en bekwaamheden met echt liberale beginselen en een helder doorzigt vereenige, b. v. een „voor dit klimaat vervaardigde Thorbeeke." Tot nu toe echter weet niemand dien grooten onbekende aan tc wijzen, en met bekommering hoort men allen vragen „Qui de nous, qui de nous va devenir un Dieu?" Zonder dat iemand hier of in Nederland durft antwoorden: Me voici. De ëénige die hetwèl durven zou, is Multatuli, maar dan had hij, om het minste geloof te vinden, zijne „Indrukken van den dag" ongedrukt moeten laten. Dat is een treurig naschrift op „Max Havelaar", en zou bijna doen vermoeden dat hij in die twee deelen tevens zijn eerste en zijn laatste woord gesproken heeft. Dat woord nu is genoeg voor de onsterfelijkheid, maar niet genoeg voor eene plaats in de tweede kamer, en nog minder voor zoo hooge betrekkingen als hem door zijne Tine worden toegedacht. Te Samarang heeft de burgerij, door een uit haar midden benoemde commissie geschenken doen uitreiken aan de offi cieren en manschappen, die zich bij den opstand der troepen hebben verdienstelijk gemaakt. De vreemdelingen bonden zich nu volkomen rustig, en er zijn eenige pogingen in het werk gesteld om het leven van den soldaat te veraangenamen. De kapitein der infanterie Imminck, tegen wien ten ge volge der beruchte beschuldiging van den kolonel Kroll tegen den kapitein Timmermans vermoedens waren gerezen, dat hij zich aan pligtverzuim zoude hebben schuldig gemaakt, is na veroordeeling door den krijgsraad door bet boog militair geregtshof vrijgesproken. De met hevigheid gevallen regens hebben veel schade toc- gebragt aan den nog te veld staand en oogst, vooral aan den tabak, waardoor sommige planters zeer aanzienlijke schade hebben geleden, Op den 27 dezer heeft z. exc. de gouverneur-generaal den eersten steen gelegd van een nieuw op te rigten hoofd gebouw voor het gymnasium Willem III. Kunst- of letterkundig nieuws valt niet te vermelden; Batavia is in dit opzigt meer dootlscb dan ooit. Misschien zal degasverlichting daarin eene gunstige verandering brengen tegen wanneer mogen wij op haar rekenen? In een leading-artikel van het zelfde blad wordt de opi-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1861 | | pagina 2