Overleden J. P. Scheffer, z. 3 m. J. Sandee, man van S- I
Boone, 76 j. C. van Fraassen, man van M. E. Poelman, 62 j.
Zierikzee, van 17 tot 21 november.
Bevallen C. Thielen geb. Dietvorst, z. S. van den Houten
geb. Syriër, d. A. Anker geb. Versteeg, d. A. Speet geb.
Tryzelaar, d.
OverledenC. H. van der Have, d. 13 d. S. van den Doel.
wed. van C. Reijnhoudt, 78 j. E. de Jonge, man van C. Gil-
lesse, 60 j. M. A. Priester, jd. 19 j.
Thcrmonieterstand.
26nov.'s av. 11 u. 41 gr.
27 'smorg. 7 u. 36 'smidd. 1 u. 42gr. 'sav. 11 u. 36 gr.
28 's morg. 7 n. 34 'smidd. 1 n. 36 gr.
Staten generaal.
TWEEDE KAMËK.
Maandag zijn de algemeene beraadslagingen geopend over
de wetten tot vaststelling der staatsbegrooting voor 1861.
Daarbij voerde de heer van Bosse het eerst het woord. Hij
begon met op te merken dat het tegenwoordig tijdstip, hij de
behandeling van deze begrooting. belangrijk was. Hij wees
op de handelingen van de behoudende partij, die voor de finan
ciële belangen niet voordeelig waren. Vooral deed hij inzien
wat ten opzigte van de spoorwegen was geschied; voorgoed
was ook ter zijde gesteld het beginsel om de financien niet
afhankelijk te stellen van de koloniale baten. Als algemeen
rapporteur deed hij opmerken dat de antwoorden der regering
op de voorloopige verslagen het karakter hadden van een
zamenspraak tusschen den minister van financien en diens
voorganger. Als steller van het algemeen rapport moest hij
tegen die strekking opkomen. Op het getuigenis der leden
zich beroepende, zeide hij dat de zaken, die in de voorloopige
verslagen behandeld zijn, in de afdeelingen besproken waren.
De beweringen in de memorie van beantwoording, dat de
tegenwoordige minister van tinancien niets meer bail gege-
en dan zijn voorganger, en dat het voorloopig verslag der
afdeelingen als het ware een protest inhield, van de minder
heid tegen de besluiten der meerderheid, achtte hij onjuist
Hij noemde onderscheidene bijzonderheden op. ten betooge
dat in de memorie van beantwoording een aantal onnaauw-
keurigheden voorkomen, en verdedigde het voorloopig ver
slag tegenover het gevoelen des ministers, als of liet niet
naauwkeuvig onderscheidene bijzonderheden had in het licht
gesteld. Spreker vergeleek de begrooting van het loopende
jaar niet de nu voorgestelde, vooral met betrekking tot de ge
wone en buitengewone uitgaven, en drukte de meening uit
dat de financieele toestand op dit oogenblik te fraai gekleurd
is. Tot de begrooting zelve overgaande, verklaarde hij dat
zijns inziens het stelsel van rentegarantie met concessie meer
voordeelen voor 's rijks financien geeft dan het thans voor den
aanleg van spoorwegen aangenomen beginsel. Verder keurde
bij zeer af de wijziging der briefporten, eene ruime bron van
inkomsten voor den staat, de afschaffing van de belasting op
de brandstoffen, het voornemen om den spoorweg in Noord
holland niet ten westen maar ten oosten heen te rig ten en een
hoogst kostbare brug aan te leggen over het Noord li ollandsch
kanaal, alsmede de grooteuitgaven die de spoorwegen zullen
vorderen, zal de Zeeuwsche lijn iets heteekenen en zal de aan
sluiting te Venlo worden verkregen.
Hij drong voorts aan op de indiening eener wet, regelende
de verantwoording der koloniale geldmiddelen, welke hij
thans meer dan ooit noodig acht, nu cr door het besluit tot
den aanleg van spoorwegen groote lasten op den staat worden
gelegd.
De heer ter Bruggen 'Hugenholtz verklaarde zich verpligt
te achten om zijne overtuiging betrekkelijk deze begrooting
rondborstig uit te spreken, en ving aan met de betuiging dat
hij in sommige leden van bet kabinet, en bepaaldelijk in den
minister van financien, geen zoodanig vertrouwen stelde, als
hij vooral na de aanneming der spoorwegwet onmisbaar acht,
voor eene regering welke deze moet ten uitvoer leggen. Hij
ging de parlementaire loopbaan van den heer van Ilall na,
vooral over de jaren 18491853 en vond daarin een aantal
inconsequentien. Ook thans vreest hij dus met grond dat die
minister niet altijd het zelfde gevoelen zal blijven voorstaan.
Spreker zeide wijders zich niet verder te willen verdiepen in
de slingeringen van dit politiek karakter, en ging daarop na,
hoe de belangrijke staatsuitgaven moeten bestreden worden.
De opbrengst der belastingen aclit hij zeer hoog geraamd, en
met betrekking tot de indische baten verklaarde hij zich ten
sterkste tegen liet vasthouden, aan het autocratisch beginsel
omtrent onze koloniën en de wijze van beheer der koloniale
geldmiddelen. Zeer ongaarne zou hij meerdere lasten op het
nederlandsche volk zien gelegd, waartoe de minister van finan
ciën, blijkens de door hem geleverde bewijzen, meer dan eens
geen bezwaaar had gezien bij opkomende moeijelijkheden
over te gaan. Spreker wees er ten slotte op, dat zijne goed
keurende stem aan de wetopde rcgterlijkeinrigtingingeenen
deele een votum van vertrouwen in dit kabinet was. en zeide
voornemens te zijn aan de hoofdstukken, welke meer bepaald
betrekking hebben op het departement van financien, zijne
stem te onthouden.
De minister van financien beantwoorde hierop de heide
sprekers. De laatste spreker had. zeide hij, de discussien op
een verkeerd standpunt gebragt, vreemd aan den tegenwoor-
digen toestand. Er heevscht algehcele vrijheid, en er kan geen
reden zijn om verdeeldheden op tc rakelen, althans niet op
gronden als door den vorige spreker zijn aangevoerd. Diens
rede en de beschouwing van al de phases van des ministers
staatkundig leven, waarin men reden zocht om hem van begin-
selloosheid te beschuldigen,achtte hij vol insinuatien, waarvan
de minister zelf bewust is. zich altijd te hebben onthouden.
Het was wel hard, voor hem minister, beschuldigingen te hoo- j
ren als die spreker heeft opgestapeld; wel hard, als hij den
lande diensten heeft bewezen, zoovele als hij niet noemen
kan. En wat is er nu van zijn staatkundige loopbaan Ook
hij kan somtijds zijn afgeweken, maar zijne politieke rigting
was vanl842, af steeds geweest die van een gematigd liberaal.
Wanneer is hij van die gedragslijn afgeweken? De minister
meent naar zijne rede van november 1855 te moeten verwij
zen, waaruit zijne gedragslijn helder in het oog zoude sprin
gen. In 1856 is de minister vrijwillig, geheel ongedwongen
afgetreden, en zijne ambtgenooten zijn hem gevolgd. Hij
heeft een stil leven gaan leiden, toen in 185S vele vrienden
van hem optraden, onder anderen de minister, die later nooit
is afgeweken, en hij achtte liet zich tot een duren pligt, dien
minister te ondersteunen, als lid der kamer.
Men kon de handelingen der ministers beoordeelen, en dat
oordeel kon niet ongunstig zijn; het had de spoorwegen en
de regterlijke organisatie tot stand gebragt. Al had hij alleen
ministers aan den koning voorgedragen die dat konden tot
stand brengen, dan meende hij reeds eene groote dienst te
hebben bewezen. De rede van den heer van Bosse beant
woordde hij omtrent sommige punten van financieelenaard.
Hij verdedigde zijne uiteenzetting van 's lauds financieelen
toestand tegen de beschuldigingen van eenzijdigheid en onvol
ledigheid, en trachtte breedvoerig met cijfers aan te toonen dat
de stand onzer geldmiddelen zeer gunstig is. Bij de behande
ling van het IXde hoofdstuk B en de wet op de middelen zou
hij over andere zaken, die hoofdstukken betreffende, spreken.
Ten onregte had men aangemerkt, dat hij omtrent de koloni
ale aangelegenheden, in verband met de begrooting in het al
gemeen staande, den minister van koloniën niet had vrijgela
ten maar, aangezien deze het beste daarover kan spreken,
had hij zich gerefereerd naar hetgeen deze bij hetXIde hoofd
stuk had aangevoerd.
De lieer van Zuylen van Nyevelt drukte de meening uit dat
de minister van financiën vele der in deze beraadslaging en in
de voorloopige verslagen behandelde punten verkeerd had
begrepen, althans onjuist beantwoord. Het komt hem voor,
dat op de vragen van het voorloopig verslag als het ware
geantwoord is dat liet de kamer niet aangaat wie de ministers
waven, maar dat deze gekomen waren om spoorwegen daar te
stellen. Spreker ging daarop ook de antecedenten van den
tegenwoordigen minister van financien na, altijd beschouwd
als de type van het behoudend beginsel, ofschoon hij zich ge
matigd liberaal noemde. Wat de materieele welvaart betreft,
door dit kabinet aan liet land te schenken, keerde hij wederom
tot de wet op de spoorwegen terug, die reeds vier maanden ge
leden was aangenomen, zonder dat nog uitzigt bestaat wan
neer de uitvoering zal aanvangen. Met bijtende scherts vroeg
spreker, of liet met de wet van augustus 1860 welligt even
eens zoude gaan als met de kerkwet van 1853 Toen moesten
de bisschoppen worden geweerd, maar de bisschoppen zijn
gekomen. Nu moeten de spoorwegen komen, maarzullen
de spoorwegen ook welligt worden geweerd?
Het einde zijner rede was gerigt tegen onzen natuurlijken
politieken toestand. Wij hadden ja een minister der meerder
heid, maar de meerderheid moest de kamer domineren deze
minister werd slechts getolereerd door de meerderheid, omdat
hij werd gebruikt als het voertuig van de wenschen en de ver
wachtingen, ontstaan uit plaatselijke belangen. Met weinige
woorden den politieken toestand van dezen oogenblik karak
teriserende, merkte spreker opwij hebben een ministerie, dat
steun vindt bij de oppostie, wij hebben een oppositie, waaraan
een gedeelte, om welke reden dan ook, de steun is der regering;
wij hebben eene rainisterieele partij, die dit niet ziet of liever
niet zien wil; maar nergens waarheid, niemand bevindt zich
op zijn eigenaardig standpunt. Doch welligt gaat hij te ver.
Enkele leden zijn er. die den regten weg bewandelend, zich ook
thans gelijk blijven.
In deze zitting zijn ingekomen twee wetsontwerpen, als:
een tot verduidelijking van art. 6S der wer op de onteigening
ten algemeenen nutte, en een tot inkoop en amortisatie van
rentegevende nationale schuld.
Dingsdag zijn de algemeene beraadslagingen voortgezet en
ten einde gebragt. Daarbij voerden de heeren Duymaer van
Twist, van Eek, van Goltstein, van Hoëvellen van Win tersho
ven het woord ter bestrijding van het ministerie. De minis
ters van Hall- en Rochussen verdedigden daarentegen de ge
dragslijn van het kabinet. Hoofdstuk I (huis des konings)
werd vervolgens aangenomen.
Üuitcnlanïiscljc tijdingen.
Amerika.
Blijkens de berigten uit New York van 10 dezer had de
zekerheid van de verkiezing van den heer Lincoln tot presi
dent der Yereenigde staten in het zuiden der Unie de gemoe
deren in groote beweging gebragt. Doch alleen in Zuid Caro
lina, George en Alabama scheen de meerderheid of een groot
deel althans van de bevolking ernstig aan afscheiding van de
Unie te denken. In Zuid Carolina was door de wetgevende
vergadering aan de regering het noodige geld bewilligd om
liet land in staat van tegenweer te stellen, en besloten den wil
der bevolking te raadplegen door bet zamenroepen eener bij
zondere vergadering van volksafgevaardigdenwelke echter
eerst in de maand januarij aanstaande zou bijeen komen. An
dere stappen tot ontbinding der Unie waren er volgens de
jongste berigten in het zuiden nog niet gedaan; doch aan hef
tige bedreigingen en buitensporige plannen ontbrak het er
niet. Zoo was op eene plaats door de woordvoerders voorge
slagen de betaling van alle aan ingezetenen der noordelijke
staten verschuldigde geldsommen te weigeren op eene ande
re plaats was liet vertrek van een met katoen geladen en naar
New York bestemd schip door de volksmenigte belet, op
grond dat de zuidelijke staten niet langer het noorden behoor
den te voorzien van hetgeen liet voor zijn fabriekwezen
behoefde.
In een berigt uit Washington wordt verzekerd dat de pre
sident Buchan an voornemens was in de jaarlijksche bood-
schap,waarmede hij den 6 december de zitting van het congres
zal openen, te erkennen dat iedere staat het regt heeft om
zich van de Unie af te scheiden, maar tevens dringend tegen
de uitoefening van dat regt te waarschuwen.
Uit de ontvangen berigten blijkt dat de stemming tot ver
kiezing van den president der Unie, op 6 dezer overal in de
Yereenigde staten gehouden, zonder ernstige rustverstoring
is afgeloopen. hoe groot ook de spanning der gemoederen was.
Engeland.
Londen 24 november. De keizerin der franseben is uit
Edinburg naar Perth vertrokken, waar zij gisteren namiddag
is aangekomen. II. M. is voornemens eenige uitstapjes naar
Balmoral en andere merkwaardige punten in Aberdeenshire
te maken.
Het conservative weekblad The press spreekt hetgerucht
tegen, dat lord Derby voornemens zoude zijn niet langer als
het hoofd der oppositie op te treden.
Het zelfde blad meldt verder, dat keizer Napoleon een mon
deling onderhoud met de engelsche ministers over de buiten-
landsche aangelegenheden wenscht.en het verblijf van de kei
zerin Eugenie in Groot-Bvitannie als voorwendsel wil bezigen,
om Engeland te bezoeken.
De dagbladen hebben de volgende mededeeling ontvan
gen van het departement van buitenlandsche zaken „Eene
zeer slecht overgebragte telegrafische dépêche is gisteren
avond uit Suez, over Malta ontvangen. Zij meldt, opgrond van
de China-mail van 1 october,dat in net noorden de vijandelijk
heden een aanvang hadden genomen, dat twee schermutselin
gen met de tartaarsclie kavallerie hadden plaats gehad, welke
teruggeslagen werddat het geallieerde leger in eene vijande
lijke positie voor Peking stond en dat de Chinezen onderhan
delingen hadden geopend, doch niet op een nederigen toon,"
Brieven uit Darmstadt zeggen dat prins Lodevvijk van
Hessen, de vermoedelijke troonopvolger, eerlang voor eenige
weken naar hier zal komen, waarop zich veler hoop grondt
dat de sedert lang besproken verloving van dien prins met
prinses Alice van Engeland na kersmis vormelijk plaats heb
ben en ter openbare kennis gebragt worden zal.
Het valt moeijelijk om uit de berigten van China de
waarheid te onderkennen. Het volgende schijnt echter uit
een en ander voort te vloeijen. Den 20 september waren de
geallieerde troepen op 32 mijlen afstands van Peking geko
men, en op 12 mijlen van Tchang-Tcliéou, waar de onder
handelingen over de vrede zouden geopend worden tusschen
lord Elgin, met baron Gros ter eener zijde, en een broeder
van den chineschen keizer met twee commissarissen, terandere
zijde. In tusschen had dit vooruitzigt op den vrede de militaire
operatien niet terug gehouden, en bijeen dier gelegenheden
moet een korps van 30,000 man tartaarsclie kavallerie geheel
verslagen zijn, meteen verlies van 2000man en 50 stukken.
Drie officieren van het engelsche leger benevens de tolk en
de secretaris van lord Elgin en de correspondent van het dag
blad The times, die zich vermoedelijk te ver hadden verwij
derd, zijn gevangen genomen en naar Peking opgezonden.
Zij worden er goed behandeld, en men vleit zich met hunne
spoedige verlossing, daar lord Elgin deze eisclit alvorens eenige
onderhandeling voort te zetten.
Kuitschlaml.
W eencn 23 november. Die Presse verzekert dat vooreerst
geene verandering in het ministerie zal plaats hebben, behalve
dat de heervon Pléner, minister van financien, door een ander
zal worden vervangen.
Berlijn 25 november. Het doel der reis van keizer Frans
Jozef naar Stuttgardt is, naar men verzekert, geweest, om
de laatste hand te leggen aan eene overeenkomst met het wur-
tembergsche hof, waarbij de koning van Wurtemberg zich
verbindt, een legerkorps te zenden, ten einde Tyrol te bezet
ten, indien Garibaldi's woorden waarheid worden en de oorlog
tusschen Italië en Oostenrijk in het voorjaar uitbreekt. Men
weet, dat graaf von Reéhberg zich in het begin dezer maand
naar Stuttgard heeft begeven. De minister heeft alstoen het
verdrag voorbereid, waaraan nu door den keizer de laatste
hand is gelegd. Eene dergelijke overeenkomst bestaat tus
schen Beijeren en Oostenrijk. In eerstgenoemd rijk worden
de voorbereidselen tot een oorlog met eene merkwaardige
activiteit voortgezet, en alles doetgelooven, dat de koning van
Saksen, zoo geheel aan de dynastie van het keizerlijk oosten-
rij kseh huis gehecht, geen zwarigheid zal maken, om, even als
in 1S59, al zijne beschikbare troepen naar Tyrol te zenden.
Frankrijk.
Parijs 26 november. De Moniteur zegt dat de administratie
der zaken van eeredienst met het ministerie van onderwijs
yereenigd blijft, en niet daarvan zal worden afgescheiden,
gelijk sommige dagbladen verondersteld hebben.
De kardinaal aartsbisschop van Besanyou heeft eene
brochure in het licht gegeven, getiteldEen woord van den
kardinaal Matthieu, betreffende de brochurePaus en keizer.
De kardinaal protesteert daarin ten krachtigste tegen alle
plannen tot scheuring, en verklaart dat de bisschoppen en
priesters, evenals de geestelijkheid in 1792, zich liever aan
het verlies van goederen, zelfs aan verbanningen dood zullen
blootstellen, dan de zaak van den heiligen stoel te verlaten.
Naar men zegt heeft de keizer een eigenhandigen brief
geschreven aan koning Victor Emmanuel, waarin verklaard
wordt, dat voortaan aan Sardinië eenige meerdere ruimte zal
worden gelaten in den aanval van Gaëta van de zeezijde.
Uit Beyruth wordteen eenigzins zonderling feit mede
gedeeld. Pater Lavigène, hoofd van de broederschap der Laz-
zaristen in het Oosten, heeft namelijk ruim 2 millioen francs
in ontvangst genomen uit de ingeschreven gelden ten behoeve
der syrische christenen. In plaats van dit geld, volgens de
bedoeling der gevers, aan de noodlijdenden uit te deelen, of
daarvoor iets ter leniging van hun nood te doen, heeft hij
daarvan een fonds gemaakt, waaruit de kosten worden gevon
den ter plaatsing van 150 christen kinderen op de collegien te
Gazir en Ain Toura. De christelijke bevolking is tegen deze
willekeurige handeling opgekomen en heeft zich daarover
voorloopig tot den frauschen consul te Beyruth gewend, ter-