Bijvoegsel van de Middelburgsche courant.
Donderdag 29 November 1860.
9Iemorien van beantwoording
OP DE V0ORL00PIGE VERSLAGEN DEK TWEEDE KAMER NOPENS DE
Staatsbegrooting,
Hoofdstuk VIII (marine.) 1)
De minister wcdcrlegt de meening dat hij do zaken in een te gunstig
licht zou gesteld hebben. In den aanhef der memorie is alleen sprake
van het eindcijfer, hetwelk men ook nu weder beneden de acht millioen
hield, met inbegrip der werken te Willemsoord, doch zonder het
loodswezen. Met nadruk moet de minister opkomen tegen hetgeen
men noemt eene langzaam inkruipende verhoogiug van dit hoofdstuk,
waardoor het uitzigt op een eindcijfer vau vijf zes millioen, zoo als
het voor eenige jaren was, meer en meer werd verwijderd. JN ooit
werd, zoover het hekend is, dit uitzigt van de zijde der regering voor
gespiegeld. Ook niet door den vorigen minister van marine, die, toen
hij, nu ruim vijfjaren geleden, de kosten van zijn stelsel, naar de hem
toen "bekende gegevens en naar de toenmalige eischen, over twaalf
jaren verdeeld had, er schoorvoetend toe kwam, om, na dat tijdsver
loop, anderhalf millioen minder, maar toch altijd nog f 6,700,000 als
normaal eindcijfer teramen. En dit geschiedde vóór vijf jaren, toen
bijna alle materialen beterkoop en dc cischeu minder waren. Zóodra
de minister eenige (ver van volledige) ondervinding had opgedaan,
heeft hij te kennen gegeven, datnaar zijne overtuiging, nadatde groo-
te werken te Willemsoord zouden zijn betaald, de gewone marine-
bcgrooting 7i millioen zou moeten geraamd worden. Eu hierbij ver-
gete men niet, dat zich omstandigheden kunnen voordoen, waardoor
ook die vermindering noodwendig zou moetcu vervallen.
Wordt de memorie van toelichting hier en daar beschuldigd, de za
ken in een te gunstig daglicht te stellen, het voorloopig verslag daar
entegen plaatst somtijds zaken in de schaduw, die misschiet! verdien
den in wat beter licht uit te komen. Zoo wordt ter loops erkend dat
het drijvend materieel van aard veranderd is. Indien men nu maar
hieronder verstaat (zoo als in de vorige hegrooting uitvoerig is aan
gewezen en uit de ovcrgelcgden staten blijkt), dat er eene nieuwe
stoomvloot in plaats der oude zeilvloot wordt gebouwd en reeds voor
een goed deel voorhanden is, dan zal men aan die verandering van
aard toch wel eenige waarde mogen hechten.
Men wenscht huiten bcoordecling te blijven van hetgeen men vroe
ger onder eene reserve, die gereed is, verstaan hebbe. Maar zeker is
het dat de reserve, zoo als die voor 1861 wordt opgegeven, veel te ge
ring is gesteld. Waarom is daarbij alleen de zeilkorvet Prins Maurits
opgenomen? Zou niet liet fregat De prins van Oranje in weinige da
gen voor elke dienst gereed zijn? Hetgeen in de memorie van beant
woording op het voorloopig verslag der hegrooting voor 1S60 omtrent
de blokschepen in het algemeen is gezegd, mag men veilig op de
fregatten Doggersbank, Prins Alexander en Holland en op de korvet
Van Speyk toepassen. Zij zouden binnen eéne maand naar zee kun
nen gaan. Er zijn dus niet zoo weinig voor de active dienst geschikte
schepen opgelegd. Zouden, als de nood het vorderde, dc meeste der
in aanbouw zijnde stoomilottillevaartuigen niet binnen weinige weken
met eene krachtige batterij tot dc landsverdediging in dienst gesteld
of naar Oost Indie kunnen worden gezonden
Ofschoon men den leden, die op de meerdere kostbaarheid dei-
oorlogsschepen in deu tegenwoordigen tijd gewezen hebben, erkente
lijk is voor de hier geplaatste beschouwingen, moet men toch te ken
nen geven, dat zij de zaak te ongunstig voorstellen, wanneer zij, in
plaats van het herstel waarmede men zich vleide, van achteruitgang
gewagen.
Bij de behoefte in Oost Indie aan eene bemanning van omtrent drie
duizend koppen, hij de hoogst noodige reserve voor aflossing, verwis
seling, aanvulling of tijdelijke uitbreiding voor de divisie in West
Indie cn voor de wachtschepen enz. binnen 's lands, kan aan geene
vermindering der koppen-sterkte heneden de ÖÜOO gedacht worden.
Het getal zal zich moeten blijven bewegen in gewone tijden tusschen
6000 als minimum en 6500 als maximum.
Het wordt erkend dat de strekking bestaat om kleinere oorlogsche
pen te houwen, en wel omdat men het noodigste het eerst wildoen.
Men vergete hierbij niet dat de stoomschepen der 2e klasse, zoo als de
Djambi, Citadel van Antwerpen en Vice-Admiraal Koopman, even
lang zijn als de oude zeillinieschepeu enlangcr dan de grootste zcilfre-
gattcu, als de Prins van Oranje.
De minister treedt wijders in eenige bijzonderheden, ten betooge
dat hij geenszins bij de memorie van toelichting den schijn aannam
«dat geen der nieuw aangebouwde schepen iets te wenschen overliet."
Bestemming van de amsterdamsche werf uitsluitend of vooral voor
aanbouw, die te Willemsoord voor herstelling, ook van stoomwerktui
gen, is het doel. Daarmede moet inkrimping van de heide andere,
vooral van die te Vlissingeu, gepaard gaan. liet is den minister
aangenaam te zien dat in zijne bezwaren omtrent de onveilig
heid der werf te Vlissingcn, reeds bij de behandeling der loopende
hegrooting aangevoerd, maar toen door een geacht deskundige, afge
vaardigde uit Amsterdam, met het oog op den zeeuwschen spoorweg
en liet kanaal van Vlissingcn naar Middelburg minder geteld, thans
ook door eenige leden gedeeld wordt. Zoo lang echter de werf te Wil
lemsoord door de groote dok- en sluiswerken belemmerd is, on er te
Vlissingeu alleen schepen vau ons grootste charter kunnen worden
aangebouwd, blijft de verwezenlijking van het goede doel op de toe
komst verschoven. Moge het eene niet zeer verwijderde zijn
Aan het verlangen om jaarlijks eene zuivere opgave der kosten van
het loodswezen, ook wat aanbouw, herstelling cu uitrusting der loods -
booten betreft, te ontvangen zal voor het vervolg bij het indienen van
elke hegrooting kunnen voldaan wordenvoor het eerst over het
loopende jaar 1860, toen de loodsdienst aau hot rijk is overgegaan.
Met de in den vreemde en bij het departement vau oorlog genomen
proeven om geschut te trekken, tracht men hij de marine zoo veel mo
gelijk op dc hoogte blijven. Zelfs is men bezig een langen gegoten
ijzeren dertigponder no. 4 te versterken, om, als dit gelukt, dien latei-
van trekken te voorzien cn te beproeven.
Van de gemaakte opmerkingen op eenige der overgelegde staten
wordt de juistheid niet betwist, en men zal ze voor het vervolg iu acht
nemen.
Hoofdstuk IXn (departement van financien.) 2)
De aandrang op de indiening een er comptabiliteitswet beantwoordt
de regering met de opmerking, dat reeds verscheidene malen zulk
eene wet is ingediend, zonder dat zij tot stand heeft kunnen komen.
De moeijelijkheid van het onderwerp schrikt echter deu tegenwoordigen
minister van tinautien niet af,
De regeling van het beheer der vicarijgoederen kan nog niet aan de
staten generaal worden onderworpenhet onderzoek is nog hangende.
Door de opneming in hoofdstuk V der begrooting van een subsidie
van f 1,200,000 aan de provincie Groningen (voor den aanleg van ka
nalen), in termijnen van f 100,000 'sjaars, vervalt het vroegere plan
om de bezittingen der Ommelanderkas voor waterwegen cn waterwer
ken in die provincie dienstbaar te maken. De bestemming dier kas
blijft een punt van overweging.
Omtrent de circulaire waarbij dc handelmaatschappij aan de fabrie
kanten, die voor haar werken, verboden beeft om hunne werklieden
in vreemde muntspeciën te betalen, die niet dan met verlies weder af
te zetten zijn, en tegen welken maatregel men in het voorloopig ver
slag was opgekomen, beroept de regering zich op het oordeel der voor
deze zaak in 1855 benoemde commissie, welke uit allezins bevoegde
personen is zamen gesteld.
De wettelijke herziening van dc bestaande verordeningen op de
groothoeken der nationale schuld, welke herziening tevens zou kun
nen worden dienstbaar gemaakt aan de invoering van certificaten,
regtstrecks van 's rijks wege uitgegeven, mag, gelijk uit het gedrag
der zich opgevolgd hebbende ministers van financiën gebleken is dat
ook hunne meening was, gerangschikt worden onder die onderwer
pen, welke, ofschoon steeds wenschelijk, toch minder dringend dan
andere de bemoeyingen van de wetgevende magt inroepen. Dc rege
ring verliest echter de wenschelijkheid van de bedoelde herziening
niet uit het oog, cn heeft nog in den loop dezes jaars, daartoe noodige
bouwstoffen van buiten 's lands ontboden cn ten deele verkregen.
Eene hervorming van de ncderlaudschc koperen pasmunt is sinds
lang beschouwd als in meer dan ée'n opzigt wenschelijk. Voorstellen
dienaangaande worden van het muntcollegie ingewacht en zullen te
hunner tijd aau dc goedkeuring van de wetgevende magt worden on
derworpen.
Het aangegeven denkbeeld betreffende eene nieuwe indeeling van
de commiescn in drie klassen, ten einde langs dien weg aan de be
staande commicscn der laagste klasse eene geringe verhooging van
tractcmcnt te kunnen doen ten deel vallen, zal de regering gaarne
tot een punt van nadere overweging maken bij gelegenheid van de za-
menstelling der nieuwe staatshegrooting voor 1862, als beslaande ook
hij haar de overtuiging dat de bezoldiging van de bedoelde commiesen
van de 4e klasse inderdaad te laag is. om in de tegenwoordige tijden
de noodzakelijke behoeften, inzonderheid van talrijke huisgezinnen, te
kunnen bestrijden, vooral daar thans op verreweg de meeste stand
plaatsen geen noemenswaardige leges of emolumenten hoven het vaste
tractcmcnt meer genoten worden.
Bij de heoordeeling van het cijfer der bclooning van den directeur
der staatsloterij mag naar billijkheid niet worden voorbijgezien de
groote geldelijke verantwoordelijkheid welke op hem rust; te grooter
eensdcels, omdat hij aansprakelijk is voor de bclaugrijke credieten,
welke ten behoeve der collecteurs moeten worden geopendander
deels, omdat hij veelal hoogst aanzienlijke sommen beschikbaar hou
den moet, waaruit aan zijne zijde weder de vcrpligting tot het stellen
van cenen grooten borgtogtten behoeve van het rijk is ontstaan. Even
zeer moeten daarbij in aanmerking worden genomen de zeer omslag-
tige bemoeijiugen, welke vaneen deugdelijk beheer der staatsloterij
onafscheidelijkzijn. Tegenover dit alles, is de door den directeur regt
strecks uit de schatkist genoten wordende bclooning bezwaarlijk vol
doende te achten. Op dien grond is hij voortdurend in het genot
gelaten van de voordcelen, welke het verleenen van crediet aan de
collecteurs oplevert; doch dit weder ouder vcrpligting om daaruit te
vergoeden de aanzienlijke kosten, verhonden aau het beheerder loterij,
bestaande in belangrijke drukloonen, de beloouing van den boekhou
der en verdere bedienden, van trekkers,noinmerroepers enz.
Hoofdstuk XII (onvoorziene uitgaven.) 1)
De regering verdedigt in deze memorie van beantwoording het ge
bruik, dat zij uit dc gelden van dit hoofdstuk gemaakt heeft. De be
oordeeling daarvan is, baars inziens, afhankelijk van dc vraag of die
gelden nuttig zijn besteed geworden, van het verleenen van gratifica
tiën en onderstanden iu bijzondere gevallen kan de regering zicli niet
geheel onthouden, ofschoon daarmede spaarzaam wordt te werk gegaau
Met opzigt tot de voor geheime uitgaven bestede som van ruim
f 8,200 is, blijkens het verslag, de aandacht gevallen op de betrekke
lijk hooge som welke aan het departement van marine is verstrekt.
Het ligt in den aard der zaak, dat gecnc andere toelichtingen kunnen
worden gegeven dan alleen de verzekering, dat die gelden iu het bc-
laug van 's rijks dienst zijn besteed geworden.
Met betrekking tot het geopperde bezwaar, dat aan het departement
van justitie gelden voor geheime uitgaven uit dit hoofdstuk worden
verstrekt, meent de regering te mogen verwijzen naar het daarop in
het voorgaande jaar gegeven antwoord. Dc geheime uitgaven, op de
hegrooting vau het departement van justitie voorkomende, hebben
eene bepaalde bestemming, en kunnen niet tot andere einden worden
aangeweud.
Omtrent de uitkeeringeu aan twee gemeenten in Zeeland, op grond
van de onteigeningswet, meent de minister van binnenlandsche zaken,
dat de toepassing van art, 72, laatste alinea dier wet, in casu niet
twijfelachtig was.
Hoofdstuk V (binucnlandsche zaken.) 2)
Aan de uitvoerige memorie van beantwoording der regering, die 4S
folio-bladzijden groot is, eu als bijlage vergezeld is van een breed
voerig rapport van dr. W. O II. Staring, omtrent hetgeen ervoor de
geologie van Nederland verrigt is en nog te verrigtcn valt. inzonder
heid met liet oog op de werkzaamheden voor dc geologische kaart vau
Nederland, ontlecuen wij het volgende.
De regering begint met de aanmerking te wederleggen, al sof de
aangevraagde uitgaven voor dit hoofdstuk, zelfs met ter zijde stelling
van dc kosten voor de spoorwegen, liooger zouden zijn dan die van vo
rige jaren. Bovendien kan er verschillend gedacht worden over de
noodzakelijkheid cencr uitgaaf. Iu het voorloopig verslag der kamer
zelf volgt op de opmerkiDg, dat de som van f 50,060, die meer voor de
algemeene rivierverbetering is uitgetrokken, en dc bijdrage van
f 100,000 voor de schccpvaartkaualcn in Groningen wclligt achter-
1.) liet voorloopig verslag der afdeelingen over dit hoofdstuk is me
degedeeld bij ons nommer van 1 dezer.
2) Het voorloopig verslag over dit hoofdstuk is gevoegd bij ons no.
vau 80 october jl.
1) Zie voor liet voorloopig verslag van dit hoofdstuk 't bijvoegsel vau
ons nommer van 30 October.
2) ITcfc voorloopig verslag over dit hoofdstuk is medegedeeld bij ons
nommer van den 3 dezer.
wege hadden kunnen blijven, de verklaring, dat het nut dezer wer
ken niet betwist wordt.
De klagt over de vermeerdering der ambtenaren hij het departe
ment verdient toelichting. Wanneer hij de bestaande afdeelingen van
het departement het werk toeneemt, dan kunnen daarmede doorgaans
de reeds aanwezige ambtenaren belast wordendoch wanneer geheel
nieuwe afdeelingen voor speciale onderwerpen worden opgerigt, dan
is de aanstelling van afzonderlijke ambtenaren voor die nieuwe takken
van bestuur onvermijdelijk.
De minister treedt in een uitvoerig overzigt van de vermeerdering,
die de werkzaamheden bij zijn departement zullen ondergaan als een
gevolg van de aangenomen spoorwegwet. De aangevraagde post van
f 10,000 moet strekken, om de daarop vallende kosten te bestrijden,
doch de minister wil aau zijne plannen, hoe hij die zaak denkt te rege
len, in dit stuk geene volledige openbaarheid geven, omdat de goede
verwezenlijking van zijn plan daardoor in de waagschaal zou worden
gesteld. De hoofdinspecteur van den waterstaat (de heer van der
Kun) die tot dusverre, behalve met de algemeene dienst van den wa
terstaat, belast was den minister hij de behandeling der zaken betref
fende den waterstaat en de publieke werken ter zijde te staan, is lid
geworden van de commissie „voor de staatsspoorwegen en moet dus
door een anderen hoofdambtenaar vervangen worden, wiens tracte-
ment zal moeten worden gevonden uit die f 10,000.
In weerwil van deze vermeerdering van werk, heeft de minister
geenszins liet voornemen om eenig voorstel tot splitsing van zijn de
partement in twee deeleu te doen, hetgeen buiten twijfel de kosten
verre hoogcr dan het thans aangevraagde zou doen stijgen.
De minister verklaart overigens, dat hij niet heeft te klagen over de
arbeidzaamheid der ambtenaren van zijn departementen hij legt zelfs
gaarne het getuigenis af, dat een groot aantal op dit punt allen lo
verdient.
Dc aandrang in het voorloopig verslag om de brandstoffen voor het
departement hij openbare aanbesteding aan te schaffen, noopt den
minister om in overweging te nemen of niet een volgend jaar overeen
komstig dien wensch zal kunnen gehandeld worden. Belangrijke he
sparing ziet hij daarvan echter niet te gemoet.
Het is der regering niet hekend, dat, wanneer tot de verkiezing van
een lid der eerste kamer wordt overgegaan, aan de leden der provin
ciale staten eene gedrukte lijst van de hoogst aangeslagenen in hunne
provincie wordt voorgelegd. In sommige provinciën althans heeft dit
stellig geen plaats, maar worden daar ter inzage van de leden der sta
ten al de nomraers van dc Staats-courant ter griffie nedergelegd, waar
in de lijsten der hoogst aangeslagenen in al de provinciën voorkomen.
De regering wil gaarne iu overweging nemen, of het noodig zij, dat
eene alphabetische lijst van de hoogst aangeslagenen in geheel het rijk
aau elk lid der provinciale statenvergaderingen worde uitgereikt.
Mogt daartoe worden besloten, dan schijnt het ter besparing van kos
ten de voorkeur te verdienen, dat zoodanige lijst van regeringswege
en niet van wege elke statenvergadering worde gedrukt, Ofzoodanige
maatregel eenigen invloed op de verkiezingen zal uitoefenen, schijnt
minstens te moeten betwijfeld worden.
Het wetsontwerp betreffende de nationale militie is voltooid en
maakt met de memorie van toelichting een onderwerp van overweging
hij den raad van state uit. Vermoedelijk zal het tijdens de beraadsla
gingen over de begrooting kunnen ingediend worden.
Wat de indiening van een ontwerp van wet op dc schutterijen be
treft, blijft de regering hij de reeds bij herhaling kenbaar gemaakte
meening volharden, dat eene gelijktijdige indiening van de heide hier
bedoelde wetsontwerpen niet wenschelijk en raadzaam isin de memo
rie van toelichting, die het wetsontwerp betreffende de militie verge
zelt, zijn de gronden nader uiteengezet waarop die mcening rust. Zoo
lang de iurigtiug van de nationale militie niet door de wet is geregeld
en de beginselen niet zijn vastgesteld waarop die regeling zal rusten,
acht de regering, wegens het uaauwe verhand waarin beide onderwer
pen tot elkander staan, zich niet genoegzaam in staat, nu reeds, bij de
indiening van het wetsontwerp omtrent de militie, de beginselen te
doen kennen, welke zij ten opzigte van de wettelijke regeling van de
schutterijen voornemens is te volgen.
De regering vleit zich dat een wetsontwerp betrekkelijk dc inkwar
tiering nog in de tegenwoordige zitting der staten generaal zal kunnen
worden ingediend.
De aanbieding der geneeskundige wetsontwerpen zal zoo veel mo
gelijk bespoedigd worden.
De regering verdedigt den door haar voorgestelden maatregel, om
de inenting door belooningcn aan te moedigen, op grond van de erva
ring. In 1818 werd die maatregel ingevoerd, maar in 1843 afgeschaft
omdat men de zaak als goed gevestigd beschouwde. Het is gebleken,
dat dit niet het geval is geweest, en daarom wil de regering er nu op
terugkomen. Dc pokken-epidemie vóór twee jaren was het hevigst iu
die gemeenten, waar de inenting het meest verwaarloosd was.
Ook de wenschelijkheid om de opleiding van vroedvrouwen te be
vorderen, wordt door dc regering staande gehouden. Vooral ten plat
ten lande wordt de behoefte daaraan levendig gevoeld. Eene verhef
fing van dien stand is niet verkregen door der zaak haren loop te laten;
het is dus noodig, dat hierin door de regering worde voorzien.
De kwcekclingen aan 's rijks veeartsenijschool hebben dit jaar, door
de vermindering der jaarlijks vau hen gevorderde bijdrage van f 350
tot f 200, het buitengewone aantal van 22 bereikt, hetgeen natuurlijk
eene vermeerdering van uitgaven voor die school noodig maakt, als
mede eenige veranderiug in de inrigting. Zoo zal de voeding der
kweekelingen niet meer plaats hebben buitenshuis, maar in de school
zelve.
Tot de hervatting der uitgaaf van den staatsalmanak, waarmede
men zich in enkele afdeelingen weinig ingenomen heeft betoond, was
geruimen tijd vóór het optreden van den tegenwoordigen minister van
binnenlandsche zaken besloten. Bij ziju optreden was de almanak
voor IS60 nagenoeg voltooid. Nu eenmaal de grondslag gelegd is en
volgende jaargangen met meer gemak kunnen worden zamengesteld,
schijnt het wenschelijk, de onderneming te doen voortzetten.
Men zal zich gaarne beijveren, dc uitkomsten der vierde tienjarige
volkstelling zoo ras mogelijk hekend te maken. Het behoeft echter
uaanwelijks te worden opgemerkt, dat, zoo niet over een aanzienlijk
buitengewoon personeel kan worden beschikt, het onderzoek en de
verzamelingsarbeid, die daaraan vooraf moeten gaan, een werk van
zeer langen adem is, waarbij in elk geval meer naar naauwkeurigheid
moet worden gestreefd dan naar bespoediging. Dit is ook vroeger
ondervonden, toen de uitkomsten der volkstelling van november 1849
eerst in 1852 en 1853 het licht hebben gezien.
De regering zou mcenen te rnogeu betu ijfelen, dat de vruchten van
den arbeid der rijkscommissie voor statistiek nu reeds op genoegzame
gronden kunnen worden beoordeeld. Eerst dan, wanneer hare voor
stellen in toepassing zullen worden gebragt, schijnt dit het geval te
kunnen zijn. Wil men zich evenwel iu zoodanige heoordeeling hege
ven, dan is niet uit het oog te verliezen, dat de rijkscommissie werd
zamengesteld uit onbezoldigde leden, wier groote meerderheid tevens