MIDDELBURGSCHE
N°" 152.
Donderdag
20 December.
1860.
ANT.
.Hanlvcmöiijirtijm
föinncitlrttr&sfl)r tijömgm.
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags.
Binnen deze gemeente en Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren te* 8 «re.
De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent pej regelvan huwelijks, geboorte,
doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22
i centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Editie van woensdag' avond 8 ure.
m BET 11IJK, PROVINCIALE EN GEMEENTEBESTUREN.
Openbare aanbesteding.
Het bestuur der domeinen en het bestuur der burgerlijke
godshuizen te Gent, maken bekend, dat door daartoe gecom
mitteerden, op zaturdag den 29 december 1860, des voormid
dags ten 11 ure, te Neuzen, in het Nederlandsch logement bij
J. C. Steenkamp JCz., in het openbaar bij inschrijving zal
worden aanbesteed
Het indijken der Schorren en Aanwassen van
Campen en bij het Zaamslagsche veer, gele
gen in het Hellegat, provincie Zeeland, voor
de Aan dij ke-, Zaamslag-, Catharina- en Stop-
peldijkpolders.
Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrijving.
De inschrijvingsbiljetten worden op liet voor de besteding
bepaalde uur ingeleverd, in bet openbaar geopend en luide
voorgelegen.
Deze biljetten op gezegeld papier geschreven, moeten be
vatten den naam en de voornamen, voluit geschreven, van den
inschrijver en zijne borgen, benevens de gemeente en de pro
vincie waar hunne woonplaatsen zijn gevestigd, met de voluit
geschreven som in nederlandsche guldens, voor welke de aan
nemer zich verbindt het werk uit te voeren en door hem, be
nevens door zijne borgen, onderteekend zijn.
ITet bestek en de voorwaarden, waarop de besteding zal
plaats hebben, zijn ter inzage van gegadigden ncdergelegd ten
kantore van de ontvangers der registratie en domeinen in de
hoofdplaatsen der provincie Zeeland. Zuid- en Noordholland,
Noord-Brabant en te Hulst, op de gebruikelijke plaatsen bin
nen liet ressort van laatstgemeld kantoor, en verder in de
logementen en koffijhuizen, waar dergelijke bestekken ge
woonlijk ter lezing liggen.
De aanwijzing in loco zal op den 24 en op den 27 december
des middags ten 12 ure plaats hebben, beginnende aan de
zijde van Zaamslag, terwijl verdere inlichtingen te bekomen
zijn bij den ingenieur vau den waterstaat H. Rose, te Neuzen.
Hulst den 4 december 1860.
Namens de voornoemde besturen,
De ontvanger der registratie en domeinen,
P. PIERSSENS.
Middelburg 19 december.
Door gedeputeerde staten dezer provincie is aan de gemeen
tebesturen ter kennis gebragt een schrijven van den minister
vanbinnenlandsche zaken, betreffende liet voor de gezondheid
hoogst schadelijke van het gebruik van vleesch van rundvee
aan de longziekte gestorven, of dientengevolge afgemaakt.
Kwaadaardige rotkoortsen waren, naar het oordeel der des
kundigen, het gevolg van genoemd voedsel. Daar door de re
gering hierin door geene wet is voorzien, moet de regering het
aan de besturen der gemeenten overlaten om hierover te wa
ken. Als maatregel daartoe verdient alle aanbeveling de
politie-bepaling, dat geen rund geslagt mag worden, tenzij
door een deskundige, bet onschadelijke van dat vleesch als
voedsel, schriftelijk verklaard is.
Aan de weinige gemeenten in dit gewest waar deze aange
legenheid nog niet is geregeld, wordt door gedeputeerde
staten aanbevolen daartoe ten spoedigste over te gaan, terwijl
aan de overige besturen verzocht wordt de bestaande bepa
lingen ten strengste ten uitvoer te leggen.
De heden gehoudene zitting van den gemeenteraad was
hoofdzakelijk gewijd aan de behandeling van het ontworpen
reglement voor het algemeen weduwen- en wezenfonds van
stedelijke ambtenaren en bedienden, hetgeen slechts ten
deele is kunnen behandeld worden. De beraadslagingen
daarover zijn wegens het vergevorderde uur, even als andere
aan de orde gestelde onderwerpen, aangehouden tot eene
eerstdaags te houdene vergadering.
Wij willen niet beweren dat séhilder- en teekenkunst in
deze gemeente weinig in aanzi.v.-rijr.. Menigeen welligt die
deze kunsten beoefent en er zijne uitspanuingsuren aan wijt,
of zijne spaarpenningen tot het verzamelen van schilderijen
of teekeningen over heeft. Voor het publiek of voor uitge-
breiden kring is er evenwel niet veel gelegenheid wij zeggen
niet om op de hoogte te blijven van hetgeen de kunstwereld
oplevert, maar zelfs om zich nu en dan door de beschouwing
van goede werken te verkwikken.
Algemeene tentoonstellingen van schilderijen bestaan er
niet; gezellige kunstbeschouwingen, zoo als op vele andere
plaatsen gehouden worden, wij hoorden er nimmer van spre
ken, en toch schuilt er hier en daar menig verdienstelijk schil
derij, menige portefeuille met teekeningen, waarvan debezig-
tiging voor velen een waar genot zou kunnen opleveren.
Zouden nu de bezitters daarvan te terughoudend zijn, om ook
anderen met hunne verzamelingen genoegen te verschaffen
of is het alleen gebrek aan opwekking, gemis aan eene gepaste
aanleiding, om van hetgeen verspreid is nu en dan eens wat
bij een te brengen, dat ons daarvan verstoken houdt? Wij ge-
looven het laatste, en vertrouwen dat, indien de kunstliefheb
bers eens op deze zaak opmerkzaam worden gemaakt, het
geenszins een ij dele wensch behoeft te zijn, te verwachten
dat we ook hier eens eene kunstbeschouwing, zoo niet eene,
zij het dan ook op kleinen schaal aangelegde tentoonstelling
van schilderijen zouden mogen te gemoet zien. Wij zouden
het reeds als een gunstig vcovte Af T: ^schouwen indien eenige
daartoe bevoegden zich vereenigden, om op te sporen wat er
aanwezig is en ieder in zijne omgeving tot medewerking voor
eene zoo goede zaak op te wekken. Er is soms maar een klein
begin noodig, en wij beloven ons van elke poging, mits men
de eischen niet te hoog stelle, eene goede uitkomst.
In het Yooruitzigt echter van hetgeen wij wenschen, mogen
wij niet onverschillig zijn voor het weinige dat wij hebben.
Van de gelegenheid toch om in de teekenakademie te expo
seren werd dit jaar meer dan gewoonlijk door onze meesters
gebruik gemaakt. De heeren Kimmel, Pelgrom, Pouwelsen
en Schutz hebben er eens of meermalen van hunne werken
ten toon gesteld, en wij hebben bij onderscheidene dier gele
genheden met een enkel woord het publiek er opmerkzaam
op gemaakt, om het tot de bezigtiging op te wekken. Zulk
eene opwekking was soms niet overbodig, want van de aan
gebodene gelegenheid wordt naar wij vernemen niet altijd
dat ruime gebruik gemaakt dat de tentoongestelde stukken 1
verdienen. Ooknubevinden zich daar weder een vijftal schil
derijen van den heer Kimmelook nu is het welligt niet over
bodig dat wij tot de bezigtiging aansporen.
De eerste kamer der staten generaal hield maandag eene
zitting, waarin zijn ingekomen cenige door de tweede kamer
aangenomene wetsontwerpen. De voorzitter deed daarin ook
raededeeling van de door de afdeelingen benoemde rappor
teurs voor onderscheidene hoofdstukken der staatsbegrooting.
De gemeenteraad van Vlissingen heeft 11. maandag eene
zitting gehouden waarin o. a. besloten is
aan den heer R. J, Waltman, eervol ontslagen controleur
der plaatselijke en directe belastingen, voor het jaar 1861 eene
gratificatie van f 800 toe te staan
overeenkomstig het rapport der commissie ad hoe, het maxi
mum van den in 1861 aan het algemeen armbestuur te ver-
leenen onderstand, te bepalen op het zelfde bedrag van het
vorige jaar
over te gaan tot eene minnelijke schikking betrekkelijk de
conversie der obligatien van mr. C. J. Waterschoot van
der Gracht;
de plaats gehad hebbende aanbesteding der gebouwen voor
de gasfabriek goed te keuven.
De uitvoerige overdeze onderwerpen gehoudene discussien,
alsmede die over het voorstel omtrent de zeemans- en visschers-
beurs, kunnen wij wegens plaatsgebrek niet in ditnomraer
opnemenmaar wij willen hier nog melding maken van een
incident dat zicli tegen bet einde der zitting opdeed.
De lieer Ruysch het woord gevraagd hebbende, deelde na
genoeg het volgende mede
dat hij sedert zijne benoeming to! lid van den raad in 1S57
zich steeds heeft voorgesteld om zoo veel in hem was, nuttig
te zijn en met kracht en volharding die misbruiken te helpen
beteugelen, welke hij wist dat sedert jaren hier bestonden
dat hij altijd zelfstandig en vrij het kwaad heeft aangetast
waar hij het vond, en zonder aanzien des persoons zijne
overtuiging uitgesproken; dat hij wel verre van terug te
deinzen voor de verantwoordelijkheid van hetgeen hij als
raadslid deed, tegenover eene misleide menigte, hij zich ver
heugt openlijk en krachtdadig te hebben medegewerkt, tot
het nemen van de energieke maatregel door het bestuur op
den 1 december jl.omdat het voorstel billijk, regtvaardig eu
in het hoogste belang der gemeente was, omdat allerdringend
ste omstandigheden hetgebiedend vorderden,en omdat het aan
allen was gebleken, dat de gemeentekas jaarlij ksch op eene
schandelijke wijze, door het strafloos ontduiken der belastin
gen op voorwerpen van verbruik werd benadeeld.
Hij deelde verder mede dat nu uit den atmospheer van
ambtsbejag, baatzucht en kruipend dienstbetoon, om een deel
der burgerij in hare vertegenwoordigers te hoonen en wrevel
op te wekken tegen gemoedelijke pligtsbetrachting, van een
ondergeschikt beambte de criminele beschuldiging is gehoord
„de leden van den raad hebben de burgerij verraden en
verkocht," met bijvoeging van uitdrukkingen en bedreigin
gen, die hij te onkiesch en tevens te belagchelijk acht om die
in woorden te kleedeii.
Hij doet daarop uitkomen dat die beschuldiging in tegen
woordigheid van twee getuigen geuit, door een gesalarieerd
beambte op zijn kantoor, nietopde vergadering mag blij ven
rusten, en liet gevaarlijke en hatelijke van dergelijke beschul
diging, op ben geworpen, in hunne betrekking als leden van
den raad. Hij veroorlooft zich de vrijheid den voorzitter te i
vragen of die persoon door hem daarover is onderhouden eu
zijn die beschuldigingen werkelijk geuit, waaraan hij niet kan
twijfelen, dan durft hij eischen dat tegen den aanrander van
de eer en waardigheid der raadsleden eene plainte worde op
gemaakt.
Hij zegt verder: onze daden zijn onderworpen aan het oor
deel der openbare meening; is dat oordeel scherp, ongepast
of onjuist, wij moeten ons dat getroosten maar in onze be
trekking zoo schandelijk gelasterd te worden als „de burgerij
te hebben verraden en verkocht" dat mag men niet op zich
laten rusten.
Hij doet daarom het volgend voorstel, ondersteund door
den heer J. P. Smith.
dat de heer Bebelaar, marktmeester, welke die laster
lijke aantijging schijnt te hebben geuit, door den raad ter ver
antwoording zal worden geroepen en, erkent bij, welligt
dergelijke grove beschuldiging in driftvervoering, m een
staat van opgewondenheid te hebben geuit, onder betuiging
van zijn leedwezen, daarvan eene acte vau herroeping worde
opgemaakt, welke door hem onderteekend in het gemeente
archief zal blijven berusten;
2. weigert hij eene zoodanige acte af te geven en te onder
teekenen, dat alsdan eene plainte tegen hem opgemaakt en
zonder uitstel worde verzonden bij de regterlijke autoriteit,
met. bet vervolgen van strafzaken belast.
Alle de leden vereenigen zich met het gevoelen om hierom
trent een streng onderzoek in te stellen, metbijvoeging dat de
bedoelde acte niet alleen in het archief blijve berusten, maar
publiek worde gemaakt, bijv. doorplaatsing in eenig dag
blad.
Men meldt ons uit Goes van den 15 dezer.
Eergisteren avond .hield de heer R. A. S. Piccardt zijne
derde volksvoorlezing over de geschiedenis onzer stad.
Bij zijne inleiding, zeide hij, heden avond eene meer ern
stige bladzijde van onze plaatselijke geschiedenis te willen
opslaan: n. 1. die waarop de politieken toestand in vorige
eeuwen geschreven staat. Den meesten invloed op den poli
tieken toestand, oefenden de privilegiën uit; zij werden ver
leend door de graaflijkheid en betroffen allerhande onder-
werpen, doch hadden voornamelijk ten doel bevordering van
de belangen der plaats, bevestiging van de vrijheid der burgerij
en tevens vergrooting en versterking der graaffelijke magt.
Achtervolgens somde spreker de voornaamste privilegiën
op, zoo als, de bevoegdheid om hooge justitie te oefenen,
weekmarkt te houden, liet verkiezen van eigen bestuur enz.
Vooral het laatste privilegie behandelde hij in het bijzon
der, omdat dit tot twee raaien toe aanleiding had gegeven tot
beroeringen, later mede te deelen.
Na aangetoond te hebben, hoe die privilegiën tot in bet
kleinste afdaalden, soms met de vrijheid van andere plaatsen
in strijd waren, zoodat o. a. op verzoek van Reimevswale een
der privilegiën van Goes moest worden ingetrokken, ging bij
meer bijzonder over tot de behandeling van het beleg in 1576.