üJuitmlauDscije ttjöiriam gaarne verbinden geen materieel aan te schaffen. Na deze ver klaring trok de heer Duymaer van Tioist zijn amendement in. Om aan te toonen dat men de zaak slechts voorloopig wilde regelen, stelde de heer Thorbecke voor, dit woord aan heteind van het artikel te voegen. Hierop mengde zich de minister van financiën in de discus- sien. Hij meende dat het aannemen van het amendement van den heer Thorbecke zou kunnen gelijk geacht worden met een bewijs van gebrek aan vertrouwen in den minister van binnenlandsche zaken. Hij kwam op tegen eene stilzwijgende afbreking der spoorwegwet. Minstens 10 millioen moest jaar lijks aan de spoorwegen besteed worden; het, tegendeel zou hij steeds bestrijden. He kamer moest medewerken om eerlijk aan de natie spoorwegen te bezorgen. De wijze waarop de minister van financien zich uitliet, maakte een zeer ongunstigen indruk, maar zij werd door de waardige houding der kamer in het juiste licht geplaatst. Er volgde eene levendige woordenwisseling, waaraan een groot aantal leden deel nam. Deze kwamen op tegen de bewering, dat men de spoorwegwet stilzwijgend wilde afbreken en herinnerden aan de discussie, in de eerste kamer over die wet gevoerd, waarbij gesproken werd van een zedelijken band, waaraan de wetgevende magt lag door het 5e artikel der spoorwegwet. Na nog eenige woordenwisseling werd het amendement van den heer Thorbecke in stemming gebragt en verworpen met 41 tegen 28 stemmen, waarna het artikel, thans gebragt op 10 millioen, werd aangenomen met 19 tegen 21 stemmen. Tegen stemden de heeren Dullert, Kingma, van Nispen van Sevenaer, van der Linden, van Wintershoven, de Brauw, Heemskerk Az., van Heukelom, "Wintgens, van Hoevell, Anemaet, Olivier, Thorbeeke. Duymaer van Twist, Poortman, Hoynck van Papendrecht, van Goltstein, Dommer van Pol- dersveldt, Storm van 's Gravesande, ter Bruggen Hugenholtz en van Zuylen van Nyevelt. Nog een punt werd bij die gelegenheid besproken, name lijk de aansluiting bij Venlo met het buitenland. Te dien aanzien verklaarde de minister dat liij, na de aanneming van het bekende amendement bij de spoorwegwet, in zekere moeijelijkheid was gekomen, omdat daardoor de aansluiting langs den linker-Rijnoever bij Pruissen zeer moeijelijk is ge worden. Hij kan niet anders dan herhalen wat hij toen reeds zeide. dat hij zich vleide datde verlichte regering van Pruissen niet kleingeestig genoeg zou zijn om de aansluiting bij Venlo te weigeren, en dat zij zou inzien dat dit ook in haar belang was. Bij de regering bestaat echter het denkbeeld niet, nog een derden rivierovergang voor te steil en. Woensdag waren de beraadslagingen bijna dengeheelen dag gewijd aan de afdeeling onderwijs. Daarbij kwam vooral ter sprake de uitvoering, aan de wet op het lager onderwijs gegeven .en voornamelijk hetniet heffen door de meeste gemeentebesturen van schoolgeld. Onder scheidene sprekers kwamen vooral tegen het niet heffen van schoolgeld op, omdat daardoor huns inziens aan het bijzonder onderwijs een gevoelige slag werd toegebragt, in strijd met de bepalingen der wet. Door den heer Heemskerk Az. werden aan den minister eenige vragen gedaan omtrent de uitvoering aan deze wet gegeven1of er nog vele gemeenten achterlijk zijn in de uitvoering der wet, en welke middelen de regering denkt te bezigen om zoodanige gemeenten tot uitvoering te noodzaken2. hoe het was met de uitlegging van art. 36 dei- wet, bepalende dat, indien bij onderzoek mogt blijken dat eene gemeente door deuitgaven, toteene behoorlijke inrigting van het lager onderwijs vereischt, te zwaar zou worden ge drukt, in die kosten gedeeltelijk zou worden voorzien door de provinciën en 'liet rijk3. de toepassing van het beginsel, om aan de gemeenten die vroeger in het genot van rijksjaarwed- den waren, schadeloosstelling te verleenen, gelijk dit is voor gesteld bij art. 107 der begrooting. Dit zelfde punt werd ook besproken door den heer Begram. De verschillende sprekers werden door den minister beant woord. Hij begon met eene opmerking van den heer van Win tershoven, die meende dat de vrijheid van onderwijs in deze kamer niet veel sympathie had. De minister kan dit niet toe stemmen. Hij vertrouwde dat ieder grondwettig voorschrift, in billijken zin toegepast, sympathie bij de kamer zou vinden. Hij voor zich gaf de verzekering dat hij groote waarde aan die vrijheid hechtte. Hij neemt echter de grondwettelijke vrij heid van onderwijs, in dien zin op, dat het onderwijs van over heidswege te geven, niet mag in den weg staan het bijzonder onderwijs, maar dit laatste ook volstrekt geen inbreuk mag maken op het onderwijs der regering. Hij bestreed dat aan de wet op het lager onderwijs eene verkeerde uitlegging was ge geven. Wat het kosteloos onderwijs betreft, dit volgde voor namelijk uit de bepaling van art. 31, dat elke gemeente voor ziet in de kosten van haar lager onderwijs, voor zoo verre die niet komen ten laste van anderen, of op andere wijze worden gevonden. Het gronddenkbeeld is dus dat iedere gemeente moet voorzien in de kosten van het onderwijs. Daar dit echter voor vele gemeenten een te zware last zou kunnen worden, is in art. 33 de bepaling opgenomen, dat eene bijdrage voor ieder schoolgaand kind kan worden geheven. Het heffen is dus niet imperatief maar facultatief. De regering heeft nooit bij de gemeentebesturen aangedrongen op het niet heffen van schoolgeldzij heeft altijd een matig schoolgeld voorgestaan. Maar als de gemeentebesturen niet voorstellen die belasting te heffen, dan kan de regering ze er ook niet toe noodzaken. Wat de bijzondere vragen betreft, antwoordde de minister in de eerste plaats aan den heer Heemskerk Az., dat er nog wel gemeenten zijn die achterlijk blijven in de uitvoering der wet op het lager onderwijs, maar dit getal is niet zoo aanzienlijk, en hij verwacht dat het met het einde van het jaar nog slechts gering zal zijn. En alsdan zal de regering alle middelen aan wenden, die te harer beschikking staan om tot eene spoedige uitvoering te geraken. Een uiterst mid^pl daartoe ligt in de gemeentewet. Weigert een gemeentebestuur uitvoering te ge ven aan eene wet, die ook aan zijne zorg is toevertrouwd, dan geeft de wet het middel aan de hand, hoe te handelen. Wat art. 36 betreft, dit moet opgevat worden in ruimen zin. Men moet niet enkel letten op onvermogende of in nood verkee- rende gemeenten, maar ook op die welke door de uitgaven voor het onderwijs te zwaar zouden worden gedrukt. Devoor- dragt in art. 107 der begrooting rust op de billijkheid. De ge meentebesturen genoten vroeger inkomsten uit goederen, die thans aan den staat zijn overgegaanhet is billijk dat zij in dit gemis worden te gemoet gekomen. Ten slotte zeide de minis ter, in antwoord op eene opmerking van den heer Meylink, Ik vlei mij dat ook overdreven zal worden gevonden „dat een aantal ingezetenen van Nederland het land verlaten uit hoofde van de drukkende lasten niet alleen, maar ook om de vele on aangenaamheden van anderen aard waaraan zij zijn blootge steld" (welke uitdrukking door den heer Meijlink was gebe zigd). Ik meen dat wij, onder de werking onzer grondwet, het voorregt hebben eene betamelijke vrijheid te genieten en dat zij, welke die betamelijke vrijheid voorstaan, die nietelders zullen behoeven te zoeken. Hierop ontstond nog eenige woordenwisseling, waarna de heer Thorbecke de industrieschool inTwenthe besprak. Hij vroeg of de minister zou bandhaven de toezegging van zijn voorganger, om voor die school een rijkssubsidie te verleenen. Die vraag werd door den minister bevestigend beantwoord. Ook de Delftsehe akademie kwam weder ter sprake. De heeren Wintgens, Delyrat en van Hoeaell voerden hierover in verschillenden zin het voo:1 De yiinistcr zeide de akade mie, zoo als zij bestond, niet in bescherming te nemén, maar stelde tegen het ongunstig oordeel, daarover in de gewisselde stukken geveld, de gunstige resultaten over. De zaak is ech ter in behandeling tussehen hem en den minister van kolo niën; na het in te stellen onderzoek zal zij beslist worden. Hij kan echter thans nog niet verzekeren of degewenschte rege ling zou leiden tot eene geheele afbreking van het bestaande. De algemeene beraadslagingen over deze afdeeling waren hiermede geëindigd. Tot de behandeling de artikelen overgegaan zijnde, stelde de heer Olivier voor, om art. 107 jaarwedden enz. van de onderwijzer en onderwijzeressen bij de lagere scholen f 157,900, met f90,000 te verminderen. Dit amendement werd bestreden door den heer Meylinkdoch verdedigd door den heer Heemskerk Az. terwijl de minister de zaak aan de beslissing der kamer overliet. Hij merkte echter op dat het cijfer niet met f 90,000 maar met f 57,900 moest worden verminderd. De heer Olivier stelde hierop voor liet artikel op f70,000 te brengen, welk voorstel werd aangenomen met 51 tegen 17 stemmen. Daarentegen werd met 41 tegen 2S stemmen op voorstel van den heer Heems kerk Az., beslist, om art. 10S, bijdragen aan gemeenten in de kosten van het onderwijs, met f 30,000 te vermeerderen en alzoo te brengen op f 100.000. De afdeeling Vil 1, kunsten en wetenschappen, gaf totgeene algemeene beraadslaging aanleiding. Bij de behandeling der artikelen werd het subsidie voor de herstelling der St. Jans- kerk te 's Hertogenbosch, besproken, welk subsidie echter werd toegestaan. Bij art. 138 „aankoop van boekwerken enz. f 8000," werd voorgesteld het subsidie voor het nederlandsche woorden boek, ten bedrage van f 4000, weg te laten. Dit amendement, voorgesteld door den heer van Heukelomwerd met 39 tegen 27 stemmen aangenomen. De verdere artikelen dezer afdeeling werden zonder be raadslaging goedgekeurd. ïn deze zitting is ingekomen een ontwerp van wet, rege lende de rekening der ontvangsten en uitgaven van het pen sioenfonds. Ook is ontvangen het verslag over het beheer der oost- indische koloniën in 1S59; verzonden naar eene commissie bestaande uit de heeren Duymaer van Twist, van Nispen, Myer, Elout en van Hoevell. Engeland. Londen 4 december. In den gemeenteraad der city zal binnen kort door den heer Richardson worden voorgesteld aan Garibaldi het eereburgerschap der city te verleenen. Wordt het voorstel aangenomen, dan zal Garibaldi uitgenoo- digd worden naar Londen te komen. Uit Newport wordt gemeld, dat in de zes mijlen van die stad gelegen Risca-kolenmijnen, zaturdagll. eene vreeselijke gasontploffing heeft plaats gehad, terwijl ongeveer 200 arbei ders zich in de mijnen bevonden. Men heeft reeds 61 lij ken uit de groeven opgehaald, en het is te voorzien, dat bijna al de zich daarin bevindenden, om het leven zijn gekomen. LI. vrijdag werd te Edinbuvg eene vergadering gehou den van het Britsch genootschap tot afschaffing van den ta bak. Professor Miller betoogde dat, daar tie tabak hoogst ver giftige bestanddeelen bevat, het gebruik van rooken en snuiven op velerlei wijze strekt tot nadeel van den ligchamelijken en zedelijken toestand. Deze motie werd aangenomen, alsook die van den heer Thomas Knox, welke de stelling verdedigde dat, daar het rooken leidt tot aanmoeding van drankgebruik, niet alleen door het veroorzaken van ziekelijke dorst, maar ook door zijn uitputtend vermogen, zoo dat men in ver keerde middelen versterking zoekt, het gebruik van den tabak de strekking heeft tot bevordering van misdaad en verkwis ting onder de volksklassen. De keizerin der franschen heeft heden de koningin van Engeland te Windsor bezocht. H. M. is twee uren lang bij de koningin gebleven en heeft Windsor ten drie en een kwart ure verlaten, om zich naar Londen te begeven. Uuitschland. Berlijn 3 december. Gisteren morgen heeft de minister van justitie, de heer Simons, eene audiëntie bij den prins-regent gehad, die twee uren duurde. In deze audiëntie, die het pro ces van Stieber betrof, moet de heer Simons het moeijelijke van zijne positie hebben laten uitkomen. In goed onderrigte kringen is men van oordeel, dat de heer Simons, zoo niet vóór de bijeenkomst van de kamers, althans spoedig daarna, zijn post nederleggen zal. Wat den policie-president. den heer von Zedfitz, betreft, zoo heeft men even zeer grond om te vermoeden, dat hij reeds vóór dat de kamers bijeen komen, afstand van zijne betrekking doen en regeringspresident in Liegnitz worden zal. De Wiener Zeitung lieefr, zoo als men weet, gemeld dat de geruchten betreffende onderhandelingen to': den ver koop van Venetie van grond ontbloot zijn. De hamburwsche Börsenhalle is van oordeel, dat Oostenrijks tegenstand eens deels toe te schrijven is aan nieuwe verzekeringen van de pruis- sische regering, en andersdeels aan de bekende gezindheid van de midden-duitschestaten, die het voortdurend bezit van Venetie door Oostenrijk, als noodzakelijk beschouwen voor Duitschland. Het wurtembergsche regeringsblad bevat ech ter een berigt, dat met die bewering zoo al niet strijdt, dan toch kwalijk te rijmen is; het zegtnamelijk dat de geruchten, betreffende eene overeenkomst tussehen Oostenrijk en de zuid-duitsche staten, tot bezetting van Tyrol door laatstge noemden, ingeval een oorlog wegens Venetie mogt uitbarsten onwaar zijn. Te Krakau hebben den 28 november, bij gelegenheid, van een requiem ter nagedachtenis van den poolschen dichter Adam Mickiewicz, ongeregeldheden plaats gehad. Beïgie. Onderscheiden berigten uit Turyn melden dat eenige pries ters van de katholieke kerk zich aldaar hebben vereenigd, om eene nationale en van den roomschen stoel onafhankelijke kerk op te rigten, dat zij op gezette tijden met gelijkgezinden in een bepaald lokaal bijeenkomsten houden, eene in het ita- liaansch opgestelde liturgie gebruiken en een weekblad tot bevordering hunner zaak hebben opgerigt. Het katholieke Journal de Bruxelles, dat berigt bevestigende, voegt daarbij dat het streven dier afvallige geestelijken eigenlijk van het britsche bijbelgenootschap uitgaat en door bet savdinische gouvernement, iu strijd met de bepalingen der constitutie, be gunstigd of althans toegelaten wordt. Frankrijk. Parijs 4 december. Men wil dat de lieer de Persigny, de nieuw benoemde minister van binnenlandsche zaken, gunstig gestemd is voor eene ontbinding van het wetgevend ligchaam. De heer de Morny, president dier vergadering, is daarentegen tegen eene ontbinding. De keizer, zoo voegt men er bij, zou nog geen besluit genomen hebben, maar daarmede willen wachten tot dat de heer de Persigny bezit van zijne porte feuille genomen heeft. Er loopt hier een gerucht van onderhandelingen, welke tussehen onze regering, de sardinische en den pauselijken stoel zouden zijn aangeknoopt. Koning Victor Emmanuel zou aau den keizer gevraagd hebben om tot bemiddelaar te dienen, ter ondersteuning van de voorstellen welke hij te Rome wenscht te doen. Die voorstellen wil men dat zouden bestaan in het maken van een wereldlijk gebied van de pau selijke regering, in de oprigting van een vicariaat ten bate van Victor Emmanuel voor de reeds door hem bezette gewesten, en de vestiging der hoofdstad van het koningrijk Italië te Rome op het Quirinaal, terwijl de paus het stedelijk bestuur en zijne residentie op het Vaticaan zou kunnen behouden. De bovenstaande geruchten vinden wel tegenspraak, maar er schi jnen toch eenige onderhandelingen gevoerd te worden. De dagbladen deelen eene aankondiging mede, inhou dende dat de schadevergoeding van 4i mill. fr. voor de ont eigening van 86,660 meters grond, behoorende tot het park Monceaux, welke gronden moeten strekken tot uitbreiding van den Boulevard Malesherbes, is toegekend aan H. M. koningin Amélie, den graaf van Parijs, den hertog van Nemours, den prins van Joinville, den hertog van Montpensier, en aan den koning der Belgen en diens kinderen. De geheele geestelijkheid van de Santa Casa te Loretto is door den paus in den grooten ban gedaan. Hoewel de bis schop bij de mededeeling van dit besluit alleen schreef, dat de redenen zoo wel hem als het publiek genoeg bekend zijn, is het vrij waarschijnlijk dat dit is geschied ten gevolge van de plegtige ontvangst, welke aan koning Victor Emmanuel te Loretto van de zijde der geestelijkheid is ten deel gevallen. - De poolsche uitgewekeneMiroslawsky, die zich volgens de jongste berigten, te Napels bevonden langen tijd alhier verblijf hield, heeft aau een zijner vrienden, geschreven, dat zijn plan tot het oprigten van een poolsch legioen volkomen gelukt is en Europa weldra de bewijzen van dapperheid zijner manschappen zal vernemen. Alleen uit Frankrijk zijn een 50tal uitgewekenen hem gevolgd. Parijs 6 december. De Moniteur deelt eene circulaire mede van graaf de Persigny,als nieuw opgetreden minister van bin nenlandsche zaken aan de prefecten. Daarin doet hij de edele strekking uitkomen van het decreet van 24 november, waar door de vreedzame uitoefening wordt voorbereid van de vrij heden, waarmede de populaire troon van Napoleon den voor uitgang wil bevorderlijk zijn. Hij beveelt de prefecten verder aau, om niets te verzuimen wat kan bijdragen tot meerdere verzoening van alle partijen. Zoowel dit stuk als de bij voortduring door het Journal des debats gevoerde taal, waarbij, in tegenspraak met Le eonsti- tutiounel en Le pays, gunstiger beteekenis wordt toegekend aau het jongste keizerlijke decreet, en vooral eenige woorden, door de keizer in den ministerraad gebezigd,hebben den moed een weinig verlevendigd. De keizer zou daarin namelijk, tot verbazing van zijne omgeving, gezegd hebben dat hij het zekere voornemen heeft om de verlangens der publieke opinie en den natuurlijken vooruitgang der denkbeelden voor te komen. Italië. Blijkens een telegram uit Napels van den 3 dezer, heb ben eenige batterijen van generaal Cialdini hun vuur tegen Gaëta geopend, hetwelk van die vesting beantwoord was.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 2