het voorstel van den heer F. van Deinse vereenigen kunnen.
Spreker acht bij ondervinding, voor eenige corporatie de te
ruggave in 13 jaren zeer bezwarend. Hij zou voort*» ook wel
vóór het denkbeeld van den heer Hammacher zijn, en is voor
zich niet zoo bevreesd voor het aangaan van leeningen, wan
neer daaraan werkelijk dringende behoefte tot een nuttig
doel bestaat. Als men nagaat dat er in Noord-Brabant reeds
meer dan 100 uren gaans grindweg liggen, terwijl daar de
provinciale schuld f 809.500 bedraagt, tegen f277.000 in
Zeeland, gelooft hij niet dat men zoo huiverig behoeft te zijn
voor het aangaan van meerdere schuld voor nuttige einden.
Nadat de heer Hammacher nog nader op het door hem ge
sprokene was teruggekomen, betuigt de heer Verhagen dat hij
tot zijn leedwezen het voorstel van den heer F. van Deinse
niet kan ondersteunen, hoe groot voorstander hij ook is van
verbetering der middelen van communicatie. Intusschen zijn
sprekers beweeggronden, meent hij, schier even ver van die
der bestrijders, als van die der voorstanders verwijderd. II j
toch vindt het niet onregtvaardig tegenover vroeger gehol-
penen, wanneer men thans een anderen vasten regel aan
neemt; allerminst vindt hij den maatregel af te keuren, om
dat vroeger op een gelijksoortig verzoek uit Walcheren afwij
zend is beschikt, maar hij acht het voorstel een zoo belang
rijken greep in het financieel stelsel der provincie, datniemand
er thans de gevolgen nog van kan overzien. Metverbaz.ng
hoorde hij den raad geven om de provinciale lasten nog te
verhoogen. Spreker meent dat er in geen ander gewest, zoo
veel als in Zeeland voor het provinciaal huishouden wordt
geheven, hetgeen hij staaft door c'jfers. H j betreurt het
verder dat de regels zijn afgeschaft, vroeger gesteld voor de
volgorde waarin aanvragen zouden worden in achtgenomen.
Ten slotte wijst hij op de pogingen door particulieren in het
ide district tot wegsverbetering aangewenddat voorbeeld
kon men ook in het 5de district volgen, en als het waar is. zoo
als de heer F. van Deinse zegt, dat de pachters alle lasten
moeten dragen, zouden de grondeigenaren toch zeer goed
krachtdadig kunnen medewerken om uit eigen middelen ver
betering aan te brengen.
De heer Blaauheen betoogt hierop dat, juist de overweging
dat men van den gestelden regel in geen geval wenscht af te
wijken, hem aanleiding geeft om het voorstel tot verlenging
van den termijn van teruggave, aanbevelenswaardig te achten.
Spreker wijst op de directie van het middel voor straten en
wegen in Zuidbeveland, welk ligchaam aldaar veel ter verbe
tering aanbragt, eerst door het maken van zandwegen, later
door den aanleg van grindwegen of klinkerpaden. Ook die
directie kreeg rentelooze voorschotten van de provincie, maar
hij weet van nabij hoe bezwaarlijk het haar viel om deze in
13 jaren te restitueren, en dat met herhaaldelijk latere aan
vragen door haar zijn geschied, ligt alleen in hare overtuiging
dat zij niet bij magte zou zijn tot de geregelde teruggave.
Spreker gelooft eindelijk niet dat de verlenging van dien
termijn, des noods op iets minder dan 25 jaren, zulke bezwa
ren zou na zich slepen. Veeleer gelooft hij dat uit den te-
genwoordigen toestand herhaalde leeningen zullen voort
spruiten. Men zie voorts niet voorbij, dat de door het gewest
opgeofferde rente een nieuw kapitaal vormt, hetwelk tie
schoonste interest oplevert, namelijk bevordering van provin
ciale welvaart.
De heer van den Bosch zegt steeds in de meening te hebben
verkeerd dat het in 1852 aangenomen beginsel tot het ver
strekken van rentelooze voorschotten uitmuntend werkte;
plotseling hoort hij thans bezwaren daartegen inbrengen; hj
is onvoorbereid daarover aanstonds te beslissen. Intusschen
springt hem het groot verschil in het oogtusschen eene terug
gave in 25 of in 13 jaren, en hij gelooft dat die verandering
geen aanbeveling verdient. Men verheze niet uit het oog dat
het nimmer de bedoeling was dat de provincie wegen zou
aanleggen, maar wel dat de spreuk: help uzeiven werd in
toepassing gebragt, en inen alsdan de behulpzame hand leen
de. De gevolgen van het voorstel acht hij onberekenbaar en
de terugkeer tot een verbloemd subsidie.
De heer Fokker beantwoordt nog kortelijk den heer Hom-
bacli
De heer Vis bestrijdt daarna mede het voorstel, welks
aanneming hij doodel.jk zou achten voor de zelfwerkzaam
heid der besturen enz. liet thans bewandelde pad levert
bereids zulke verblijdende uitkomsten op, en het opent door
den tijd aan allen het vooruitzigt om geholpen te worden,
zoo dat hij het verlaten daarvan zou betreuren.
Het voorstel van den heer F. van Deinse wordt hierop in
omvraag gebragt en verworpen met 23 tegen 10 stemmen.
(Vóór hebben gestemd de heeren F. van Deinse, Ham
macher, Egberts Risseeuw, Blaaubeen, Hoelands Janssen,
Kakebeeke, Benteyn. Pierssens, de Cusembroot en Houibach.)
Thans worden de beraadslagingen geopend over de voor
stellen van gedeputeerde staten.
De heer Lantsheer verklaart daarbij, en later vereenigen de
heeren Cau en de Jonge van Ellemeet zich geheel daar mede,
dat. hij aan deze voord ragt zijne stem niet kan schenken. In
1852 stelde men een maximum van teverleenen voorschot
ten vast, en thans gaat men dat met eene partieele leening
voor het te kort komende vermeerderen. In volgende jaren
kan er weder meer aangevraagd worden dan in de kas terug
vloeit, en sluit men dan telkens eene kleine leen.ng? II j zou
de voorkeur dan nog geven aan eene groote leening naar een
vast beginsel.
De heer Hammacher verklaart zich ook nog nader voor
eene getrouwe, maar dan ook volledige naleving van het in
1S52 aangenomen stelsel.
II erna komt in behandeling het eerste onderdeel dier voor
stellen, om namelijk voor rekening der p ovincie eene geld
leen.ng aan te gaan van f2S0U0a 4 pet., af te lossen van 1
januarij 1881 tot 1 jan narij 1-885.
Nadat de heer Fokker nog kortelijk herinnerd had dat ge
deputeerde staten met het voorstellen dezer gel dl een in g juist
gemeend hebben te voldoen aan liet herhaaldelijk door de
vergadering uitgedrukt verlangen, vraagt de heer Verhagen
of de geruchten waarheid behelzen dat de aanvragers van liet
voorschot vooreen der met Belgie corresponderende wegen,
voorshands geheel bevredigd zouden z;jn met de toezegging
\an latere hulp.
De oorzitter zegt die waag niet te kunnen beantwoorden,
en voorts betuigt h j. even nis de heer Fokker, dat dit voorstel
is gegrond op het herhaaldel jk kenbaar ge naakte verlangen
der staten om, b j meerdere aanvragen, eene leening te sluiten.
Na nog eenige discussie wonlt het voorstel tot het aangaan
der geldleening aangenomen met 21 tegen stem nen. (Te
gen stemden de heeren Buteiix, van der Have. Egberts Ris
seeuw. Kakebeeke. Cau, Lantsheer, de Cusembioot, Fokker
en de Jonge van Ellemeet.)
Achtervolgens worden hierna in behandeling gebragt de
onderdeelen van het voorstel, om rentelooze voorschotten
toe te kennen als volgt, aan
a. gemeente Arnemuiden, voor den weg van
daar naar Middelburgf 2700,
I. A. B. Carprcau en A. M. Lip] ens, voor den
weg van Schoondijke naarSasput 10,000,
c. idem. voor d.en van de Dr.e Schouwen, bij
Axel, naar de grens bij Moerheke10,000,
d. gemeente Philippine, voor de Posthoorn
straat 4833,
e. Grooten Iluissenpolder, voor een daarin
gelegen weg. 0900,
Zaatnslag-polder. voor idem5880,75
g. gemeente Brouwershaven, voor idem. 1700,
h. polder Stav enisse. voor idem31-75.01
De vergadering vereenigt z.ch met al die posten, wat de
eerste, vierde en achtste betreft met algemeene stemmendie
onder b met 29 tegen 4 stemmen (vrd de heeren van der Have.
Snijder, Kakebeeke en tie Casenibrootdie onder c met 31
tegen 2 stemmen (van de heeren van der Have en Kakebee
ke); «lie onder e met 30 stemmen tegen 1 (van den heer van
der Have); die on der/" met 32 stemmen tegen 1 (van den heer
Fokker,) en die onder g met 19 tegen 14stemmen. (Tegen
stemden de heeren Verhagen, Vis, F. van Deinse, de Smidt,
Mazure, Bybau. Hoelands Janssen, Kakebeeke, Lantsheer,
Benteyn. Pierssens, de Casenibroot, de Jonge van Ellemeet,
en Ilo.ubach.)
Alleen de derde, vijfde enzesde post gaven tot discussie
aanleiding.
Ten opzigte van den weg van de Drie Schouwen naar de
grenzen vestigde de heer F. van Deinse de aandacht van ge
deputeerde staten op het zijns inziens wenschelijke, dat d e
weg ook Overslag en Zuiddorpe aandoe, waardoor men
regtstreeksche gemeenscha]) met Belgie zal hebben.
De heer van Ciders w.l dit denkbee'il niet bestrijden, maar
hij gelooft, met het oog op het bestek, dat zulks kostbaarder
en tijdroovender zal zijn.
De heer van Eek verklaarde dat de bedoeling der onderne
mers zal zijn Koewacht aan te doen, en «le aansluiting aan
Overslag zou (lusten koste van die gemeente bereikt worden.
Met betrekking tot het voorschot aan den Zaamslagpolder
verklaart de heer Fokker dat hij tegen de leening gestemd
heeft, omdat (Le buitengewone maatregel veroorzaakt wordt
door de inwillig.ng van dit verzoek, hetwelk alleen strekt om
het kapitaal voor den reeds tot stand gekomen weg te spoedi
ger te kunnen aflossen. Kon men dat bestuur, dat zelf han
den aan het werk sloeg, uit de gewone middelen helpen, dan
ware hij daarvoor zeer gestemd, maar de tegenwoordige toe
stand wettigt zijns inziens geene buitengewone maa'.regelen.
De heeren van Ciders en van Eek betoogden echter dat juist
het bedoelde polderbestuur, dat, in afwachting van latere
hulp, reeds zelfstandig begon te werken, te meer aanspraak
beeft op ondersteuning.
Bij de toe te kennen hulp aan de gemeente Brouwershaven
betoogden de heeren J. L de Jonge en Cau. naar aanleidin»
eener in het algemeen verslag voorkomende opmerking, dat
slechts een deel van den beoogden weg ter lengte van 110 el
O]) een meestoof uitloopt, en alzoo str.kt genomen minder
regtstreeks in het algemeen belang zou zijn. doch het groot
ste deel, van 55Oei, is bepaaldelijk een neg ten algemeenen
nutte.
De heer V erhagen verklaarde die gelegenheid aan tegrijpen
om openlijk zijn leedwezen te betuigen, dat er op die wijze
misbruik wordt gemaakt van het oorspronkelijk doel der ren
telooze voorschotten. IIj meent dat het niet zonder voor
beeld is «Int op gelijksoortige wijze gedeelten van wegen in
het belang van particul.eren als het ware itigesmokkeld wor
den bij andere.
De voorzitter legt hierna over, een nader door denbeer
Hotubuch schriftelijk bij hem ingezonden en behoorlijk onder
steund voorstel, strekkende om gedeputeerde staten te mag-
tigen. voor het geval dat de aanvragers van het renteloos
voorschot voor den weg van Hulst naar de Paal (thans ge
vraagd tegen teruggave in 25 jaren) wijzigingen in den termijn
van aflossing kunnen brengen, alsdan het aangevraagd rente
loos voorschot van f 3fi,00U toe te staan, en de te sluiten nego
tiate met die som te verhoogen.
ü.t voorstel wordt door den voorzitter in behandeling ge
bragt. als amendement op dat van gedeputeerde staten, om
bedoelde aanvrage niet in te w.lligen, en geeft aanleiding tot
vrij langdurige discussie.
De heer Uombach. en daarna ook de heer F. van Deinse.
betoogen dat de eenige reden voor de niet inwilliging dezer
aanvrage hun toesch jntte bestaan in den voorgesleldeu ter
mijn van teruggave. Z j wenschien dus de aanvragers thans
nog te gemoet te komen, als zij genoegen nemen met den ter
mijn van 13 jaren.
De heer de Jonge van Ellemeet betoogt het groote gewigt
van het onderwerp, waaromtrent h j gaarne vooraf advies van
gedeputeerde staten zou inwinnen; hij vindt althans geen
vrijheid daarop aanstonds te beslissen.
De heer van der Bilt verklaart zich len sterkste tegen de
aanneming, hetwelk hij een zeer gevaarlijk antecedent zou
achten.
Nadat nog eenige sprekers het woortl gevoerd hadden,
werd het amendement van den heer Hoiub.«t'li verworpen met
23 tegen b stemmen. (Vóórstemden de heeren van Eek, F.
van De.use, Blaauheen, van Citiers, Hoelands Janssen, Droo-
kers. P.erssens en Hombach.j
Daarop werd het voorstel van gedeputeerde staten, om op
deze aanvrage afwijzend te beschikken aangenomen met 24
tegen 'J stemmen. (Van de heeren F. van De.use, ILuumacher,
Blaaubeen, van Citters, Hoelands Janssen, Kakebeeke, Dron-
kers, P.ersseusen Hombach.)
Vervolgens zijn met algemeene stemmen goedgekeurd de
hiermede in verband staande voord ragt van gedeputeerde
stalen tot wijziging der provinciale begrooting voor 15G1, en
naartikelsgevv.jZe behandeling, ook het plan voor de te doene
geldleening.
l)e v oorzitter legt alsnu over een bij hem, staande de ver-
gadering. ingekomen schrif.el.jk en behoorl.jk ondersteund
voorstel van den heer J. L. de Jonge, strekkende tot wijziging
van art. Ibal.nea2, van het nog van kracht zijnde polder-
reglemeut. Hij stelt voor, om den voorsteller toe te laten tot
de toel.chting hiervan, in eene op morgen ie houden zitting.
De heer F. van Deinse wensrhie de behandeLng thans nog
te doen plaats hebben, waartegen de voorzitter echter zwarig
heid meende te moeten maken, uit hoofde hel nagenoeg mid
dernacht was, en het h±er een onderwerp geldt van hoog be-
lang.
De heer Fokker vermeent dat het doel van den voorsteller
even goed zal bereikt worden, wanneer hij wordt toegelaten
tolde toelichting in de aanstaande zomervergadering.' De
v erlangde wijziging heeft, meent h.j. betrekking op het verbod
om dijken te doen beweiden van 1 november tot I april, en
dus zou de maatregel toch niet vóór 1 november 1861 effect
kunnen surte.en.
De heer JL. de Jonge betuigt zijn leedwezen, niet thans
nog zijn voorstel te kunnen toel.chten, omdat hij alsdan juist
vermeende dat gedeputeerde staten den tijd tot de zomerver
gadering konden besteden om het onderwerp te onderzoeken.
Inde gegevene omstandigheden ziet hij zich echter genood
zaakt zijn voorstel nu in te trekken.
Hiermede alle te behandelen onderwerpen afgeloopen zijn
de, wordt besloten de verdere executie van al de genornene
besluiten, even als het resumeren der notulen van de tegen
woordige zitting, op te dragen aan gedeputeerde staten.
De voorzitter sluit daarna deze najaarsvergadering der
provinciale staten, in naam des konings.