Wij zulleti de bedoelde posten letterlijk overnemen
„G. L. Baud, directeur der cultures op Java f7500. Het
oorspronkelijk toegelegde pensioen, ad f 6000 's jaars, is na
der verhoogd tot f7500 's jaars, volgens de klasse waarin
gerangschikt is het ambt van directeur-generaal van financien
in Nederlandsch Indie, en zulks uit aanmerking dat de heer
Baud in der tijd, in het belang van 's lands dienst, niet tot dat
ambt benoemd is geworden." Hier krijgt iemand dus het aan
zeker ambt verbonden pensioen, omdat hij dat ambt niet
heeft bekleed. „Mr. P. Myer, lid in den raad van Neder
landsch Indie, f 10,000. Het pensioen is, op grond van het laat
stelijk door hem bekleede staatsambt [minister van koloniën]
geregeld volgens de waardigheid van vice-president van den
raad van Nederlandsch Indie, welke betrekking hem niet zou
zijn ontgaan, zoo hij door langer verblijf in Nederland, in het
belang van de staatsdienst, daarvoor niet buiten aanmerking
had moeten blijven."
Over het algemeen verkeert men hier te lande zeer in het
duister omtrent het bedrag der door indische ambtenaren ge-
notene pensioenen-, men gelooft dat zij zeer hoog zijn, doch het
juiste is niet bekend. Wij laten daarom hier de belangrijkste
pensioenen volgen, welke wij op de gemelde lijst vinden:
J. D. Kruseman. directeur generaal van financien in Indie
f7200 J. W. II. Smissaert, resident van Samarang f 5625
G. de Serière, gouverneur der Molukken f 6480; mr. J. F. W.
van Nes. vice-president van den raad van Indie f 8640J. v. d.
Vinne, directeur der middelen en domeinen in Indie f7200;
II. J.Lutjens, directeur der producten en civ. xnagaz., f7200;
P. Jeekel, president der algem. rekenkamer in Indie, f5625
jhr. J. P. Cornets de Groot van Kraai) enburg, lid in den raad
van Indie, f8640; F. C. Engelbreclit, hoofdadministrateur
der marine in Indie. f 6750; J. L. B. Engelhard, resident van
Bezoeki, f 5400R. de Fielletaz Bousquet. resident van Bage-
len, f 6750A. L. Weddik, gouverneur van Borneo en onder-
hoorigheden, f6960; P. B. J. de Veer, directeur der produc
ten en civ. magazijnen in Indie, f 5520 mr. J. O. Wijnmalen,
procureur-generaal bij het hoog geregtshof van Indie f 5040
P. van Rees, resident van Batavia, f 6750; W. D. van Berc-
kel, president der algemeene rekenkamer van Indie. f 5400;
mr. P.Bruusveld van Huiten, procureur-generaal bij het hoog
geregtshof van Indie f5040; P. VreedeBik, resident van Soe-
rabaya f7200; jhr. J. C. Reynst, vice-president van den raad
van Indie f 12,000A. H. W. baron de Koek, idem, f 10,S00.
Suriname is slechter bedeelddaar beloopt het hoogste
pensioen slechts f3964; op Curacao f1867. en de kust van
Guinea f 1600.
Tot med. en chir. doctor aan de akademie te Jena is bevor
derd de officier van gezondheid 2e klasse bij dc nederlandsche
marine N. C. Slegt.
De correspondent der Amsterdamsclie courant te 'sGraven-
hage erkent de onjuistheid van het door hem medegedeelde
gerucht.dat de heermr. de Pin to zou bestemd zijn om den
heer mr. L. Metman te vervangen als 's kouings commissaris
voor de herziening der wetgeving in de West-Indien.
Volgens de Rotterdamsche courant zal binnen eenige dagen
aan de tweede kamer der staten generaal worden aangeboden
een wetsontwerp op de nationale militie, waarbij wordt voor
gesteld een jaarlijksch contingent voor zee-militie, en ten op-
zigte van Nederlandsch Oost-Indie, het detacheren van het
staande leger hier te lande, alsmede bepalingen waardoor het
vrijwillig dienst nemen bevorderd zal worden.
Kerk- en schoolnieuws.
Uitliet 11. maandag zamen gestel de zestal predikanten, is
gisteren avond, door den breeden kevkeraad der hervormde
gemeente te Goes het volgende drietal gemaaktde heeren
Osti, te Delfshaven; Drost, te Rheuen. en VerhoefF, te Ond-
Beijerland.
- Dingsdag avond is door den breeden kevkeraad der ne-
derduitsche hervormde gemeente te Delft, ter vervulling van
de vacature, ontstaan door liet vertrek van den heer Tcrnooi
Apcl naar Amsterdam, het volgende 12tal alphabetisch ge
steld N. S. Balsem, te NootdorpB. ter Haar, te Nijmegen
G. A. Hoog. te Bolsward; E. J. P. Jorissen, te Broek in Wa
terland A. Moens. te Sneek -, N. J. H. Oudegeest, te Mourik;
J. W. D. Roël, te Ter HeideL. H. Slotemaker, te St. Maar
tensdijk; F. Stam, te Edam; P. Steen, te Delden; J.C.Tol
te Meppel enT. van Westhreene, te Jaarsveld.
I£o9o3aIcm.
Uit den inhoud der Javasche couranten tot en met den 13
October blijkt, dal het uoord-amerikaansehe stoomfregat Nia
gara. aan boord hebbende de personen van het japansche ge
zantschap, 't welk een bezoek heeft gebragtaan den president
der Yereenigde staten en naar Japan terugkeert, den eersten
October ter reede van Batavia is aangekomen. Daar de afge
vaardigden ook hunne begeerte hadden te kennen gegeven
om den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie te wor
den voorgesteld, zijn zij door de burgerlijke en militaire
overlieden met veel plegtiglieid aan den boom verwelkomd,
en hebben zij zich, begeleid door eene afdeeling ruiterij, naar
Rijswijk begeven, alwaar zij door den gouverneur generaal
zijn ontvangen. Na dit gehoor zijn de drie ambassadeurs,
benevens de twee hen vergezellende officieren, en de ameri-
kaansche scheepsbevelhebber, naar de Niagara teruggekeerd
om de reis naar Japan voort te zetten.
Terwijl overigens de Javasche courant het stilzwijgen
bewaart omtrent den uitslag der expeditie naar Banjennasing
deelthet Bataviaasch handelsblad [zoo als wij nog in detweede
editie van ons vorig no. opnamen] vrij ongunstige berigten
mede, voor de waarheid waarvan dat blad meent te kunnen
instaan. De nederlandsche troepen zouden namelijk, bij een
aanval op eene vijandelijke benting tot driemalen zijn terug
geslagen. Daarbij zouden de kapitein Koch en de luitenant
van Eraben zijn gesneuveld, terwijl de luitenant Verspijck
zwaargewond is. Daarenboven wordt als eengewigtig feit
opgegeven dat eene kompagnie inlanders heeft geweigerd op
den vijand te vuren.
De cadeaux voor de onder-officieren en manschappen
1 der kompagnie, die den opstand van 17 augustus heeft ge-
dempt, zijn gereed en zullen binnen kort worden uitgereikt.
De onder-officieren zullen ieder ontvangen een gouden horo-
logie met het nederlandsche wapen er op gegraveerd, de kor-
poraals een zilveren dito,en de manschappen (allen Amboine-
zen) een zilveren tabaksdoos. Aan de beide officieren Hen-
I nus en Romswinckel, zullen prachtsabels worden aangeboden,
1 die echter uit Holland moeten komen. Deze zijn ook reeds
besteld.
Door den luitenant-generaal, opperbevelhebber van het
j leger, is onder dagteekening van den 5 October eene dagorder
uitgevaardigd, waarin wordt gewezen op de heillooze ge-
i woonte om bij het behalen van overwinningen de bezittingen
I der overwonnenen te vernietigen. Het beginsel van den strijd
mag nooit zijn wraakoefening, en in stede van verzoening
oogst men verbittering. De officieren worden dan ook aange-
maand om het volkenregt te beoefenen, en allen om zich te
gedragen, zoo als eener waardige beschaafde natie betaamt.
1 Den 15 september is het gymnasium Willem III te Batavia
geopend. Den 20 was het aantal leerlingen, bij een maximum
van 70, tot 34 aangegroeid.
Verkoopingen en aanbestedingen.
Den 29 dezer is te Middelburg verkocht een huis op de
Turfkade, voor f250.
i Heden is te Middelburg geveild een vijftigste aandeel
1 in een op de werf der Commercie-compagnie te Middelburg
in aanbouw zijnd barkschip, groot 400 lasten. In kapitaal
groot f2000, waarop gefourneerd f 1500. Verk. voor f 530.
Staten geneo-aai.
TWEEDE KAMER.
Bij de dingsdag voortgezette algemeene beschouwingen
i over de staatsbegrooting voor 1861, kwam de heer van Bosse
terug op de rede, den vorigen dag door den minister van finan-
1 cien gehouden. Hij wees daarbij hoofdzakelijk op de kanali-
satiewerken in Groningen, waarvoor hij de middelen niet ge
noegzaam aangewezen acht, en herhaalde zijn wantrouwen in
dit kabinet, ofschoon hij wenscht zich niet te laten verleiden
tot een strijd tegen den persoon van den president-minister,
maar alleen zaken hoopt te bespreken.
De heer Dmjmaer van Twist verklaarde in de hoofdzaak
overeen te stemmen met de vorige sprekers, doch hij wenschte
bepaaldelijk de koloniale geldmiddelen te behandelen. Met
verbazing zag hij dat de minister van financiën dit zoo hoogst
belangrijk onderwerp naar zijn ambtgenoot voor kolomen
heeft verwezen. Ten zeerste dringt hij aan op eene wettelijke
j regeling van het beheer der koloniale geldmiddelen, en hij
j herinnert reeds vóór twee jaren in gelijken geest te hebben
gesproken.
L)e heer van Eek verdedigde breedvoerig lietregt der kamer
om haar wantrouwen uit te spreken tegenover leden van het
ministerie, en deed uitkomen, dat men \an het bekende rede-
neert tot het onbekende en van hetgeen is voorafgegaan tot
j hetgeen volgen zal. De minister van financien heeft deze be
langrijke kwestie van vertrouwen of wantrouwen in ver-
I band gebragt met den politieleen toestand van Europa,
i Spreker toonde aan dat die uitdrukking sedert de laatste
j jaren stereotyp moest geacht worden, en datsteeds de politieke
toestand van het buitenland als een hinderpaal werd gesteld
ter bestrijding van genomen maatregelen. Maar omdat nu
Gaëtazich blijft verzetten tegen den koning van Italië, was dit
I voor hem geene reden om de kamer het regt te ontzeggen om
te letten op onzen politieleen toestand en te zorgen dat ge-
regeerd worde, overeenkomstig de wenschen der natie. En nu
vragende of er grond bestond om vertrouwen in een minis-
i terie te stellen, waarvan de minister van financien lid was,
j meende hij deze vraag ontkennend te moeten beantwoorden,
èn op grond van de stelling, die deze minister in 184S heeft
I aangenomen ten tijde der grondwetsherziening en hier be-
j riep hij zich op de pressie, die op zijne overtuiging zoude zijn
uitgeoefend èn op grond van de gedragslijn van dezen
I minister tijdens de beruchte aprilbeweging. Spreker althans
1 kan van zoodanigen minister met de zuivere toepassing onzer
I grondwet verwachten, en hij had geene waarborgen, dat niet
op nieuw het land bedreigd wierd doorhartstogten, die de
i vrijheid in gevaar brengen. Daarna onderzocht hij het staat-
kundig karakter van dezen minister, wraakte de uitdrukking
gematigd liberalismus. betwijfelde de eensgezindheid van het
ministerie, miste een krachtigen stuurman, ilie het roer van
j het schip van staat in handen hield. Hij erkende gaarne, dat
ook deze minister door 's konings keuze was benoemd, en hij
had eerbied voor die keuze, maar heeft de koning benoemd,
de minister is gaan zitten, en die daad keurt hij af. Hij loo-
chende, dat dit ministerie sympathie vond bij de meerderheid
I der kamer en grondde zijne bewering op de discussien, in den
laatsten tijd in deze kamer gehouden en op de laatste verkie
zingen. Hij zou zich verpligt achten, de begvootingen af te
stemmen van die departementen, aan het hoofd waarvan mi
nisters staan, in wien hij geen vertrouwen stelt.
De heer van Voort huiden wees er op dat zoo wel het vorige
j als het tegenwoordige ministerie het eens zijn omtrent den
gunstigen tinaucielen toestand. Dit moet er toe leiden om de
belastingen zoo weinig mogelijk belemmerend te maken, en
vooral zou hij gaarne zien verbetering der tollinien tusschen
j onze gemeenten onderling.
De heer va?o Goltstein wilde niet antwoorden op de rede van
den minister van financien, omdat de minister zich op een zoo
hoog stand punt geplaatst heeft, dat hij volkomen ongenaak
baar is. Spreker kon niet begrijpen, hoe de rust van ons land
en ons werelddeel in verband kan staan met de stelling, door
dezen minister ingenomen. Zou de minister denken, dat de
staatkundige en godsdienstige vrijheid alleen veilig zijn onder
zijne hoede De minister heeft gewezenop de diensten, door
hem aan den lande bewezen. Spreker zou echter niet durven
zeggen, dat dit met onpartijdigheid is geschied. Hij stapte
echter van dit weinig beteekenend punt af, otn tot de politieke
en de financiële kwestie over te gaan. Wat de politieke kwes
tie betreft, daarvan lag nog veel in het duistere. Er is wel
eenig licht verspreid, maar niet voldoende. De regering is ge
komen tot de erkentenis, dat er moet zijn overeenstemming
tnsselien vertegen woord iging en regering. Maar het ware wen-
schelijk geweest, dat zij ook eene poging hadde aangewend
om die overeenstemming tot stand te brengen, door hare staat
kundige rigting mede te deelen. Dit was des te noodzakelij
ker, omdat het ten volle gebleken was uit de wijze van vorming
van dit ministerie, dat geen overleg heeft plaats gehad tusschen
de onderscheidene leden, in dit ministerie gekozen. Spreker
zou in geene ontleding van de verschillende leden van dit
kabinet treden, maar alleen opmerken, dat de bestrijder der
staatkundige hervormingen (de minister van financien) zich
geplaatst heeft naast de voorstanders dier hervormingen.
Daarom was het noodig, ingelicht te worden over de staat
kundige rigting van dit kabinet, en dit des te meer, omdat er
zich verschillende verschijnselen hebben opgedaan van de ge
ringe overeenstemming tusschen regering en vertegenwoordi
ging. Door de kamer was toch menigmalen uitgemaakt, dat
de regering het algemeen belang niet had bevorderd, en zelfs
was eenmaal beslist, dat de wet was geschonden.
Hij trad hierna nog in eenige financieelen beschouwingen,
waarvan de slotsom was dat hij onzen financielen toestand
niet goed gevestigd beschouwt.
De minister van financiën verdedigde hierop nader zijne
staatkuudigeloopbaan vóór en na 1848, door te verklaren dat
hij van 1812 af overtuigd is geweest, dat de grondwet verbe
tering behoefde, maar dat eerst de toestand der geldmiddelen
behoorde te worden geregeld; dat toen daarin was voorzien,
waarvoor hij den Hemel nog dankt, het zijne te hebben toe-
gebvagt, hij bij wijlen koning Willem II op eene verbetering
der grondwet heeft aangedrongen; dat het hem gelukt is Z.
M. van de noodzakelijkheid van dien maatregel te overtuigen
maar zich niet heeft kunnen vereenigen met de 27 voorgestel
de wetsontwerpen, omdat deze niet met zijne inzigten waren
overeen te brengen, en dat hij uit dien hoofde is afgetreden.
Wat de kwestie van vertrouwen betrof, het staat der vergade
ring vrij, haar gevoelen uit te spreken de koning zal dan
uitspraak doen. Hij hoopte, dat er omstandigheden zullen
ontstaan, die het hem op zijne jaren zullen toelaten, zijne
portefeuille neder te leggen.
Daarop trad de minister nog in eene beantwoording van de
onderscheidene sprekers.
De minister van koloniën heeft in liet breede de redenen op
gegeven, welke het indienen vaneen voorstel in overeenstem
ming met art. 60 der grondwet, heeft vertraagd, en heeft doen
opmerken, dat deze zaak belangrijke bezwaren oplevertdat
men in 1808 reeds heeft verlangd, dat ten minste de uitgaven,
hier te lande te doen, op de staatsbegrooting zouden worden
gebragt, doch dat ook dit met groote moeijelijkheden was ge
paard; dat intusschen eene wet op de comptabiliteit is inge
diend, en dat eerst acht maanden daarna het voorloopig ver
slag daarover is uitgebragt, en men daaruit meende te kunnen
opmaken, dat de kamer geen overwegend belang in de zaak
stelde, te meer, omdat het scheen als of zij de gelijktijdige
regeling van de binnenlandsche en koloniale comptabiliteit
begeerdedathij intusschen niet stil heeft gezeten, maar bouw
stoffen heeft verzameld, derwijze dat hij de belofte kon afleg
gen van, in zijne betrekking blijvende, nog in den loop de
zer zitting een ontwerp over dit onderwerp te zullen indienen.
De heer van Uoevell ging hierop mede de antecedenten van
den heer van Hall na, wiens inconsequentien hij met bitteren
scherts opsomde; waarop de minister van fimuncien te kennen
gaf niet gaarne het vertrouwen van dien spreker te genieten,
omdat hij vreesde in dat geval het vertrouwen van vele leden
der kamer te zullen verliezen.
Na nog eenige discussien hield de heer van Wintershoven
eene krachtige en indrukwekkende rede, in welks aanhef hij
het nut betoogde om bij gelegenheid der behandeling van de
begrooting te onderzoekeu of zich in het ministerie elementen
bevinden, die het goede op den constitutionnelen weg kunnen
tegenhouden of de regten der burgers kunnen bedreigen.
Spreker meende, dat in dit ministerie een man is gezeten, die
in de toekomst geene waarborgen kan opleveren voor de reg
ten, bij de grondwet voorgeschrevenhij kon den ministerpre
sident niet van den man afscheiden, omdat het persoonlijk
karakter van den staatsman noodwendig invloed moet uitoefe
nen op zijne politieke denkwijze. Hij wilde niet beleedigen,
maar in deze allergewigtigste en alleronaangenaamste discus
sie is op het einde van den tweeden dag nog geen lid der ka
mer opgestaan, om dien persoon tegen de aanvallen, tegen
hem gerigt, te beschermen. Daarvan was in geen parlemen
taire vergadering het voorbeeld te vinden. De verantwoorde
lijkheid daarvan moge rusten op hen, die gewoon z;jn het
ministerie te ondersteunen. Aan het einde zijner rede legde
spreker de verklaring af, dat hij aan de ontbinding der kamer
de voorkeur gaf boven den heerschenden en onnatunrlijken
toestand van politieke listigheid, onzekerheid en oneerlijk
heid, waarin wij thans verkeeren.
Nadat de heeren van Eek en ter Bru)gen Uugenholtz nog
kortelijk waren teruggekomen op het door hen gesprokene,
werden de algemeene beraadslagingen gesloten, en hoofdstuk
I (huis des konings) met algemeene stemmen aangenomen.
Woensdag ving men aan met de behandeling van hoofd
stuk II (hooge eollegien van staat en kabinet der konings).
Bij de behandeling van art. 6, kosten op het bezorgen der
uitgave van de vroegere handelingen der tweede kamer, dron
gen de heeren IVintgens en van Eek aan op eene bespoediging
van dat werk, waarvan de minister var. binnenlandscbe za
ken de toezegging gaf.
Op art. 22, „decoration, de kosten van het stempelen daar
onder begrepen," maakte de heer van Bosse de opmerking
dat dit artikel een van degene was, voor welke steeds meerde
re sommen werden aangevraagd. Thans werd daarvoor gc-