MIDDELBURGSCHE COURANT. N° 153. Zat ur dag 1860. 22 December. 2htnlumï>igingm öinncnlanöscljc tijdingen. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen deze gemeenteen Vlissingen geschiedt de uitgave den av.ond te voren tea 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post ƒ3,40. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. UITGEVERS: DE ^GEBROEDERS ABRAHAMS. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte, doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels f 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent; met 35 ceutzegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Bij deze Courant behoort een bijvoegsel,' Inhoudende verslagen van den gemeenteraad van Middelburg en Vlissingen. Editie van vrijdag avond 8 ure. VAN HET KIJK, PROVINCIALE EN GEMEENTEBESTUREN. Burgemeester en wethouders van Colijnsplaat maken be kend, dat van de obligatien der geldleening van f15,000, ten laste dier gemeente, aangegaan voor de begrinding van we gen, zijn uitgeloot de nommers 139 en 147, welke na den 1 januarij 1861 ter aflossing kunnen worden aangeboden ten kantore van den ontvanger dier gemeente. Colijnsplaat den 20 december 1860. J. II. BIJBAU, burgemeester. J. VINK. secretaris. MidUlelburg 21 «Icccmber. Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier, is ont vangen eene opgaaf betreffende den handel en scheepvaart van Groot-Brittanje en Ierland, gedurende de maand en de tien maanden, geëindigd 31 october 1860. De ?s Gravenhaagsch e nieuwsbode meldt het volgende. Een dag na de verwerping van de begrooting voor het de partement van koloniën, heeft eene commissie uit de tweede kamer aan Z. M. den koning aangeboden de lijst van kandi daten voor het lidmaatschap van den hoogen raad der Neder landen. Van de acht leden die de commissie uitmaakten, waren er vijf die tegen hoofdstuk XI hadden gestemd. Met geen woord heeft de koning die commissie begroet. De dag bladen melden dat Z. M. eenvoudig dielijst heeft aangenomen. De stads bibliotheek te Amsterdam is dezer dagen verrijkt niet eene hoogst belangrijke verzameling dissertatien en ora- tien van de 16e tot. de 19e eeuw in Nederland en Duitscliland gehouden. Zij is afkomstig uit de bibliotheek van den heer van Voorst, en is nu aan de bibliotheek geschonken. De 1498 banden, meest in 4o. waaruit deze verzameling bestaat, bevat 32,667 stukken, waafvan de helft over theologie en de andere helft over andere vakken van wetenschap. Met de collectie dissertatien die reeds aanwezig was, maken zij een geheel van ongeveer 50 duizend uit: eene verzameling zoo als men er niet ligt elders eene zal aantreffen. Het is te hopen, dat er middelen zullen gevonden worden om deze zoo uitgebreide als belangrijke collectie zóó te ordenen en te catalogiseren, dat er weg in te vinden zij. Voorloopig echter kan hiertoe dienen een geschreven catalogus en alpliabetische index, in S deelen in kwarto, in der tijd, onder toezigt der beide heeren van Voorst, op een gedeelte er van gemaakt, die mede ten ge schenke gegeven zijn. Ook geeft de catalogisering van den heer F. Muller, in zijnen verkoopcatalogus, reeds een globaal overzigt van het geheel. Genoemde heer heeft bovendien de collectie nog vermeerderd, door er als een geschenk van zij nentwege aan te voegen Kriegels Auszügeu. Nachrichtenaus d. Academischen Schriften v. 173459, in 28 deelen octavo. De maatschappij van Nedcrlandsche letterkunde, heeft met eenparige stemmen besloten, voor eene commissie uit zijn mid den aan den minister van binnenlandsche zaken audiëntie te vragen om, ten gevolge voor het onlangs door de tweede ka mer afgestemde subsidie, de belangen van het nederlandscb woordenboek aan z. exc. aan te bevelen. Uit 's I-lage schrijft men oy- 20 dezer: Het berigt, jl. zondag door de dagbladen medegedeeld, dat de heer Rochussen toen reeds zijn ontslag zou hebben inge diend, was voorbarig. Jl. dingsdagmorgen heeft genoemde heer eene lange audiëntie bij den koning gehad en toen eerst zijn ontslag aangeboden, dat echter nog niet is aangenomen. Gisteren morgen heeft de eerste kamer en corps inet haren president een bijzonder gehoor bij Z.M. gehad en zonder unu juist te kunnen mededeelen wat daarin verhandeld is, heb ik grond om te gelooven, de bekende opinion der eerste ka mer, met uitzondering van enkele leden, in aanmerkinggeno men dat die stap niet geheel zonder betrekking tot de af treding van de heer Rochussen, en wel ten gunste van dien staatsman, zal geweest zijn. Het is overigens zeer wel mogelijk dat die aftreding nog niet zoo snel volgt. Zonder nog te spreken van den hoogen steun, waarin men wil dat die minister zich verheugen mag, verneem ik dat den koning een adres aangeboden is of zal worden, houdende verzoek dat Z. M. het ontslag aan den heer Rochussen niet verleene. Dat adres moet onderteekend zijn door ongeveer 350 aanzienlijke handelhuizen te Rotterdam en te Amsterdam, belang hebbende bij bet verkeer met de koloniën. In weerwil van deze stappen, van sommige zijden gedaan om den heer Rochussen in functie te doen blijven, schijnt er wel uitgezien te zijn naar ceiyeventuelen nieuwen minister van koloniën, maar tot nog toe zonder vrucht. Twee perso nen, aangezocht om zich met de portefeuille van koloniën te willen belasten, moeten geweigerd hebben, omdat, huns in ziens, de heer Rochussen reeds te ver was gegaan. Inliet liberale kamp wordt dus niet naar een opvolger gezocht. Mogthet ontslag aan den heer Rochussen worden verleend, dan zou de benoeming van zijn schoonzoon mr. JP.P. ba ron van Zuylén van Nyevelt.oud minister van buitenlandsche zaken en thanslid der tweede kamer, tot gouverneur generaal van nederlandsch Oost Indie, wel waarschijnlijk worden. Want hoe lang de moeijelijke kwestie van de benoeming van een landvoogd aldaar ook zij verschoven, ten langen laatste moet daar toch een einde aan komen. Mag men de geruch ten gelooven, dan zouden de verschillende magten, welke daarin iets te Zeggeu hebben, liet oog op verschillende kandi daten gevestigd hebben, zonder dat nog iemand van hen bepaaldelijk als mededingend kandidaat zou gesteld zijn. Jonkheer mr. F. L. W. de Koek, directeur van het kabinet des kouings, zou gewenscht worden door een zeer boog ge plaatst persoonde heer van Heemstra, minister van binnen landsche zaken, zou bij het ministerie collectiefin aan merking komenop wiens aanbeveling de beer van Zuylen van Nyevelt zou mogen rekenen heb ik hierboven reeds aangeduid. Deze verschillende geruchten deel ik enkel mede onder reserve en zoo als ze mij ter oore zijn gekomen. Tot nog toe schijnt de eerste kamer geen haast te maken, of te kunnen maken, met hare werkzaamheden en echter nadert het einde des jaars met snelle schreden. De discussie over de begrooting is nog niet aan de orde gesteldvroegstens schijnt zij dus aanstaanden maandag te kunnen beginnen, doch dan komen er dingsdag en woensdag weder tusschen als de kers dagen; zoo dat de tijd maar juist toereikend zal zijn om de verschillende begrootingswetten af te doen. Van de behan deling der regterlijke organisatie nog in deze bijeenkomst, kan dus bezwaarlijk sprake zijn. al ware het ook dat de eerste kamer gunstiger voor dat wetsontwerp gezind ware dan men haar toeschrijft. Van sommige zijden althans wordt beweerd dat het ontwerp de grootste kans beeft van verworpen te wor den. Mogt dit geschieden dan zullen wij vooreerst de hoop wel mogen opgeven van met eene regterlijke organisatie be giftigd te worden. Men schrijft ons uitLeiden den 18 dezer. Gisteren sloot de hoogleeraar Martinus van der Hoef en de welsprekende lessen over bespiegelende wijsbegeerte, welke hij sedert het begin van den akademisehen cursus iederen maandag om 2 ure in het Athenaeum vooreen talrijk publiek gehouden heeft. Zijn plan is deze lessen na het einde der wintervacantie weder te openen. De hoogleeraar heeft ons tot nu toe voornamelijk zijne be schouwingen over de geschiedenis der wijsbegeerte medege deeld. In de griéksche filosofie deed hij ons vooral de poging ontdekken om de wereld der verschijnselen tot begrippen te herleiden. Hij deed ons zien hoe, bovenal volgens Plato, het zinnelijke, het uiterlijke geen zelfstandig bestaan had, maar slechts waarde aan de ideën ontleende, welke er door worden belig- chaamd. Van de oude filosofen sprong hij plotseling tot Car- tesius; gelukkig kwamen wij heelhuids op onze voeten teregt. In Cartesius vond hij het idealisme nog waardiger dan in Plato vertegenwoordigd, daar de eerste de ideën aan haren levens- grond, den geest vast knoopt. Maar naast dien geest stelde Cartesius als even wezenlijk de stof, de plaats innemende materie; ziedaar volgens van der Hoeven zijn groote fout. Nog niet sceptisch en daarom nog niet idealistisch genoeg was die krachtige geesthij moest nog door Hume en Kant wor den aangevuld. Ook deze werden vervolgens besproken. Het bovenstaande is reeds voldoende om aan den eenio-zins ingewijde de filosofische rigting van M. van der Hoeven te doen kennen, hij is volslagen idealist. De ideën zijn volgens hem alleen wezenlijk; immers,zelfs de verschijnselen der zin nenwereld zijn slechts verschijnselen en dus feiten van het bewustzijn. Of er werkelijk een stofwereld achter die ver schijnselen is, ziedaar een slotvraag, welker oplossing de hoog leeraar onmogelijk acht. Gelijk alle idealisten spreekthij met groote minachting van natuurstudie en kennis, enkel op waar neming gegrond. Sterk ijvert hij tegen de geestverwanten van den grooten Baco, die dc natuur in hare eigene strikken zoeken te vangen, haar listig trachten te onderkruipen en op die slinksche wijze aan den geest willen dienstbaar maken. Onmiddellijk moet de geest over de natuur heerschen; hij moet haar te lijf en in dien strijd zelfs het leven op het spel zetten. Hier knoopt de hoogleeraar zijne leer aan het chris tendom vast, daar ook dit volgens hem negatie van de zinnen wereld, verzet tegen haar, pessimisme is: de christelijke sym bolen, het kruis, de doop (onderdompeling, afscheid van de zinnenwereld), het avondmaal (eten en drinken van het ge- brokene, vleesch en bloed) duiden zulks voldoende aan. Maai de filosofie is geroepen om het christendom te vervullen, ge lijk dit laatste de mozaische wet vervuld heeft, zonder haar op te heffen. Wat slechts uiterlijk, begrensd, zinnelijk in de leer van het christendom is, moet door de filosofie van dat hulsel worden ontdaan en tot de idee opgevoerd. In ëe'n woord, de filosofie is geroepen de gnosis, de wetenschap van liet christe lijke geloof te zijn. Ziedaar de hoofdtrekken van het onderwijs van van dei- Hoeven. Wegslepend is zijn stijl, schitterend zijne verbeel ding, volkomen zijn meesterschap over den vorm, geestig vaak zijn wijze van zeggen. Ziet men liet schrale, jonge man netje optreden, men zou zulke groote dingen niet van hem verwachten. Met een krachtige en bezielde stem spreekt hij snel, schijnbaar zonder ademhalen, vol geestdrift, anderhalf uur lang. Studenten niet slechts, maar predikanten, genees- heeren, advokaten, professoren, curatoren, ook vele burgers, telt men onder zijn gehoor. Indien iemand, dan is van dei- Hoeven zelfeenkrachtigbewijs voor de stelling, volgens welke de stof het onwezenlijke, het nietige, de geest het ware is. Volgens de Utrechtsclie courant zal eerlang een aanvang worden gemaakt met de behandeling van het hooger beroep, door den kapitein Peeters en den wachtmeester Nauten inge steld tegen het vonnis van den krijgsraad in Zeeland. Eerstgenoemde zou tot raadslieden hebben de heeren mr. W. C. Borsius. alhier en mr.' D. J. II. van Eeden te Utrecht.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 1